New South Wales en Canberra

We keren terug naar de kust een goede 100 km ten zuiden van Sydney. De eerste plek waar we stoppen heet Kiama. De trekpleister is een blowhole. Dit is een opening in de rotsen vlak bij de kust. Telkens de zee een hoge golf in de grot onder het gat stuwt spuit er een grote waterstraal omhoog. Het is een spectaculair schouwspel en de zee krijgt zowaar af en toe applaus van de toekijkende toeristen als ze een straal extra hoog doet opspatten. Even verderop ligt in de rotsen uitgehouwen het plaatselijke openluchtzwembad. Bij heel hoog water spatten de golven schuimend over de rand. Veel veiliger hier te zwemmen dan in de oceaan want de stroming is veel te sterk en af en toe zakt er wel eens een haai zo zuidelijk af. Sydneyers hadden ons op de Franz Josef gletsjer in Nieuw Zeeland aangeraden ook naar Jervis Bay te gaan. Op de uiterste punt van de baai ligt een Nationaal Park. Het bord aan de ingang lijkt niet zo veelbelovend. We keren onze camper dus maar om en slaan op goed geluk af bij het eerstvolgende strand. Dat blijkt een goede beslissing. Het zand is parelwit de zee azuurblauw en kalm kabbelend. We maken onze tenen nat en voelen ons in het paradijs. Er is echter geen plek om te kamperen, dus willen we voor het donker nog even verder. Het volgende strand waar we een kijkje nemen heet Mollymook en is het favoriete strand van Stephen (onze gids in Sydney). Hier beukt de oceaan opnieuw met enorme golven in op het goudgele strand. Ideaal voor surfers die door de golven scheren. Even later komen er andere waterkunstenaars hun kunnen tonen. Een familie tuimelaars (dolfijnen) duikelen door het water.
Schuim en gebulder in de blowhole van Kiama
Zwemmen op de rand van de oceaan
De volgende ochtend starten we vroeg aan een wandeling in de omgeving van Pebbly Beach. Elke Australiër die we kennen raadde deze plek aan om kangoeroes te zien. Maar op het strand is er niet een te bekennen. Even later zien we hoe dat komt: aan een huisje langs het pad heeft iemand een bussel eten voor hen neergelegd. Zeker dertig kangoeroes van alle groottes zitten er op hun gemak te kauwen. We staan zeker een kwartier te kijken hoe grappig ze springen, met hun oren draaien bij een plots geluid, elkaar opzij duwen om een lekker hapje te bemachtigen. Later zullen we er nog veel zien, echt in het wild languit te rusten in de zon of eten aan het zoeken tussen de bush. De wandeling leidt ons door een mooi kustwoud. De eucalyptusbomen toornen als majestueuze zuilen hoog boven de grond en ondergroei uit. Die ondergroei bestaat uit varens, stekelig gras, palmboompjes en voor ons onbekende struikjes. Hier en daar zwelt een dieprode termietenheuvel als een meter hoge wrat op. De geur van het bos doet mij denken aan de sauna. Het is nog vroeg dus gelukkig helemaal niet zo warm als een sauna. We hebben zelfs een trui nodig om het niet koud te hebben. Het is hier immers al volop herfst.
Een feestmaal voor de grijze kangoeroes
We keren onze steven opnieuw richting binnenland. Naar de hoofdstad, Canberra. Het is een nieuw aangelegde stad in verschillende wijken van concentrische cirkels. Op plan best mooi, maar een hel om je weg met de wagen in te vinden. Bovendien is de bewegwijzering slecht. Om links af te slaan, wat hier waar ze links rijden eenvoudig zou moeten zijn, moet je soms rechts voorsorteren en dan langs een tunnel onderdoor. We komen toch op tijd aan het Nationaal Oorlogsmonument aan om nog net de sluitingsceremonie met last post mee te maken. Vooraf wordt het publiek opgewarmd door het helse gekrijs van de kaketoes die op de koepel zijn neergestreken. Het uitgebreide museum dat er bij hoort kunnen we pas de volgende dag bezoeken. We zijn trots dat er ook een deel over Ieper en de slag bij Passendaele gaat. We fronsen wel even onze wenkbrauwen als we een gids het foutief een deel van Frankrijk noemt waar ze het eerst toch over België had. Het museum is echt overweldigend, maar op den duur raken we gedeprimeerd van al dat oorlogsgeweld en die nutteloze gesneuvelden. Voor de Australiërs is vooral WO I  en de slag bij Gallipoli in Turkije belangrijk. Dat is de eerste keer dat ze zich als een natie gingen voelen, onafhankelijk van het Verenigd Koninkrijk. We nemen ook nog een kijkje in het futuristische parlement. 
Een papaver steken bij een gesneuveld familielid
Een diorama van Ieper tijdens WO I in het museum van Canberra
Vervolgens trekken we opnieuw de bergen in, naar de hoogste bergketen van het land: de Snowy Mountains. We willen graag de Mount Kosciuszko, de hoogste top van het land 2226 m hoog, beklimmen in het gelijknamige Nationaal Park. Het is het duurste nationaal park van het land. Voornamelijk omdat het zo populair is om te skiën. Heel wat toppen worden ontsiert door de ski-infrastructuur, maar voor de Australiërs is dit de enige plek in het land waar ze kunnen skiën. De wandelinfrastructuur is veel minder verzorgd. Op de belangrijkste vertrekpunten is nauwelijks parking of je moet eerst een dure skilift nemen. Er zijn geen bruggen over de rivieren. Enkel stenen waar je van de ene op de ander moet springen nadat je eerst tot aan je enkels door de modder hebt moeten waden tot aan de rand van de rivier. Bovendien ontbreken er hier een daar stenen. Ik geraak met mijn lange benen min of meer droog op de ander oever, zodat ik stenen kan halen om de oversteek voor Eline te vergemakkelijken. Enkele dagen eerder heeft het gesneeuwd in het park en de toppen liggen er nog wit bij. Geleidelijk aan klimmen we omhoog en neemt de sneeuw naast het pad toe. En nadien ook op het pad totdat je tot halverwege je knieën wegzakt. Het pad is ook niet aangeduid, je kan het enkel herkennen als een onafgebroken slang van sneeuw. Als we op een bergkam komen begint de wind op ons in te beuken zodat we scheef moeten lopen om niet omgeblazen te worden. Het dichte wolkendek maakt bovendien dat je nauwelijks iets ziet. Na een halfuur ploeteren besluiten we maar terug te keren. Op die manier wandelen is echt onverantwoord. Geen aanrader dus de Mount Kosciuzko, tenzij het mooi weer is of je wilt gaan skiën.
Het dicht gesneeuwde pad op weg naar Mount Kosciuszko
We zijn de Australische bergen en de koude daar beu, dus keren we maar terug naar de kust, naar het Ben Boyd National Park. De oceaan heeft langzaam de zachte zandsteenrotsen uitgesleten tot bolle vormen. De kleuren doen denken aan een herfstwandeling in het bos. Op de zandig baaien tussen de kliffen vinden we paua-schelpen. Met hun blinkend parelmoeren binnenzijde lijken het juwelen. We staan extra vroeg op om de zonsopgang te zien spelen op de kliffen, maar de wolken strooien mist in onze ogen. Dan maar een snel bezoekje aan Eden. Vroeger was dit een basis voor de walvisvaarders, nu is het een mondaine badplaats waar enkel nog een museum aan dat bloederige verleden herinnert. We zijn echter ruim wee uur voor openingstijd hier, bovendien zijn we eigenlijk niet zo geïnteresseerd in de walvisjacht dat we twee uur willen wachten. We laten New South Wales dus voor wat het is en rijden Victoria binnen. Maar wat we daar zien is voor de volgende keer!
De oceaan beukt in op de rotsen van Ben Boyd NP
De minimale zonsopgang in Ben Boyd NP

Sydt(n)ey - trip

Aankomen op een vrijdagavond in Sydney vanuit Nieuw Zeeland waar men al om 8 u 's avonds gaat slapen is op z'n minst gezegd een cultuurschok. Onze sandalen vielen plots enorm uit de toon tussen al die designerschoenen. Al dat stadsgeweld waren we niet meer gewoon - wie het bericht van Maarten over de Catlins heeft gelezen begrijpt waarom - en we zagen een beetje tegen ons driedaags verblijf op.
Maar een paar uur later had het hippe, trendy, multiculturele Sydney ons hart gewonnen. Aan alles merkten we dat Australië een heel andere ervaring dan Nieuw Zeeland zou worden. 
Eerst en vooral zijn er de talloze vogels die in de stad rondvliegen, meer dan in de bossen van Nieuw Zeeland. Prachtige exemplaren in felle kleuren, met vreemde bekken en liederlijk gezang. Het vogellawaai overstemt zelfs het verkeer! En dat wil wel wat zeggen; om een idee te geven van de verkeerschaos: we zaten 2 u op het vliegtuig van Christchurch richting Sydney, en net niet evenlang in de file van de luchthaven naar ons hotel. 

Na de vogels zijn de meest opvallende inwoners van Sydney de Aziaten. Dat Australië dicht bij Azië ligt laat zich merken. Gelukkig brengen zij hun lekkere eten mee; we gingen elke avond eten in Chinatown. Het lekkerste dat we daar voorgeschoteld kregen was ongetwijfeld in een Maleisisch restaurant, dus we denken er al aan vanuit Indonesië misschien ook even Maleisië aan te doen :-).  
Sydney is niet alleen aangenaam omdat je er lekker en goedkoop kan eten, er hangt over de hele stad die sfeer die je bij ons alleen op de Oude Markt tijdens een zomerse dag vindt. Iedereen goedgezind, lachend, en de vrouwen paraderend op hoge hakken en korte rokken. Het hele jaar door is het hier mooi weer en staan er gezellige terrasjes op de stoepen en pleinen. Zeker aan de haven is het aangenaam vertoeven. Onze laatste dag genoten we van een lekkere koffie op het terras van het Operahouse, met zicht op de Harbour Bridge. Geweldig gewoon!
Het Opera House is een prachtig gebouw, zeker van dichtbij
We werden compleet verrast door een fantastisch vuurwerk aan de haven
We hadden maar 3 dagen in deze stad, en die waren goed gevuld. De eerste dag was het slenteren langs leuke straten vol hippe bar's en kapperszaken (ik denk dat er voor elke inwoner wel een kapper is). Ook troffen we er veel boekenwinkels, waar we onszelf naar buiten moesten sleuren of we bleven er de hele dag in rondneuzen. Eentje was wel heel erg de moeite, een doolhof van duizenden boeken waarvan velen er even oud uitzagen als de eigenaar, die van het vele lezen halfblind was geworden. 
Eigenaar van de oudste boekenwinkel van Sydney
Echt ordelijk is het er wel niet...
Toen we rond 2 u op een zaterdagmiddag in het stadspark rondliepen, werden we verrast door een hoop dansende dolgedraaide tieners, die hakkend 'I wanna be your bitch' zongen. Een beetje vreemd misschien, maar dit is tenslotte Sydney. Alles gebeurt er in de buitenlucht. Is het niet dansen, dan is het wel zwemmen in de talloze openluchtzwembaden. Maar voor de vrouwelijke bevolking is het vooral shoppen en paraderen met nieuwe kleren of een nieuw kapsel. Maarten mocht alleszins niet klagen…

Een van de vele opgetutte dames

In de parken hangt het vol vleermuizen

Zoals ik al zei, echt vol!
Op zondag spraken we af met Stephen, die we tijdens de Milford Track ontmoetten. Hij is een geboren Sydney-er, en onze ideale gids. Helaas hadden we die dag het geluk een van de weinig regenachtige dagen te treffen, zodat een aantal geplande wandelingen letterlijk in het water vielen. Maar we hebben onze tijd nuttig gevuld met het eten van Aziatische lekkernijen. En we zagen - hou je vast - Russell Crowe! Mijn eerste live-ervaring met een Hollywoodster. Maarten was niet echt onder de indruk, maar hij had op het vliegtuig niet de laatste nieuwe met Russell Crowe gezien (en ik wel). Toen we langs de school passeerden waar Agnus Young (blijkbaar een gitarist van AC/DC) had gezeten, werd hij toch nog wakker. Stephen had op dezelfde school gezeten.
Stephen en Maarten als kinderen zo blij
We hadden een hele aangename dag met hem en hij vertelde ons allerlei interessante dingen. Bijvoorbeeld over het huis van zijn ouders in Sydney. 30 jaar geleden kochten ze het voor 85.000 dollar, en nu was het 1.100.000 dollar waard. Dat is toch niet te geloven! Het is voor hem en zijn zus onmogelijk een betaalbare woonst te vinden dichtbij hun ouderlijke huis. Hij dacht eraan misschien op termijn naar Nieuw Zeeland te verhuizen, een land waarvan hij erg onder de indruk was. Dat Nieuw Zeeland populair is onder Australiërs hebben we ondertussen al vaker gehoord. Maar eerst gaat hij een paar jaar met zijn Hollandse vriendin in Londen wonen. We gaan hun dus dichter bij huis nog eens terugzien.

Sydney is een aangename grootstad om te wonen. Er zijn een hoop goeie stranden op een steenworp, en op een uurtje met de auto vind je allerlei natuurparken. Je kan dus heel gemakkelijk de drukte van de stad ontvluchten. Dat deden wij al snel, want we hebben niet zoveel tijd om tot Alice Springs (waar we het vliegtuig naar Perth nemen) te rijden. De afstanden in Australië zijn gigantisch. Gelukkig is onze campervan stukken luxueuzer dan die in Nieuw Zeeland. We kunnen het dak verhogen zodat we kunnen rechtstaan, er zijn 2 kookvuren, een hoop opbergkasten, een kingsize bed, een ruime frigo, airconditioning, een lavabo en een manuele switch. Bovendien zijn we verlost van het flashy groen-paars waarmee je zo goed als onmogelijk onopvallend kan kamperen. Er staat zelfs geen naam van een verhuurkantoor op onze witte camionet. We worden alleen afgeleid door een groene sticker op onze voorruit die zegt: 'Medical conditions can cause crashes. Talk to your doctor.' Ik krijg er nog eens nachtmerries van.

Maar dus, volledig incognito, reden we naar de Blue Mountains National Park vlakbij Sydney. Op de radio speelde muziek die lijkt op wat we thuis horen, alleen met andere teksten en zangers. Op een bepaald moment werden we echter verrast door de stem van Marco Borsato, en we zongen natuurlijk lachend en uitgelaten mee. Toen ze erna een reportage uitzendden over een ooit beroemd Hollands schilder werden we wel wat minder enthousiast. Maar je ziet, Hollanders vind je overal. Geweldig!
Tijdens de korte rit naar de Blue Mountains merkte ik opgelucht op dat Australiërs betere chauffeurs zijn dan Nieuw Zeelanders. Misschien komt het omdat de wegen minder bochtig zijn… Het verkeer is alleszins helemaal anders dan bij hun overzeese buren. Veel drukker, nog meer wegenwerken, veel meer verkeerslichten (het valt nu pas op dat er in Nieuw Zeeland eigenlijk bijna nooit verkeerslichten waren), veel meer verkeersborden (de Glen heeft hier precies ook gouden zaken gedaan). Er staan nog niet zoveel flitspalen als op de ring van Leuven, maar het is toch oppassen geblazen. De tolwegen kan je per sms betalen via een knap uitgewerkt systeem van camera's. Maar over het algemeen is de staat van de wegen maar zo-zo. Ze gaan er vanuit dat je een 4x4 hebt, dat is duidelijk. En dat hebben ze hier ook allemaal. Alleen op zondag halen ze hun Porsches uit de garage, op een zonnige voormiddag werden we op een uur tijd door 6 flitsende exemplaren voorbijgestoken. We vroegen ons af hoe ver ze zouden geraken eer ze hun miljoenenmachine in een van de vele putten zouden kapotrijden. Of misschien waren het wel 4x4 Porsches.

De Blue Mountains bevatten een ingewikkeld wandelnetwerk van tientallen paden die slecht aangeduid en slecht onderhouden in elkaar overlopen. Toch slaagden we erin 2 wandelingen te doen die erg mooi waren. De zichten van bovenuit lijken een beetje op een klein Grand Canyon, vol eucalyptusbomen die een blauwe waas aan het geheel geven. We vonden het zeer spectaculair. De Australiërs stonden er met hopen met hun Iphones foto's te nemen. Het is hier Paasvakantie en overal erg druk. 

De prachtige vallei van de Blue Mountains bij avondlicht
In de iets verderop gelegen Jenolan Caves deden we een gegidste tour met een recordgroep van meer dan 40 mensen. Die moesten allemaal door de smalle gangen geperst worden, maar toch was ook dit een absoluut spektakel. We hebben nog nooit zo'n mooie, grote, indrukwekkende grotten gezien. Jammer dat de Australische dollar zo ongunstig staat, anders hadden we meer dan de hoofdgrot bezocht. In een grote open ondergrondse zaal werden we getrakteerd op een muziekspel. De lichten flitsten aan en af op het ritme van filmmuziek van Ennio Morricone. De sfeer had alleszins iets magisch. Blijkbaar doen ze vaak concerten en huwelijken daar. Na 2 u met open mond naar alle vreemde vormen in de grot te staan kijken hadden ze iets voor de uitgang een aantal gangen met flashy kleuren belicht. Dat trok op niet veel, maar leverde wel special-effecten foto's op.
Indrukwekkende formaties in de Lucas Cave
Kleurige belichting

Na nog wat aankopen te doen in de Aldi (jaja, die hebben ze hier! Met elektronica van Medion en al) reden we verder zuidwaarts, door een met herfstkleuren gevuld landschap. Nu is het uitkijken naar onze eerste ervaring met kangaroo's en andere Australische dieren.

De laatste woorden over Nieuw Zeeland, beloofd! (Ps: Bevat tips en tricks)

Ik vond daarnet mijn notities over Nieuw Zeeland terug, en daar staan een paar dingen in die ik jullie niet wil onthouden. 
Eerst en vooral had ik een paar dingen overgeschreven uit de immo-afdeling van de lokale krant in Golden Bay. Deze grappige verkoopsargumenten staan er onder andere in: 
- There are many visits from wild pigs and also the occasional deer
- Portable building with shower & toilet included
- Enough space for an animal or two
- Lord of the Rings country
- Old bungy facilities
- Needs tender love & care
- The start of something special!
- And at this price… We’re talking value for money dear!
De immobiliën in België moeten duidelijk dringend minder saai worden. En stel je es zo'n lapje grond bij ons voor… :
- Perfect for hunting, fishing, whitebaiting, kayaking
- 130 hectares for your very own hunting, shooting, or lifestyle block. Grazing available for 250 sheep
- Spring water

Ik had ook een aantal spreuken bewaard die we langs de weg tegenkwamen. Vooral in het Noordeiland zijn ze hier fan van. Er is de 'drink & DrIvE'; 'Risk taker? Accident maker!'; of zelfs 'Please keep your eyes open while driving' en dan iets verder: 'Thank you'. Onze persoonlijke NZ-spreuk was 'We zijn hier nu toch.' Wat we daardoor niet allemaal gezien hebben! We hebben niet voor niks in totaal 7000 km afgelegd...

Andere populaire en typisch Nieuw Zeelandse dingen zijn een admiratie voor oude spoorlijnen en tunnels, possums doodrijden (the speedbums of New Zealand), 'welkom' in het Maori schrijven (Haere mai), starwars-toiletten (met sprekende stemmen en automatisch na 10 minuten openende deuren - niet bevorderlijk), creatief zijn met brievenbussen, op blote voeten lopen, adrenaline producerende activiteiten, het betrekken van een helikopter bij ALLES, bijenkasten, de 'made in New Zealand'- producten - maar boven alles het  toekennen van awards! Zo goed als elk niks betekenend dorp had plaats gemaakt voor een groot bord met alle 'bezienswaardigheden', al dan niet met een toegekende award. Er bestond zelfs gebotteld water waarop stond: 'Voted as best water 2008 of the world'. 
Nu wil ik ook enkele NZ awards uitreiken. De award voor de populairste letter gaat naar… de A! Komt in 90% van de plaatsnamen voor. De award voor de best gevonden toeristentrekker gaat naar… de onafhankelijke republiek van Whangamomona!. De award voor het tofste dorp gaat naar… Bennydale! Vooral omdat zij geen borden zetten met wat er niet te zien valt. De award van het leukste beest van NZ gaat naar… kiwi Annu van het Kiwihouse! Voor het herhaaldelijk aanvallen van de opvoedster met alle kiwikracht en kiwimoed die er te vinden was.

Een van de vele leuke brievenbussen
En nu weer even serieus. Er zijn vast lezers die plannen koesteren ook eens de verre trip naar Nieuw Zeeland te maken. Hier volgen een paar raadgevingen. Steek het niet in uw hoofd er rond te trekken per fiets. Het is levensgevaarlijk. De naam 'Nieuw Zeeland' is misleidend, laat u niet vangen! Er liggen geen fietspaden als autobanen zoals bij onze noorderburen. Er zijn zelfs helemaal geen fietsbanen. De bevolking kan niet deftig sturen. De wegen zijn zeer smal, kronkelig en vaak steil. Het is duidelijk een dodelijke combinatie.
Je moet er vooral heen om te wandelen. Daarvoor is het een paradijs, met bovendien de luxe dat je maar korte afstanden moet rijden. De wandelingen zijn bovendien allemaal gemakkelijk, behalve de Mt Egmont, en een trektocht van 8 dagen op Steward Island. Vele zijn zelfs rolstoeltoegankelijk. We kunnen over 50 jaar dus nog eens terugkeren…

Wie niet graag wandelt, kan hier niet veel komen doen. Je kan wel een aantal avontuurlijke activiteiten doen, maar dan moet je wel een erg goed gevulde beurs hebben. Een 'eenvoudige' bungi-jump kost al gauw 160 dollar. Er is alleszins een ruime keuze, en het kan nooit snel genoeg of sensationeel genoeg zijn. Wie zeker niet hierheen moet zijn de Ibizatoeristen. Het is al moeilijk iets open te vinden na 5u, na 7u is het helemaal onmogelijk. De mensen gaan ten laatste om 9u slapen. Meer dan sterren kijken valt er dan niet te beleven. 

Om een culinaire ervaring te beleven, hoef je ook niet meteen naar NZ te vliegen. De beste wijn die we gedronken hebben was Australische. Het beste vlees, Australisch. Wie echter Belgische friet-met-frikandel beu is, zal zijn vingers aflekken aan de fish & chips. Die waren njam njam! 

Cultureel gezien valt er het een en ander te beleven, wat ik niet had verwacht. Dankzij de fantastische Maori's. Zij zijn de interessante groep originele bewoners die we al zijn tegengekomen. Ze zijn geëvolueerd van mensen-eters tot de moderne Nieuw-Zeelanders van vandaag. Maar toch bleven ze trouw aan hun eigen cultuur. De Europese Nieuw Zeelanders zelf vinden ze blijkbaar ook interessant want de bib’s liggen vol met boeken over hen. En overal vind je wel een Maori tour die nog populair is ook. De Maori’s kunnen veel geld vragen om meer over hun cultuur te weten te komen. Ze zien er ook wel interessant uit, vaak met tatoes, dik zwart haar en heel diep doordringende zwarte ogen. Er bestaat een groot respect voor hen, ik vermelde al het Haere Mai, maar ook in musea en dergelijke wordt alles netjes in het Maori vertaald. De Haka van het nationale rugbyteam is ook Maori. Een voorbeeld voor de wereld.

De niet Maori-Nieuw Zeelanders stammen vooral af van de Engelsen en dat merk je wel. Ze hebben alleszins gevoel voor dezelfde soort humor. Bij elke gegidste tocht die we deden was het lachen geblazen. Hun manier van dingen uitleggen is alleszins onevenaarbaar. Ze kennen helaas geen afternoontea, want je moet je reppen wil je een thee rond dat uur. Alles sluit ten laatste om 4u, met veel geluk vind je nog iets dat open is tot 5u. Bovendien zijn het meer koffie - dan theedrinkers. (Joepie)

We kwamen veel buitenlandse jongeren tegen met een werkvergunning. Dat kan ik iedereen onder de 31 aanraden. Nieuw Zeeland is erg veilig, er kan gewoon niks verkeerd gaan. Je leert er alleen maar van bij. Zelfs ons land zou er wel bij varen. Er zou misschien minder gekibbeld worden over pietluttigheden.

Wij vonden Nieuw-Zeeland een mooi land, maar niet buitengewoon mooi (behalve de Milford Sound). Er zijn niet echt speciale, overweldigende landschappen. Je kan alles, wel es waar meer verspreid, ook in Europa vinden. De varens en palmbomen natuurlijk niet, maar die hadden wij al in Costa Rica gezien. Dat wil niet zeggen dat we er niet van genoten hebben! 
De meeste reizigers die we ontmoetten deden ofwel alleen het Zuideiland, of hadden slechts een paar dagen op het Noordeiland. Ook wij hebben lang getwijfeld hoelang we op het Noordeiland zouden blijven. Nu we ze allebei gezien hebben, kunnen we met rede iedereen aanraden het Noordeiland zeker niet over te slaan en er voldoende tijd voor te nemen. We vonden er meer het echte Nieuw Zeeland, en het heeft enkele niet te missen toppers. Het toerisme is er meer op Nieuw Zeelanders zelf georiënteerd, in tegenstelling tot het Zuideiland dat alles in het werk stelt om het buitenlandse toeristen naar de zin te maken (vooral Japanners). Op fora kan je vooral lezen dat het Zuideiland spectaculairder is. Niks van geloven!

Voorzie alleszins een minimum van 6 weken voor beide eilanden, voor minder kan je beter thuisblijven! (Of nog eens terugkeren)

Terug in de tijd

We zijn ondertussen al in Australië, maar nog even terug in de tijd naar onze laatste week in Nieuw Zeeland. Die werd ook grotendeels gekleurd door het verleden. Vooral in het Zuiden van het eiland lijkt de tijd vaak te hebben stilgestaan. En niet alleen dat bovendien verzamelen de mensen de vreemdste zaken, bijna maniakaal. Eigenlijk een beetje zoals je bij ons ook op sommige plaatsen buiten de stad nog kan vinden. Tijdens onze rit naar het zuiden hielden we halt in een klein dorpje, Tuatapere. Het café (Yesteryear's: de naam zegt het al) waar we onze koffie van de dag zouden drinken bleek ook een verzamelplek voor alle oude keukengerij van de eigenares. Het was een staalkaart van bijvoorbeeld de evolutie van de mixer over de afgelopen 40 jaar.

Café Yesteryear's
Het bleek maar een voorsmaakje te zijn van wat ons in de Catlins, een landbouwgebied in het uiterste zuiden, voorgeschoteld zou worden. Het is een kuststeek met diep ingesneden baaien waar rotsachtige kusten afgewisseld worden door baaien met zandstranden en duinen en een heuvelachtig binnenland.

Koeien, meeuwen en ... 
...schapen in de Catlins
Bovendien liggen ook voor de kust ondiepe kliffen waarop menig schip is vergaan. De verraderlijkste punten hebben op het einde van de 19e eeuw hun vuurtoren gekregen. Die liggen vaak op de mooiste punten. Wij bezochten er twee. Bij de eerste komen we aan tegen zonsondergang. Op het strand zijn enkele zeeleeuw mannetjes aan het schijnvechten. We naderen tot op enkele meters en kunnen hun gegrom duidelijk horen. Voor alle zekerheid raap ik een dikke tak op, maar ze lijken zich van ons niets aan te trekken. De volgende dag wisselen we de baaien een stranden van de Catlins af met de watervallen en ouderwetse musea en oude vervallen, maar uiterst sfeervolle, huizen en de vreemdste verzamelingen, in het binnenland.

De bus naar Springfield
Theepotland
De watervallen zijn wel niet zo spectaculair als in Fjordland, maar toch nog best de moeite. Bovendien staan overal langs de kust scheefgewaaide bomen.

Kromgegroeid door de wind
Op zich niet zo verwonderlijk, want er is niets dat de stormwinden van Antartica tegenhoudt voor ze de kust hier teisteren. Op een van de stranden zien we nog een eenzame zeeleeuwstier. Ik probeer Eline haar fotograafkunsten na te bootsen en kruip tot op een 7-tal m op mijn buik om enkele foto's te nemen. Niet slecht hé voor een beginneling.

De snurkende zeeleeuw
De tweede vuurtoren ligt echt wel op een prachtige locatie. Hoog boven de beukende golven die wel gebroken worden door de vreemdgevormde kliffen vol zeeleeuwen. De meeste ervan zijn omgeven door kelp, een soort zeewier. Sommige lijken door de deining van de golven wel op de bovenkant van reuzenhoofden van verdronken zeelieden. We zijn hier opnieuw rond zonsondergang, maar de kleuren zijn niet zo intens als bij de vorige. Er is hier ook een schuilhut van waaruit je de geeloogpinguïn, de zeldzaamste pinguïnsoort van de wereld kan zien, met een beetje geluk. We zien enkel een jong in de verte met z'n kop boven het gras uitkomen. Als we terugkeren naar de auto, komt net een van de ouders de zee uitgekropen. En zoals enkel pinguïns dat zo onhandig elegant kunnen waggelt die richting zijn kroost. Vooral hilarisch hoe hij de grote keien op springt.

Mevrouw geeloogpinguïn op wandel op het strand
 Ook op het Otagoschiereiland bij Dunedin hopen we pinguïns te zien, maar daar hebben we minder geluk. Niet een exemplaar wil zich 's ochtends aan ons tonen. We besluiten dan maar het aquarium te bezoeken. We wisten echter niet dat ze ook in Nieuw Zeeland met winteruur werken (het is hier herfst). We hadden dus gerust een uur langer kunnen slapen en moeten dus nu nog een uur wachten eer het open gaat. De rondleiding is best wel leuk, vooral omdat Bev zo enthousiast is. Ze helpt bij het voeden van de dieren en kan ons onder andere vertellen dat Eddy de octopus graag verse krab voor ontbijt heeft. We mogen zelf ook een krabje vastpakken, maar spijtig genoeg niet opeten :-(

Zoek de krab
Er zijn nog heel wat interessante zeedieren, vooral de zeepaardjes zijn de sterren van het aquarium. Daarna gaan we op het uiterste puntje van het schiereiland proberen om koningsalbatrossen te zien. Dit is de tweede grootste albatrossoort van de wereld. Als ze met hun 3,5 m vleugelwijdte uiteindelijk komen langs gezweefd zijn we danig onder de indruk. De meeuwen die er langs vliegen zien er als lelijke lilliputters uit.

Op foto lijkt hij niet zo groot maar hij is echt wel impressionant
Dunedin is een stad met heel wat Schotse invloed volgens onze reisgids. We kunnen het zelf niet beoordelen aangezien we geen van beiden in Schotland zijn geweest en ook in Dunedin niet lang blijven. We gaan wel onze waterflessen vullen aan de bron van de brouwerij. Enkel hun donker bier is drinkbaar, maar geef ons toch maar hun zuiver water. We gaan ook eens de steilste straat van de wereld opwandelen, de Baldwin road. Met de auto durven we niet uit schrik dat hij het halfweg zal begeven. Het bergje bij mijn ouders is redelijk steil maar dit gaat toch nog net iets harder omhoog.

De straat loopt een beetje scheef
De volgende morgen morgen kruipen we vroeg uit de veren om de Moeraki boulders bij zonsopgang en laagtij te kunnen zien. De boulders zijn bijna perfect ronde keien die door een of ander schelpdier miljoenen jaar geleden zijn gevormd. In het veelkleurige licht van de ochtend en met het slepende en schurende water van de oceaan eromheen vormt het een mystiek spektakel. De regen begint ook langzaam te vallen zodat de sfeer een melancholisch tintje krijgt.

Mysterieuze keien in de zee
Dat past ook perfect bij onze volgende bestemming. Daar hoopten we ook pinguïns te zien maar de enige die zich hier vertonen zijn die op een verkeersbord.

Maar er was enkel een meeuw die kwam overgestoken
We worden in Oamaru opnieuw terug gekatapulteerd in de tijd. De Victoriaanse gebouwen van de havenbuurt huizen de ateliers van ambachtslieden en kunstenaarsateliers. Bij een wordt de victoriaanse tijd nog echt levend gehouden. Ideaal om bij weg te dromen op zo'n regendag. We hebben echter nog een 200-tal km voor de boeg in de richting van Mount Cook, de hoogste berg van het land en zelfs het continent. We moeten dus weer maar eens verder. Om onderweg de sleur te breken houden we halt bij een wijnhuis en gaan we proeven. De vrouw die ons de wijnen presenteert heeft haar fruitboerderij verkocht aan een Italiaan die er druiven is op gaan zetten. Het is nog een relatief jonge wijngaard. De wijnen zijn niet uitzonderlijk, maar behoorlijk naar Nieuw Zeelandse maatstaven. Ze hebben het typische pakket voor een iets mindere regio: voor de witte pinot gris, riesling en gewurtzstraminer en voor de rode pinot noir. Niet meteen onze favoriete wijnen. Voor Eline is het de eerste keer en we spreken af dat ik rijd dus kan zij het meeste drinken. We krijgen trouwens nog twee extraatjes bovenop de normale 10 degustaties, een echt wel goede pinot noir en de beste limoncello die ik ooit geproefd heb. De rest van de rit is heel gezellig met een zingende Eline.
Als we de volgende ochtend ontwaken zijn alle bergtoppen bedekt in een wit tapijt. Er hangt ook nog een dik wolkendek. We gaan dus in het Mount Cook NP eerst naar de Tasmangletsjer. Dit is de grootste gletsjer van het land. Van waar wij staan zie je enkel de onderkant. Die is bovendien bedekt met allerlei steenpuin en ziet er dus eerder als een steenhoop uit. Het meer met smeltwater aan de voet ervan is echter zeker de moeite. Het is melkgrijs en bezaaid met ijsschotsen die losgebroken zijn van de de gletsjer. Even later wandelen we in een naburig dal naar een ander gletsjermeer. De wolken worden regelmatig door de wind uit elkaar geblazen, maar boven de 3000m blijven ze aan de toppen kleven. Af en toe vangen we een glimp op van de hoogste berg. Uiteindelijk zien we hem vanuit het dorp na afloop van de wandeling. Door het herfstlandschap met gele populieren en dor gras rijden we richting het noorden.

Aan de rand van het gletsjermeer
De verse sneeuw op de toppen rond Mount Cook
Eline had een mooie foto van de velden en weiden van de Canterbury Plains gezien in een fotoboek en dat zicht wil ze zelf ook graag hebben. Als we in het infokantoor van de streek staan, blijkt dat dit vanuit een luchtballon getrokken is. Voor die vlucht passen we, maar de vrouw raadt ons aan om naar een uitkijkpunt op de Rakaiakloof te rijden. Daar kunnen we niet alleen de vele armen van de rivier door de kloof zien kronkelen als een octopus op zoek naar de zee. We kunnen ook een glimp opvangen van de omliggende landerijen. Dat is toch nog niet wat we verwacht hadden. We zien op onze kaart dat er niet zo ver een skistation is op Mount Hutt. We rijden daar naar toe en hoe hoger we langs de bergwand omhoog puffen (onze camper haal met moeite 30 km/u) hoe uitgestrekter het zicht wordt op de vlakte. Het is een lappendeken van velden en weides die wit gevlekt zijn van de schapen of zwart-wit van de koeien.
Zoek de koeien
We dalen de berg terug af en doorkruisen de vlakte richting Christchurch. We vragen ons af of we nog iets gaan zien van de verwoestingen die de aardbeving van 22 februari heeft aangericht. We hebben wel in de krant gelezen dat de verwoestingen enorm waren, niet zoals in Japan maar toch. Hoe dichter we het centrum van de stad naderen hoe meer de ravage duidelijk wordt. Eerst zien we bouwpuin voor sommige huizen liggen. Een eindje verder wordt een gebouw waarvan de halve gevel naar beneden is geschud afgeschermd door een hek. Als we het park door zijn en de straat naar het centrum willen inrijden blijkt die afgesloten. Waarschijnlijk een brug ingestort denk ik en ik leid Eline via een omweg naar een andere invalsweg. Na heel wat omleidingen kunnen we ook daar het centrum niet in bovendien staan aan al de afgesloten straten soldaten en soms ook politie de wacht te houden. We rijden langs het kunstencentrum, de torenspits staat er voor het gebouw en niet bovenop. Er is geen enkel teken van leven of activiteit achter de hekkens. Uiteindelijk ga ik aan een wachtpost vragen of het überhaupt mogelijk is om iets in het centrum te gaan bezoeken. Hij zucht gelaten en antwoordt dat het nog maanden zal duren eer er weer publiek het centrum mag betreden. (Op de website van de Standaard lazen we gisteren dat de wederopbouw al bijna klaar is. Wel integendeel, op veel plaatsen moeten ze zelfs nog starten met puinruimen.) We zijn zwaar onder de indruk en voelen medelijden opwellen met alle mensen die hun ganse hebben en houden, hun werk of nog het ergst van al familie of vrienden hebben verloren bij deze ramp.

Een bericht aan de bevolking genageld aan een boom
De torenspits is naar beneden getuimeld
Ons plan om onze laatste dag in Nieuw Zeeland door de straten van een gezellig Christchurch te kuieren bergen we maar op. We trekken dan maar naar het nabijgelegen Banksschiereiland. Ook daar kan je de sporen van de aardbeving aanvankelijk zien. Hoe verder we de steile heuvels en diepe dalen doorkruisen hoe minder het uiterlijk zichtbaar is. Als we in een dorpje met redelijk wat Franse invloed stoppen en een praatje maken met de eigenares van een leuk winkeltje blijkt het toch ook hier zijn invloed te hebben. Ze leven hier vooral van toerisme, maar sinds de aardbeving zien ze er nauwelijks nog. En op een dag als vandaag met veel buien en een stevige rukwind loopt er al helemaal niemand over straat. Ook wij blijven niet lang. We besluiten een scenic route (je hebt in Nieuw Zeeland heel wat autoroutes voor toeristen) te doen over de heuvelkammen van het schiereiland en af en toe af te dalen naar en van de diep ingesneden baaien. Het weer beter er echter niet op. Er lijkt een echte herfststorm te zijn opgestoken. Af en toe tussen de buien en windvlagen door stapt Eline uit voor een foto van het indrukwekkende landschap. Op een bergkam is de wind echter zo hevig dat ze haar deur nauwelijks open krijgt. Gans de auto wordt ook danig door elkaar geschud. We besluiten dus om de kortste weg richting het vlakke vaste land te nemen en daar een leuke restaurantje te zoeken om onze laatste avond te vieren. Het begint immers al te schemeren. Bovendien flikkert het lampje van de benzine telkens we een helling oprijden en haalt de auto dan nauwelijks nog 20 km/u. De weg daalt af naar een baai en loopt dan volgens de kaart langs de kust. Dat zal wel een vlakke weg zijn denken we. Na 500m langs de zee verandert de geasfalteerde weg in een landweggetje. Nog even verder begint het opnieuw omhoog te slingeren. Het versmalt ook enorm. Langs rechts een berghelling omhoog langs links de omheining van een wei en daarachter afgrond steil naar beneden. We vragen ons af of dit wel echt een toeristische route is. Het is ondertussen volledig donker en het regent weer pijpenstelen. De weg is echter te smal om te draaien en terug te keren en in het donker is achteruit rijden ook geen optie. Met al die bochten kunnen we bovendien ook niet echt snel rijden. Uiteindelijk na een uur of 15km op dat hobbelbaantje voelen we terug asfalt onder de wielen. Het is ook nog eens een uur tot echte bewoonde wereld. De restaurantjes die we daar voorbij rijden zijn ondertussen al gesloten. Uiteindelijk eten we als laatste avondmaal boterham met spiegelei in onze camper. Een vreemde afsluiter van een fantastisch verblijf in een mooi land.

Dreigende storm boven Banks Peninsula
Enkel paaltjes en dan afgrond

Milford Soundtrack

In Nieuw Zeeland staat hij bekend als "the worlds finest walk". Hij was ons aangeraden door een Kiwi in Nicaragua en nu gaan we hem uiteindelijk doen: de Milford Track. 53,5 km of 33 mijl lang en dat op 4 dagen, zoals Eline al schreef hebben we daar niet in te kiezen. We hadden het graag sneller gedaan. Ter referentie in Torres del Paine, deden we 6,5 dag over 120 km met in totaal veel vermoeiendere klimmen en een hogere pas. De brochure van DOC (departement of conservator, waters en bossen van Nieuw Zeeland) raadt iedereen aan om minstens 2 maand vooraf met een fitnessprogramma te starten en ook regelmatig met een rugzak de trappen of heuvels op en af te lopen. Die brochure staat vol nog andere grappige zaken en spijtig genoeg ook af en toe verkeerde informatie over de tocht zelf. 

De eerste twee dagen van de tocht zijn eigenlijk niet veel verschillend van de doorsnee wandeling door Nieuw Zeelands beukenwoud. Dat is mooi voor even, maar verdiend nauwelijks de kwalificatie "speciaal". De rivier waar we langs lopen tot aan haar bron is wel mooi turquois-groen en helder. Op sommige plekken ligt ze vol met boomstammen als onderwater-rails en we zien zelfs een enorme paling en een forel die bijna nog langer is. De rivier stroomt door een U-vormige vallei die in de laatste ijstijd uitgesleten werd door een gletsjer. Gans Fjordland is trouwens op die manier gevormd. De hellingen zijn dus overal enorm steil. Dat levert spectaculaire watervallen op als het regent, maar de regen blijft ons gelukkig gespaard. We zien dus slechts enkele smalle sliertjes wit schuim dat zich een weg naar beneden stort.
De prachtige Clintonrivier, die je volgt tijdens de eerste dagen

Vlakbij onze eerste overnachtingsplaats (na een volle 5 km van de start) is een moerasgebied. Je kan het een beetje vergelijken met de venen bij ons, maar dan met mossen in plaats van grassen. De mossen houden als sponsen de liters regenwater vast die hier vallen per jaar (gemiddeld 7000 mm, in België in de nattere gebieden is dat 700 mm per jaar). Het ziet er uit als een zacht fluwelen quiltdeken dat in rode, bruine, groene, gele en witte plooien en bulten over het land ligt gespreid. Als je er op stapt zinkt je voet meteen enkele centimeters weg in modder en ijskoud water. Tussen het mos staan kleine struikjes, paddestoeltjes en zonnedauw. Dat is een kleine vleesetende plant die met z'n kleverige druppels mugjes en vliegjes lokt en vangt. En vliegjes zijn er hier wel veel. Zolang je wandelt merk je er niks van, maar van het moment dat je een minuutje stilstaat om van het landschap te genieten of een foto te nemen zwermen er tientallen zandvliegen om je heen om je op elk onbedekt stukje huid te bijten. En jeuken dat die beten doen.

Zonnedauw, een miniscule vleesetende plant
Het pad dat zich door het moerasgebied slingert
Onze eerste overnachtingsplaats

De tweede dag verandert het landschap pas tegen het einde van de wandeling een beetje. We zijn ondertussen al aan het klimmen richting de pas. De bomen hier zijn dus niet meer zo hoog en er hangt zo mogelijk nog meer mos langs de takken naar beneden. Als we toekomen aan de tweede hut krijgen we te horen dat het de volgende dag zal misten en motregenen. Er zal dus niet veel te zien zijn op de pas, het spectaculairste stuk van de ganse tocht. We besluiten dan ook na even twijfelen de klim nu al te doen, maar we moeten wel terugkeren naar deze hut. Voordeel is wel dat we onze rugzakken niet mee naar boven moeten sleuren. Nadeel dat we nog 8 km extra moeten wandelen, maar dat mag geen probleem zijn.

Sneller dan verwacht staan we op de top van de pas. Nu begrijpen we waarom deze tocht zo mooi genoemd wordt. Het zicht is adembenemend en dat is niet letterlijk want we staan maar 1156 m boven zeeniveau. De pas is een lage bergkam tussen de steile granieten pieken rondom. Aan beide zijden vloeit een rivier slingerend in zijn u-vormige vallei en zien we de kronkels en bochten hier en daar tussen de bomen door. De Clintonrivier, van waar we komen, start bij een grillig gevormd meer. Dat leek een onbeduidende vijver toen we aan de oever stonden, maar van boven gezien, is het met zijn verschillende kleuren en zandbanken veel mooier. Aan de noordzijde kronkelt de Arthurrivier zich naar de Milford Sound, die verscholen ligt achter een keten van bergen. Sommige toppen worden gesluierd door laaghangende wolken, op anderen ligt een kleine gletsjer te blinken. De laagstaande avondzon breekt haar stralen op de scherpe pieken zodat er een vlekkenpatroon van lichtkegels en schaduw ontstaat. Op de pas liggen enkel kleine meertjes, omrand door gouden herfstgras, die de omliggende toppen in hun heldere water weerspiegelen. Tegen de flanken weergalmt af een toe de kreet van de kea (een soort alpen-papegaai). Dit maakt de afgelopen twee saaie wandeldagen toch meer dan de moeite waard. Het is zelfs een van de mooiste zichten die we op deze reis gehad hebben.

De eerste keer op de top
De laatste zonnestralen
De volgende dag moeten we opnieuw de pas op. Deze keer er ook over en met rugzak. We staan zowaar nog sneller boven dan de dag voordien. In tegenstelling tot de voorspelling is er helemaal geen wolkje aan de hemel te bespeuren. We hadden dus de avond voordien niet tot boven moeten klimmen om alles te zien. De wolkslierten en het mooier licht van toen maakt dat we ons daar toch niet al te slecht bij voelen. Deze keer gaan we tot aan de hut op de pas en zet ik mij op het toilet met mooiste zicht van Fiordland. Het is het enige toilet in een Nationaal Park met een raampje, maar het staat net iets te hoog om van het ganse zicht te genieten. Je ziet enkel de toppen, dus ik zet mij dan maar met de deur open.

Ochtendlicht
 Happy op het toilet met het mooiste zicht van Fiordland
De afdaling starten we in de wind en schaduw. We hebben het gevoel dat onze vingers bevriezen door van de kou, maar al gauw is de zon boven de toppen geklommen om ons te verwarmen. Geleidelijk aan windt het pad zich op de flanken van Mount Balloon naar beneden. Als we een zoveelste bocht omslaan staan we plots oog in oog met een familie wekas. Dat zijn loopvogels die iets groter zijn dan een kip en met een iets langere snavel. Ze kunnen niet vliegen maar hebben wel een blinkend bruin-zwart gevlekt verenkleed. De ouders zoeken de flanken van de berg af naar wormen, motten en allerlei insecten waarna de 2 jongen ze om het snelst uit hun bek proberen te graaien. De ouders verstijven eerst als ze ons zien, maar gaan uiteindelijk toch naarstig door met hun taak. Na een minuutje of twee wringen we ons op het smalle pad langs deze familie en dalen verder af. Even later duiken we terug onder het koel bladerdek van de beuken. We zijn ondertussen voldoende opgewarmd om daar van te kunnen genieten. Op een steil stuk moeten we langs een reeks trappen afdalen. Aan onze linker zijde probeert de rivier de ene na de andere mooie waterval uit haar mouwen te toveren.

Een van de vele watervallen, rechtsboven schijnt de zon eindelijk het dal in
Weka moeder met een mot voor de kleintjes
Als we eindelijk de vallei bereiken staat de zon daar ook net hoog genoeg om het gras uitbundig te doen dampen. Hier aan de hut van de gegidste groepen (voor mensen met veel geld die niet graag zelf een rugzak dragen) is er een zijpad naar de hoogste waterval van Nieuw Zeeland, de Sutherland  Falls. We hebben van uit de verte al het bovenste topje er van kunnen ontwaren. Alle watervallen die we tot nu toe gezien hebben blijken maar klein bier in vergelijking met deze. Van 580 m hoog stort ze zich in drie etages naar beneden. De nevel onderaan spat heel ver op en wordt door de wind alle kanten opgedragen. De zon schildert er een dubbele regenboog in. We proberen iets dichterbij te komen, maar zijn op enkele seconden volledig doorweekt. Ruud en Bill vinden dat niet zo erg en klauteren zelfs achter de waterval door. Ook een van de Japanners wordt zot in zijn kop van al dat natuurgeweld en begint als zot push ups te doen in het meer voor de waterval. Nadat we ons hebben laten drogen door de zon en de wind keren we terug naar het pad en een lang uur later komen we moe maar voldaan aan de laatste hut van onze tocht aan.

Zotte Japanner doet sit-ups in ijskoud water
De laatste dag wordt de ganse dag zware regen voorspeld. Net zoals de vorige dagen blijken de weerdiensten er weer naast te zitten. Tot aan de hut waar we op de ferry moeten wachten blijft het droog. Pas enkele minuten voor die toekomt, na een uur wachten begint het stevig te regenen. De laatste dag wandelen is in afstand wel de langste, 18 km, maar omdat het licht bergaf gaat gaat dat goed vooruit. We volgen nu de loop van de Arthur rivier die rustig kronkelt door de vallei. Het landschap lijkt fel op dat van de eerste 2 dagen. Niet zo bijzonder dus. Toch een lichtpunt is een mooie waterval, wel al de zoveelste, maar het gaat toch nog niet vervelen. Vlakbij ligt wel een heel speciale rots, Bell Rock. Als je er naast staat lijkt het gewoon een heuveltje bedekt met mos, varens en boompjes. Je kan er echter ook in kruipen. En dan lijk je net in een klok te staan. Waarschijnlijk stond ze vroeger omgekeerd bovenaan de waterval, maar is ze door een zware aardschok los gekomen en omgekeerd naast de rivier terecht gekomen. We wandelen weer verder en prijzen onszelf gelukkig dat het niet regent want het pad is nu al (na enkele droge dagen) erg modderig. Tot aan de hut van de ferry is er niets speciaals, buiten misschien dat we ondertussen iedereen die voor ons gestart is zijn voorbij gewandeld en samen met Stephen uit Sydney (we gaan bij hem zeker eens langs) als eerste de tocht uitwandelen.

De laatste waterval van de Milford
Om de vierdaagse af te sluiten nemen we nog een cruise op de Milford Sound, de plek waar de ferry ons afzet. Deze fjord is volgens de Nieuw Zeelanders de plek die je zeker moet gezien hebben in hun land. We waren er de zondag voordien al geweest. Toen regende het al, en nu regent het nog meer. We twijfelen dus of we wel iets zullen zien. Om de knoop te kunnen doorhakken vragen we enkele toeristen die net terugkomen. De meningen zijn overwegend positief dus we lopen even later tussen de druppels door naar ons schip. De toppen van de pieken zijn gehuld in een grijze mist en laten zich enkel als donkere contouren zien. Het geeft de uitstap een mysterieus tintje dat ons wel bevalt. Bovendien zijn er dankzij de regen tientallen watervallen ontstaan. Ze vormen witte sluiers die zich op de steile flanken van de fjord naar de zee draperen. We prijzen ons gelukkig want als de zon schijnt zijn er maar twee watervallen te zien. Alles krijgt nog een magischer karakter als ook de wint begint aan te sterken. De golven worden hoger en ons schip danst er sierlijk op. Windvlagen doen nevelsluiers opstuiven uit het water en op de bergwanden zelfs watervallen recht omhoog vliegen. De schoonheid eindigt niet als we terug aan wal staan. Tijdens de busrit richting onze wagen doet het schouwspel van watervallen onze monden steeds wijder openvallen van verbazing en bewondering. Vooral omdat de chauffeur vertelt dat in de ochtend de bergwanden volledig droog waren. Dit was ongetwijfeld een nieuw hoogtepunt van onze reis.

Felle wind blaast tijdens de cruise de watervallen omhoog
Storm op zee...
Op de trek bleven we redelijk droog, maar nu werden we toch nog nat