Vroemvroemm tot Broome

Het is, voor zij die hier nog niet geweest zijn, moeilijk zich voor te stellen hoe lang de kilometers zijn in het westen van Australië. Hoe uitgestorven de streek is, op de roadhouses (tankstations) na. Zeker als je 'beschaving' meet in het aantal McDonalds-en is het hier prehistorie. McDonalds staat nu al een paar maand synoniem met WIFIEE!, zij hebben er altijd, en altijd gratis. Zij zijn geen vloek van het globalisme, maar verstrekkers van een levensnoodzakelijke behoefte in een land waar je voor alles (duur) moet betalen. Ik dank de Heer McDonald op mijn blote knieën. Dat ik daardoor vol rood stof hang, die overal aan blijft plakken, kan me niet schelen. Misschien dat ik met nog een kniebuiging kan vragen om tussen het pietluttige stukje dat Geraldton en Broome scheidt ergens een nieuwe vestiging te maken…? Tijdens de meer dan 2000 km tussen ons vorig contact met de buitenwereld in de McDonalds van Geraldton en die van nu in dezelfde hamburgerketen in Broome kregen we via AM golflengte nu en dan wat krakend nieuws te horen van ABC radio, maar dan vooral geklaag over de Australische regering. West - Australiërs hebben de neiging zich de hele tijd benadeeld te voelen over elke beslissing in Canberra. Eigenlijk hebben ze vooral schrik hun rijkdom te moeten delen met de andere Australiërs, met wie ze maar weinig gemeen hebben. Na duizenden kilometers in hun territorium vind ik dat al lang niet meer verwonderlijk. Wat ik wel nog verwonderlijk vind, is hoe zo'n gigantisch continent in godsnaam 1 land kan blijven. Het lukt België, de grote van een Nationaal Park hier, niet eens. De provincie West Australië ligt dan ook nog eens compleet afgezonderd van de rest van het land. Een grens van duizend kilometer woestijn is niet veel beter dan duizend kilometer oceaan.

We wilden naar de Westkust gaan na het lezen van reacties die het altijd maar hadden over die prachtige, ongeschonden, veel minder toeristische kant; zij die ook naar de Oostkust geweest waren duidden de Westkust aan als hun favoriet. Je had er net als aan de andere kant reefs om te snorkelen en gouden zandstranden, zonder de drukte.
Waren we niet naar Coral Bay gegaan zou ik nu zeggen: bullshit. Willen al die Westcoastlovers alleen maar opscheppen dat ze toch maar tot deze uithoek zijn geweest? Want hoe mooi het snorkelen in Coral Bay ook was, tot dan toe zagen we maar weinig redenen om op te scheppen over de schoonheid van West Australië. Nu en dan bezochten we mooie plekken, waarover Maarten net geschreven heeft. Maar de afstanden ertussen, de onvriendelijkheid van sommige mensen, en het gebrek aan variatie in het landschap waren een hoge tol.

Gelukkig veranderde dat toen we na een paar dagen strandluieren in Coral Bay koers zetten naar het inlands gelegen Karijini NP. De her en der verspreidde termietenheuvels waren de eerste bulten die we zagen in het landschap en we vergaapten ons aan hun schoonheid. Het was zo lang geleden dat we iets zagen hoger dan een mierenhoop; de meterhoge reuzen waren heel wat.  Het landschap werd mooier en mooier, net als tijdens de rit naar Uluru. Felle rode kleuren met groene tufjes 'Maartenhaar' kleurden de heuvels. Boven ons cirkelden black kites en nu en dan een wedgetailed arend. Een paar uur later pletterde er plots een sprinkhaan op onze voorruit dood, gevolgd door nog een, en nog een. In een paar seconden belandden we in een echte sprinkhanenzwerm. Het regende sprinkhanen, 2 km lang. Ongelooflijk. Even snel als ze gekomen waren, verdwenen ze weer.

Cowboy Maarten en een termietenhoop
Dit kleine broertje van de Komodovaraan kwamen we toevallig tegen
Ook roadtrains zorgen voor reliëf in het landschap
Rood, groen, blauw, geel. De kleuren van Australië
Erg tevreden over deze dag kampeerden we onder een drukke sterrenhemel in Bushtucker's land. De volgende dag reden we verder tot Tom Price. Dat is geen zanger, maar de westelijke toegangspoort tot Karijini. De weg erheen verveelde geen moment. Groot was onze verbazing toen we vlakbij Tom Price verkeerd reden en in een Neighboursachtige verkaveling (bijna identiek aan die bij ons) terecht kwamen.
Zoals bij elke stop in een dorp dat groter is dan een tankstation sloegen we hier de nodige voorraad in om de komende dagen in het park niet te verhongeren. Onze auto moest het echter zonder eten stellen want de plaatselijke pomp was leeg. Met andere woorden, we zaten vast in Tom Price.

We probeerden ons daar bezig te houden door de Mount Nameless op te rijden. Voor de naam alleen al zou je erheen gaan, maar volgens ons reisboek zou er ook een mooi zicht op de top zijn. Wij waren voorbereid op een steile rit, maar onze 4x4 niet, en na een paar minuten rook ik een verbrande lucht die weinig goeds voorspelde. Wachtend tot onze oververhitte motor een beetje zou afkoelen in de felle zon probeerden we af te wassen (dat was er nog niet van gekomen) maar we moesten een paar keer achter wegrollend bestek hollen.

Mount Nameless houden we dan maar voor een andere keer.

Die avond vonden we een prachtige kampeerplek langs een meer, Kings Lake genaamd. Echt heel mooi… Ware het niet dat er overal borden stonden die in grote letters op het gevaar wezen van het giftige water. Gelukkig valt de ongezonde toestand van het meer niet op bij maanlicht. Zo zie je maar hoe foto's kunnen bedriegen.

Het feërieke licht verduistert de gifgroene wateren
Toen er de volgende morgen nog steeds geen diesel te krijgen was besloten we onze route te veranderen en via Wittenoom het park in te rijden. Zo was het een 200 tal km tot de volgende pomp, dat moesten we net halen. Op die manier konden we ook al een stukje van het park doen, dat normaalgezien te ver om is: de Hamersley Gorge.

We bleken al gauw de juiste beslissing genomen te hebben. De kloof was prachtig en je kon er heerlijk zwemmen. De rotsen golfden rond de poolen waarin talloze vissen zaten. Zeker de ommetoer waard!

Hamersley "love" Gorge
Stoere backpackers duiken het koude water in
De prachtige lijnen van het gesteente deel 1
en deel 2
Toen we in de buurt van Wittenoom kwamen, stonden er weer van die borden die wezen op gevaar voor de gezondheid. Deze keer kon je longkanker krijgen van de blauwe asbest die hier tot de jaren 70 werd ontgonnen. Karijini NP heeft een mooie, maar blijkbaar gevaarlijke omgeving. We vertrouwden op ons reisboek dat zei dat er geen gevaar meer was, en reden de hel binnen langs een schitterende de weg die de uitlijnen van het park volgt. Alle pijlen naar Wittenoom bleken systematisch verwijderd. Vreemd dat ze het dorp op die manier proberen uit te wissen, maar het wel nog op de kaart van het NP zetten. Ons boek dateert uit 2008, en sindsdien is er heel wat veranderd. In 2011 is er geen Wittenoom meer. Een dorp, gelegen op een prachtige locatie vlakbij de kloven van het park, helemaal verlaten. Opeens waren we het niet meer zo zeker van dat asbest.

The Road to Wittenoom
Het enige wat in Wittenoom nog enigszins recht stond
Ruim voor zonsondergang installeerden we ons op enkele kilometers van de oostelijke ingang van het nationale park. Daar zaten echter zoveel vliegen dat we nog eens ons muggennet onder het stof vandaan haalden. Het zag er heel grappig uit, (gelukkig stonden we niet in het zicht van de hoofdbaan) maar was wel doeltreffend. Zonder dat net konden we onmogelijk eten. Het beviel ons zo goed dat we besloten een open air cinema avond te houden. De film 'Australia' trekt op niet veel maar vanonder een muggennet met daarboven een prachtige sterrenhemel, genoten we toch van de herkenbare landschappen. Bij een bepaalde scène riepen we samen: 'Bungle Bungles! Daar gaan we nog naartoe!'
Zonsondergang vanaf onze campeerplaats
Maarten trots onder zijn muggennet-constructie
De volgende morgen verlieten we snel ons plekje voor de vliegen het in de gaten kregen en kwamen vroeg in het Karijini NP aan. Natuurlijk was alles daar nog dicht. Gelukkig hadden we opnieuw een afwas en nog een paar andere dingen om te tijd te rekken tot de toiletten open gingen. Onder andere discussiëren over het nut van ingang betalen. Je kan gemakkelijk vals spelen want je wordt verwacht geld in een envelop te steken. Ik ben van mening dat als ze te lui zijn iemand aan de ingang te zetten die geld ontvangt, en je dan allerlei info geeft, je daar je voeten aan kan vegen. Ze zijn zelfs te lui om te controleren of je dat envelopje wel hebt. Een ranger kom je bijna nooit tegen, die zitten liever in het visitorcenter. Want daar gaat duidelijk al het entreegeld naartoe, en niet naar het onderhoud van het park. Die centers zijn telkens een architecturale parel, maar wij gaan er nooit binnen omdat ze zo laat openen en vroeg sluiten. Bovendien geven ze vaak verkeerde informatie. Het geld investeren in betere wegen, wandelpaden, watervoorziening, toiletten, picnictafels of parkings staat duidelijk niet op de agenda. De wegen zijn altijd beter buiten een NP, zelfs de gratis campings langs de autostrades zijn beter. In de VS moet je ook betalen om een NP binnen te mogen, maar daar is de infrastructuur wel wat anders. Hier gaat het geld ook niet naar het personeel, anders zouden ze zich niet verstoppen achter hun chique bureaus. Ik zou die 11 dollar veel liever aan een arme aboriginal geven, of aan een goed project. Maar Maarten volgt altijd de regels strikter dan ik… Dus hebben we maar netjes gepast 11 dollar in die stomme envelop gestoken.

Uiteindelijk was dat voor wat je te zien kreeg een koopje. Daarmee bedoel ik alleen op het spektakel die de natuur daar heeft neergezet. Diepe bloedrode kloven, met op hun randen gevaarlijk balancerende eucalyptusbomen, en heel diep beneden een kronkelend riviertje. Als je afdaalt wordt het nog mooier. Dan kan je de structuur van de rotsen goed zien. De lagen die er miljoenen jaren geleden zijn ingesleten laten prachtige vormen na. In de Hancock kloof wilden we tot Kermits Pool wandelen, maar het was eerder klauteren. Nu en dan moest je ook water door, en als een spin door nauwe kloven kruipen. Allemaal glibberig uiteraard, dus het was een heel avontuur. Maar erg leuk.

Hancock Gorge zoals de black kites het zien
En zoals Kermit de kikker het ziet
We daalden ook af in de Knox gorge. Die was veel breder dus gemakkelijk te bereiken. Hier zaten we lang te genieten van de zon, de vissen in de pool en de stilte. Die stilte was er enkel omdat we het voorgeschreven wandelpad aan ons laars lapten en een andere richting insloegen. Het was een zaterdag en dus druk.

Van het pad afgedwaald in het paradijs van Knox Gorge
Daarbeneden hadden we eigenlijk moeten lopen

De andere 2 kloven, de Kalamini en de Dales gorge, bekeken we zoals de meesten een kloof bekijken: vanop het viewing platform. Het zou snel donker worden. De Dales gorge zag er schitterend uit in het laatste zonlicht.

De wanden kleuren donkerrood in het licht van de zinkende zon
Karijini was onze laatste stop voor Broome, slechts een 800 km verderop. Samen met een hoop roadtrains togen we op weg. Tot Port Hedland waren er meer roadtrains dan gewone auto's. Hun 42 wielen daverden langs ons heen. Aan 80 per uur kan dat gebeuren. Ondertussen ben ik al aan die topsnelheid gewoon, en als we dan eens boven de 90 rijden lijkt alles veel te snel te gaan. Bij het volgende smogalarm op de E40 ga ik alleszins niet meer vloeken. 80 of 90 per uur is zoveel economischer, en je raakt ook op je bestemming.

Onze nieuwe hobby, wielen tellen van de road trains, hier 42.
Port Hedland reden we enkel binnen omdat we geïnteresseerd waren in hun supermarkt. Tot Broome, een 600 km, zou er geen meer te vinden zijn. Op de lange weg naar Broome waren de hoogtepunten: de 2 kamelen langs de weg, de kangaroosteak die we smakelijk verorberden, nu en dan een mooi landschap, een omgevallen jeep en een koppel Hollanders die we overal tegenkwamen.


De schoonheid van de zonsondergang contrasteert fel met de vriendelijkheid van het personeel in dit roadhouse

Net als het land zijn de treinen hier van uitzonderlijke proporties

klaar voor een hapje kangoeroe terwijl de trein nog steeds in de achtergrond davert
Na een namiddag McDonaldsen hadden we nog niks van Broome gezien, en zetten ons kookinstallatie (niet veel van voorstellen) neer in het lokale stadspark. Toen ik even weg was om wat handdoeken te wassen bleek Maarten innig bezig met een Aboriginal vrouw. Nieuwsgierig kwam ik dichterbij, en zag dat hij eigenlijk aan het vechten was om het zoutvat en de olie uit haar handen te pakken. Catherine wilde es tonen hoe je moest koken. Nu hebben Aboriginals een goede reputatie als het op koken aankomt met producten uit de bush, maar als die uit de supermarkt komen is het duidelijk veel minder. Na 2 minuten 'hulp' was ons gerecht om zeep, al vond Catherine het erg lekker. Ik vraag me nog steeds af of ze compleet gek was, of gewoon Aboriginal. Alleszins was ze heel enthousiast en riep meermaals 'I want you!', en moesten we allebei mee naar haar familie in het zuiden (waarbij je moet wijzen in de respectievelijke richting, anders begrijpt ze het niet). Ze vond het ook heel raar dat we elk uit een bord aten, en dat we alleen in Broome waren om dingen te gaan bezien. Maar misschien heb ik het gewoon verkeerd begrepen, het was niet gemakkelijk om iets op te maken uit haar woordenstroom. Toen we merkten dat het woord 'family' haar helemaal in lichterlaaie zette, vroegen we welke taal ze met haar family sprak. Ze zei 'Yes yes, we talk a lot in the family!'. Ok...

Toen Catherine's buik volgegeten was ging ze languit in het gras liggen 'to relax' en konden wij naar de plaatselijke cinema gaan. Daar speelden ze 'Mad bastards'. De affiche zag er leuk uit, maar ik had over de kleine lettertjes gekeken die waarschuwden voor gewelddadige en lokale taal. We lagen languit in de strandstoelen te gapen naar een groot scherm waar gecko's dol op zijn, terwijl nu en dan een vertrekkend vliegtuig oorverdovend over ons hoofd scheerde. De Leuvense Terrasfilms op z'n Australisch. Het ging over een man die van Perth tot Broome reisde (toevallig), maar dan eerder met zijn vuisten dan met de campervan. Gelukkig begrepen we de helft van wat hij zei voor geen meter. De Aboriginals waren zelfs beter verstaanbaar. De film maakte ons dubbelzinnige gevoel over West Australië alleen maar erger. Deze regio heeft zoveel mogelijkheden (wie snel rijk wil worden moet echt naar hier komen), maar is tegelijk zo achterlijk. Op de radio hoorden we nog iemand zeggen dat ze hier nog nooit van de klimaatopwarming hadden gehoord. Huh, en de gevolgen ervan zijn vooral hier duidelijk! Denken die mensen dan niet na? De Australische regering is gisteren eindelijk in actie geschoten om iets te doen aan de klimaatopwarming. Er zullen taxen op CO2 gehoffen worden. Als bij wonder werd het hier niet meteen een rel, maar begrijpen ze dat het een noodzakelijkheid is. Hoewel er toch mensen zeiden 'I don't belief global warming is a man made problem'. De mensen leven hier echt in de vorige eeuw. Er is nog veel werk in West Australië.

2 opmerkingen: