Op bezoek bij Kimberley, kamperen bij Katrien

Deze keer waren we slim. We vroegen het adres van Wicked niet in het toeristisch kantoor, dus vonden we onze verhuurmaatschappij relatief gemakkelijk in een achterwijk van Broome. We hadden problemen met de stuurvloeistof en onze "kampeerstoelen" (eigenlijk voetenbanken) die geleidelijk aan onze rug aan het afbreken waren. Wicked is goedkoop, maar dat komt met een prijs. Gelukkig zijn ze wel heel behulpzaam. Ze gaven ons echte   kampeerstoelen en we mochten de voetbankjes houden. In zo'n luxecombinatie zou je zo in slaap vallen. Al moet je wel voorzichtig blijven want 1 verkeerde beweging en je zakt erdoor.

De technieker van Wicked was verbaasd over de goede staat van onze auto, en dat verbaasde ons dan weer. Hij zei iets van 'meestal vallen ze uit elkaar'. De volgende dag al zou blijken dat die van ons ook maar aan elkaar gelijmd is. Ze hebben het wel goed kunnen verbergen. Als ik een tip mag geven; huur geen Wicked als het maar voor een korte tijd is. Het voordeel van een lange huurtijd is dat je eraan gewoon kan worden. 

Na een laatste toast met Leen en Michael in de lokale brouwerij (ach, leve het Belgische bier!) en talloze McDonaldkoffie's om noodzakelijke mails te kunnen sturen konden we eindelijk uit Broome vertrekken. 

Een fris biertje samen met Leen en Michael in Broome

Vanaf Broome verandert alles. Er zijn niet alleen de eerste schuchtere boabbomen (familie van de baobab), plots moet ook rekening gehouden worden met krokodillen in het landschap. Ook de temperatuur verandert mee, voor het eerst in Australië hebben we elke dag heet en droog weer. Dat mocht wel eens, we begonnen jaloers te worden op het Belgische weer. Op de frequentie van ABC radio heerst absolute stilte, hier zijn de aboriginals heer en meester. Daar wordt minder afgegeven op de regering maar spelen ze onhoorbare Engelse schlagermuziek. Het is ook nooit goed.

De eerste stop was Derby. Daar is niet zo veel te zien maar er hangt wel een aangenamere sfeer dan in de grotere steden. Het is er versierd met prachtige boabbomen, waaronder de Aboriginals (zoals alleen zij dat kunnen) zitten. We speelden een spelletje schaak onder de takken van een oude boab, terwijl de zon langzaam zakte aan de horizon. De boab prison tree, een grote holle boom waar ze vroeger Aboriginalgevangen in onder brachten, maakte ook een grote indruk.

In West Australië mag toch niet veel he. Zelfs geen naakte lichten.

In de gevangenisboom wonen tegenwoordig een slang en een zwerm bijen

Dan was het richting de iconische Gibb River Road. Omdat de meeste zijwegen nog gesloten waren na de Wet, besloten we maar een stukje van de Gibb River Road te rijden tot de afslag naar de Windjana Gorge. De weg bleek veel beter dan verwacht namelijk zeker 100km geasfalteerd en je komt er massa's roadtrains tegen die koeien ophalen. Toen we zaten te genieten van een prachtige sterrenhemel in onze nieuwe stoelen doet een voorbijrazende trein wel wat af aan de romantiek. Toch dachten we de 'echte outback' sfeer te kunnen voelen. De vrachtwagens vervoerden immers koeien en geen containers.

De volgende morgen zagen we pas echt waar we gekampeerd hadden. Het lag er vol kogelomhulsels en prachtige pluimen van verschillende vogels, verspreid tussen de rommel van mensen zonder respect. Parkeerplaatsen in Australië zijn altijd een puinhoop, in tegenstelling tot Nieuw Zeeland waar je nog geen papiertje op de grond vindt. In West - Australië is het  ergst. Ze smijten hier alles uit hun raam zonder erbij na te denken. 

Het West Australische wegwerpgedrag

In stilte reden we verder. De weg was omlijnd door prachtige, oude boabbomen die hier echt goed gedijen. Jammer, ik zou er wel graag een in onze kleine tuin willen. We zagen ook sinds lang terug zwarte kaketoes. 


Zeven kaketoes in een baobab dronken lustig van hun baosap...

De afslag naar het Windjana Gorge NP noemen ze heel toepasselijk een dirtroad. Op de ramen aan de binnenkant konden we - hoe romantisch - in rood zand onze namen tekenen. Maarten ontdekte het eerste gat dat de oorzaak was van de abnormale hoeveelheden buitenlucht die onze auto binnen konden. De volgende dagen zouden er steeds meer dergelijke ontdekkingen volgen. Nu weten we hoe je aan de mens kan zien met welke auto hij rijdt. Geen vuile vingernagels betekent luxe 4WD, en airco. Vuile vingers en rood stof in het haar betekent auto met gaten, geen airco. 

Het was het allemaal waard. De Windjana Gorge was zo prachtig dat we het stof konden opeten met onze opengevallen monden. We hoorden 2 Hollanders zeggen dat ze het jammer vonden geen krokodillen gezien te hebben. Maar als er een plaats is waar je ze gemakkelijk kan zien is het wel daar. We zagen er tientallen schijnbaar slapend te zonnebaden, maar hun grote uitpuilende ogen volgden iedere stap. Als we te dichtbij kwamen gleden ze geruisloos het water in, met enkel hun draakvormige staartpunten als haaievinnen boven het oppervlak. Moet wel gezegd dat deze krokodillen van de ongevaarlijke zoetwatersoort zijn.



Even de onderkant van de auto wassen

De krodillentemmer en zijn Sofie

Reizige kliffen beschermen de rivier tegen uitdroging

Oude kusten versteend in de tijd

We profiteerden nog even van de beste faciliteiten in een NP ooit (Gewone doorspoeltoiletten! WC papier! Drinkbaar water! Propere picknicktafels!), staken zonder discussie en met de glimlach de toegangsfee in de envelop, bedankten de rangers en bolden terug verder; naar Fitzroy Crossing. 


Bella de dag voor ze bbq-vlees werd
Elke avond opnieuw een prachtig zonsondergangspektakel

Daar winkelden we in de vreemdste supermarkt ooit. Die werd omsingeld door horden blootsvoetse Aboriginals; op zich niet zo vreemd. Binnen kochten de vrouwen grote zakken bloem terwijl ze tegen elkaar in een lokaal Aboriginal dialect brabbelden en de kinderen om snoep zaagden. Wij waren de enige blanke klanten. Het personeel was volledig Aziatisch, en we vermoeden zelfs van dezelfde familie. Dus die brabbelden dan weer onderling in het Thais. Aan de kassa vormden de stofferige Aboriginals (en Belgen) een mooi contrast met de opgetutte Thaise dames, die zelfs plastieken handschoenen droegen. Van de hele winkel konden wij het beste Engels, maar toch begreep iedereen elkaar. We voelden ons nergens meer op ons gemak.

Omdat Fitzroy Crossing op slechts 20 km van Geike Gorge ligt, besloten we dan toch maar even te gaan kijken. In het beste geval hadden ze er een tafel staan waar we zouden kunnen picknicken. Maar zelfs dat was er niet. Je kan er alleen een boottocht maken op de rivier die door de kloof loopt. En een saaie wandeling. Jammer dat dit de enige kloof in de omgeving is die bereikbaar is zonder 4WD.

Ook Geike heeft hier haar kloof met gekleurde rotsen

Op onze zoektocht naar een geschikte plek voor ons middagmaal passeerden we de - naar het schijnt legendarische - Crossing Inn. Na weer een superlekker maal gemaakt door mijn persoonlijke kok Maarten wou ik daar toch even binnengaan. Schoorvoetend stemde Maarten in, maar er was geen kat te bespeuren. We hoorden wel aan de andere kant van de inn een lawaai dat leek op het gegons van een groot bijennest. Toen zagen we het café: een lange bar, een pooltafel, een aantal banken en wat oude foto's omringd door een grote stalen kooi. In dat gevang tientallen Aboriginals met minstens 1 blik bier in de hand. Benieuwd gingen we naar binnen. Gelukkig was de dresscode niet zo streng of de security had ons misschien niet binnengelaten. Maarten leek van ons twee het meest op een Aboriginal, met zijn voeten onder het stof en rechtstaand haar (ik was mijn voeten tenminste nog) en hij werd direct door de mannen aangesproken. Het was iets voor 3u en een bezorgde Aboriginal kwam ons zeggen dat we snel bier moesten bestellen, na 3u zou er alleen nog bier met een laag alcoholpercentage geschonken worden. Dankbaar voor deze tip dronken we onze eerste VB. Het was er enorm druk. We hadden geen plaats om te zitten en de een na de andere troonde ons mee naar de foto's van de overstromingen uit 2002. Die hadden duidelijk een grote indruk nagelaten. Toen kwamen de krokodillen op vrijdag een pintje drinken in de bar, en moesten de andere klanten met de boot hun bier komen halen.
Ondanks de vreugde onder de aanwezigen voelden wij ons eerder triest. De kooi, de security met hun microfoontjes, de dure prijzen van het bier (5 euro voor een blikje), het onverzorgde van het gebouw, de strenge regels: het was duidelijk wie er de plak zwaaide. Het onderbetaalde werkvolk krijgt het weekloon in handen en geven het meteen uit op café, zodat de stinkend rijke bazen op die manier hun geld terugkrijgen.

Nu we een Hemakaart hebben is het vinden van kampeerplaatsen een makkie geworden, en vonden we die avond een mooi plekje op een heuveltop. Het geluid van generatoren vermengd met vogelgezang, een glas wijn en een zonsondergang: de vaste ingrediënten.

Het volgende dorp op de Savannah Way (die wij volgen van Broome tot Darwin) is Hall's Creek. De grootste bezienswaardigheid, althans voor ons, was de Hollander die sinds 2 weken in het Tourist Office werkte. (We kunnen nog steeds geen reden bedenken waarom je uitgerekend naar die plek zou verhuizen.) Zo kwam het dat we in onze eigen taal een tip kregen voor een mooi plekje en daar uiteindelijk 2 dagen bleven. Wat goeie stoelen niet kunnen verwezenlijken. 

Catherine's Pool, zo heette dat plekje, was net wat we nodig hadden om op adem te komen van de duizenden kilometers stof en vermoeidheid die zich hadden opgestapeld. De eerste nacht werden we bij het kampvuur van onze buren uitgenodigd. We hadden al even met hun gepraat en vonden ze niet echt sympathiek. Maar we stonden met hout in ons handen en konden moeilijk doen alsof we geen kampvuur wilden. Er kwamen nog 2 Australiërs bij het gezellige gebeuren, die het ene blikje bier achter het andere dronken. Ze werden verschillende keren iets te eten aangeboden maar bedankten vriendelijk. Misschien hadden ze schrik dat door te eten hun grote dorst zou overgaan. Het was niet verwonderlijk dat zij al snel ladderzat waren. Samen met de kampvuurgastheer - en gastvrouw deelden ze dezelfde ideeën des levens. De zwarten zijn slecht en lui, we moeten teveel belastingen betalen, de klimaatopwarming is uitgevonden door wetenschappers die er niks van kennen.   En wij weten alles beter. 
We stopten onze oren toe voor zoveel onzin en genoten van het vuur, dat ons eerste kampvuur van de reis was. Het was er nooit eerder van gekomen. We leerden ook enkele technieken die de komende dagen goed van pas kwamen. Ondertussen was al een Wickedstoel gebroken en ze gaven ons een nieuwe. We probeerden het onderwerp op iets te brengen wat Australiërs belangrijk vinden: paardewedden, rugby, vissen en kamperen. En we gingen vroeg slapen.  

Ons eigen krokodillenvrije zwembad

Klaar voor het kampvuur

De volgende dag genoten we verder van onze kampeeruitstap, en ik moet toegeven dat ik daar de smaak te pakken kreeg. Luieren met een boekje aan de rivier, 's avonds een kampvuur, bbq'en, sterren kijken en uitslapen. 
Na 2,5 dagen kriebelde het om terug om op pad te gaan. De Bungle Bungle van Purnululu stond op het programma. Het zou meteen de grote 4x4 test worden want de weg erheen is 52 km very very dirt road. Minstens 2u rijden vertelden ze ons.

Bij zonsgloren togen we op pad om de demonen op de weg naar Pululurnu te verslaan. Terwijl we heen en weer geschud werden kreeg ik een déjà vue van Nicaragua, toen we vol bulten en schrammen uit de laadbak van een 4x4 stapten. Die weg staat nog steeds op nr 1 in onze lijst der slechtste wegen, maar nu hebben we een nieuwe nummer 2. In het begin telde ik nog hoeveel rivieren we doorkruisten, maar na een uur gaf ik het op. Sommige waren echt diep en dan spatte het water over de auto, zoals wanneer je in Walibi met die boomstam naar beneden splasht. (We amuseerden ons kostelijk.) 

Ergens in de verte aan de overkant loopt de weg verder

Al een klein fikkie om grotere branden te vermijden

Al na 5 minuten zat het raam aan de bestuurszijde vast, wat voor een constante toevoer van koude lucht zorgde. Gelukkig reden we ruim voor de ochtendspits en ging het stofwolkalarm pas een 5 tal kilometer voor het park af. Vlug gingen we zo ver mogelijk van de weg staan, in de hoop niet te verstikken, maar net op het moment dat de toeristenbus ons passeerde kreeg Maarten het raam dicht. Opgelucht haalden we diep adem, dat ging nu, gemakkelijk.

Om zonder handleiding of uitleg (tenzij verkeerde door Wicked) een 4x4 in handen geduwd te krijgen en netjes 2u later heelhuids in het park aan te komen, was een overwinning op zich. Daar wachtte ons goed nieuws: het noordelijke deel van het park was sinds vandaag open. We hadden nog meer geluk. het schadeteam stelde enkel een gebroken wijnglas, een zoekgeraakte haarspeld en een niet meer zo goed sluitende koffer vast. 

Tegen alle regels van de Nationale Parken in West Australië in was de staat van de weg in het park veel beter dan erbuiten. De Bungle Bungle zelf  was voor mij een kleine teleurstelling, maar ik had er na de film Australia - die duidelijk vol zit met nepeffecten - te veel van verwacht. Het zijn gewoon rotsen met een zwart-oranje gestreepte structuur in de vorm van bijenkorven. Zeker niet zo indrukwekkend als Uluru.

De bijenkorven van Purnululu

Midden in de versteende rivier van Picaninny

Gelukkig was de Echidna wandeling in het noordelijke deel wel heel mooi. Je volgt een steeds nauwer wordende kloof waarboven palmbomen wuivend heen en weer zwiepen. Heel fotogeniek!

Je voelt je een nietige mier in de diepe kloof van Echidna

De ritselende palmen dansen in de wind

De rit terug deden we een half uur sneller en we staken 2 jeeps voorbij. Ha, ze kunnen nog wat van ons leren! We tankten in een roadstation waar voor de verandering geen Aboriginals rondhingen maar tientallen dingo's en tuften lustig verder naar het noorden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten