We, of the overseas, vs Australia


Terugblikkend op Australië, het land waar we het langst gebleven zijn, wisselen positieve en negatieve gevoelens elkaar af. Ik begin het liefst met de positieve noot. De natuur is er prachtig, en vaak uniek. De vele dieren die erin rondlopen (en die je heel gemakkelijk kan zien) maken het nog specialer. En wat een dieren, van supergrappige kangaroos en wallaby's tot de mooiste vogels in felle kleuren, 100den soorten reptielen, koala's, en als je goed uitkijkt een zoutwaterkrokodil. Australië is een paradijs voor de natuurliefhebber. De dieren en hun habitat zullen we zeker missen. We hebben echt prachtige dingen gezien, en konden het op het gemak doen. Alleen het weekje Adelaide - Alice Springs was veel te kort. Daar hadden we liever nog een week langer gebleven.

Ook het Australische taalgebruik zullen we missen. In het begin was het wat wennen, maar ondertussen zeggen we ook al volop: No worries! Wicked! Good on ye! Fair enough! Howdy, mate? Enzovoort.

De lijst van dingen die we niet zullen missen is echter langer. In de eerste plaats het kostenplaatje. Om een idee te geven van hoe enorm duur alles hier is: tweedehandsboeken kosten meer of evenveel als nieuwe in België, Australische wijn is goedkoper in Europa, je vindt in de steden geen logies onder de 30 dollar per persoon (net als in HongKong), de minimum boete is 200 dollar, voor een uitstapje van een uur of 2 betaal je al snel 100 dollar. Vergeleken met NZ (ook al geen goedkoop land) is alles 30% duurder. Bovendien weten de Australiërs goed hun toeristische trekpleisters uit te buiten. Die liggen meestal afgelegen (maar wat ligt er niet afgelegen in Australië...), zodat je geen andere keus hebt dan hun duurdere prijzen te betalen. In de Nationale Parken mag je nooit gratis kamperen, een regel die hoogstwaarschijnlijk werd opgesteld door de dure privécampings aan de rand ervan. Maar verkavelingen staan ze dan weer wel toe. Privébezit in een Nationaal Park is in Australië heel normaal. Wij kwamen het hier alleszins voor het eerst tegen.

De Australiërs zelf hebben er allemaal geen last van. Zij verdienen goed geld en geven het ook vlotjes uit. Zij rijden niet met oude karren rond, maar met gloednieuwe blinkende 4WD's die ze op zondag uit de garage van hun luxe appartement halen. Van waaruit ze graag hun middenvinger opsteken naar de arme toerist. In Darwin mistten we de bus en probeerden terug naar de stad te liften. Een uitgebouwde 4WD stak zijn middenvinger op, terwijl een aftands busje stopte en ons meenam. Het waren dan nog Belgen ook. Ik vond dat een mooi beeld om aan te tonen hoe het er hier aan toe gaat.

We kwamen opvallend veel Belgen en Hollanders tegen die zich hier gevestigd hebben. In ons hostel zat het vol mensen die werk zochten. Maar niemand was van plan definitief in Australië te blijven. De Belg van de eerste dag in Darwin was de enige. Ik zou hier ook niet lang kunnen blijven. We ontmoetten veel supervriendelijke en sympathieke mensen. Maar, en helaas, nog meer onbeschofte eikels. Zeker aan de Westkust.

Dan is er nog de zaak van het Verloren Volk, de Aboriginals. Zonder twijfel de sympathiekste inwoners van het land, die hun identiteit en eigenwaarde verloren zijn onder het Australische bewind. Hun manier van leven botst zo hard met de Westerse - een cultuur die zichzelf nu eenmaal verheven vindt - en daar zijn zij het slachtoffer van. De levensomstandigheden van de Aboriginals is erger dan die in vele ontwikkelingslanden. Ze palaveren hier wel over 'Sorry Day', geven nu en dan wat land terug, doen kweetnietwat over de Aboriginal bushtucker, maar dat verandert in sé niet veel. Het is hartverscheurend om te zien hoe ze het hier maar laten begaan, zich opsluiten in hun chique huizen en vol minachting over het zwarte volk spreken. Ze moesten zich schamen.

Maar misschien begrijpen wij gewoon de Australiër niet. Zij worden wild van dingo's en bushtuckertoers, terwijl wij het eerste gewoon een hond vinden en het tweede niet meer dan eten wat de natuur biedt.

Dagelijks vele dode dieren op de weg moeten zien zullen we ook niet missen. Als je een auto huurt krijg je steevast te horen dat het verboden is om 's nachts te rijden, omdat je dan vast en zeker een kangaroo omver rijdt. Dat is dan uiteraard niet erg voor de kangaroo, maar voor de auto. Wij lapten die regel aan ons laars, niet alleen omdat die belachelijk is (de kans op overstekende kangaroos is even groot overdag als 's nachts, vraag het maar aan een Hollands koppel dat we tegenkwamen. Zij reden er eentje omver om kwart voor 9 's morgens. Dus als wij een kangaroo zagen was het altijd 'Het is kwart voor 9 zeker?' ) maar ook omdat je als je een beetje voorzichtig rijdt in het donker je gemakkelijk op tijd kan stoppen. Als dat al nodig is, want even toeteren en al het wild vlucht voor je weg.

En toch hebben Australische auto's bijna allemaal een zwaar uitgebouwde bumper, waarmee je - olé - naar hartelust kangaroos kan omverrijden zonder een schrammetje op te lopen. Niet verwonderlijk dat de Australische wegen vol liggen met kadavers, die de roofvogels en kraaien wellustig komen opeten.

Gezien het grootste deel van onze reis zich op deze wegen afspeelde, heb ik ook hierover het een en ander te zeggen. Er mogen dan wel prachtige dingen te zien zijn, de ritten ertussen zijn erg lang. In NZ was de slagzin 'We zijn hier nu toch', in Australië werd dat 'Het is maar 200 km om'. (Naast die van Maarten, elke keer voor het koken: 'Van waar komt de wind?') Bezint eer je begint.

De eentonigheid wordt alleen doorbroken door borden die kangaroos, koeien en ander wild aankondigen. Het enige opwindende is dat elke staat zijn eigen borden heeft met 'persoonlijke' boodschappen. In Victoria waren ze erg bezorgd dat je niet te moe achter het stuur zat. In West-Australië trokken ze om de 10 km hun paraplu met het bordje 'Floodway'.

We verdenken het kabinet voor wegenwerken ervan expres bepaalde banen niet te onderhouden. Waar moet je met je nieuwe 4WD anders heen? Soms was het echt heel erg. Zeker als ze enthousiast zeggen dat het 2WD toegankelijk is, moet je oppassen. Toen we onze 4x4 hadden en de arme bibberende busjes in volle vaart voorbijstaken, hadden we erg met hen te doen. Een paar weken eerder waren wij het die in slakkentempo over dergelijke wegen kropen. Maar zelfs met een hoge ophanging, speciale wielen en een snorkel ben je niet van rampspoed gevrijwaard. Wij hadden erg veel geluk geen platte band, verdronken motor of ander mankement te hebben opgelopen. Van alle mensen die we gesproken hebben waren wij de enige.

Niet elk minpuntje van Australië is de fout van de Australiërs. Ze hebben in heel Australië een uitzonderlijk nat regenseizoen achter de rug. Dus we hadden niet zo'n goed weer in het oosten en het zuiden, en veel gesloten deuren in het ganse land. Niks aan te doen.

Cruisend op de Australische wegen hadden we, ondanks de mooie zichten, toch heimwee naar Latijns Amerika. NZ en Australië waren erg verlokkelijk om naartoe te gaan tijdens onze wereldreis, omdat het stops waren op weg van West naar Oost. Op deze manier konden we er goedkoop naartoe vliegen. Maar het leven daar is zo duur dat we er meer spendeerden op 2,5 maand dan tijdens 6 maand Amerika. Bovendien is het er zoals bij ons, dus je hoeft er echt zo ver niet voor te gaan. De cultuur en de mensen in Latijns Amerika zijn zoveel rijker en interessanter. We zijn wel blij beide landen gezien te hebben, en hadden (vooral in Nieuw Zeeland) een erg leuke tijd. Nu weten we hoe we een goede capuccino moeten zetten, en hoe je je vlees het best in een kampvuur kan bakken. En we zagen (vooral in Australië) prachtige landschappen.

Kaka-most certainly- du & Litchfield National Parks - met een pauze van springende krokodillen, buffels en watervogels.

Je hoort ze overal in Australië, op fora, in reisverslagen en in reisboeken: de Kakadon'ters/Lichtfielddo'ers. Zelfs onze Duitse vrienden die we terug tegenkwamen aan de ingang van het Kakadu NP waren sceptisch: 'You can save the money'. Het toegangsgeld tot Kakadu alias Kakadon't bedraagt 25 dollar terwijl het iets verderop gelegen Litchfield NP (ongeveer 200 km) gratis zijn deuren opent. Bovendien, beweert men, is het landschap er niet zo speciaal. Wij waren toch nieuwsgierig naar het grootste NP van het land, en een van de grootste in de wereld. 20.000 vierkante kilometer, 2/3 van het oppervlak van België, spreekt toch tot de verbeelding. De onderhoudskosten zijn dan ook niet min, en integenstelling tot de buren van Lichtfield zijn de regeringsubsidies onvoldoende.
Om het hele park te kunnen zien heb je zeker een week nodig. Tenminste, als alles open is (in juli en augustus - maar dan is het ook het drukst). Wij zijn hier midden juni en ons kaartje staat vol rood doorstreepte onverharde wegen. Uitzonderlijk veel, krijgen we te horen. Net als in de andere delen van Australië hebben ze hier te kampen met een overvloed aan water. Wie dacht ook alweer dat Australië dor en droog was?

Met een kaart vol rode kriebels dachten we op 2 dagen wel rond te zijn. Uiteindelijk bleven we dubbel zo lang. We krijgen vast geen ticket voor het Kakadon'ters clubje meer nu.

Kakadu is niet alleen enorm groot, het biedt ook een enorme verscheidenheid aan landschappen en flora en fauna. Een aantal dieren komen zelfs enkel hier voor, zoals een zeldzame soort sprinkhaan en een zoetwaterkrokodil. Je kan er wandelen in savanne, moeras, overstromingsgebieden, mangrove, moessonregenwoud en tussen de ravijnen. We zagen er een van de mooiste landschappen van Australië. En dat in een park die zogezegd niet echt mooi is… Er zit wel een adder (hoewel hier meer een python) onder het gras: je moet stevige wandelschoenen aantrekken om Kakadu echt te appreciëren. Het is niet genoeg om de snelweg te nemen die het park doorkruist en alleen even de benen te strekken op de wandelingen van 100 m naar een uitkijkpunt. Zou dat de reden tot Kakadon't kunnen zijn?

Naast goeie wandelschoenen is ook een 4WD aan te raden. Sommige wegen kunnen uiterst hobbelig zijn! Maar dat geldt voor veel parken in West Australië en de Northern Territory. 

De dag na een gezellige kampvuuravond met Meiki en Tim vonden we een briefje tussen onze ruitenwisser van Leen en Michaël. Beide koppels waren al op de terugweg van Darwin; we zijn duidelijk het langst in de Kimberleys blijven plakken. Ook met hen maakten we het 's avonds gezellig bij de vlammen. We kwamen elkaar in de namiddag tegen bij een wandeling naar de billabong vlakbij Gunlom. Daar bloeiden prachtige waterlelies in allerlei kleuren: rood, blauw, wit, paars, roze. Zoals altijd werd Maarten gek als ik een paar meter dichter naar het water liep om foto's te kunnen maken. 'Niet te dicht!! Er zitten krokodillen!!' roept hij dan. Toen hadden we er allebei wel nog geen gezien. (Ondertussen is dat wel gebeurd en roept hij nog harder).

Omdat we wat te lang aan het tetteren waren geslagen, kwamen Maarten en ik op het nippertje op het uitkijkpunt boven de Gunlomwaterval aan. De zon verwarmde nog net enkele rotsen langs de pool, terwijl in de verte de lucht al zijn avondpallet aannam: een zacht pastel oranje-rood. Aussies zaten luidruchtig van hun bier te drinken, een kerel ging overmoedig op de rand van de waterval poseren (ook hier werd arme Maarten misselijk van) en ik viel op mijn achterste waarbij ik net op tijd mijn voet kon wegtrekken of ik had een meisje in bikini een pijnlijke stoot bezorgd. Overal waar het glibberig is, val ik graag. Het was wel al even geleden, dus nu zijn de statistieken terug op peil.

Foto's volgen hopelijk later...

Die avond aan het kampvuur vertelden we aan Leen en Michaël hoe mooi we de waterval vonden die we gezien hadden voor Gunlom: de Motor Car waterval. 's Morgens vroeg waren we vanuit Yurmikmik op wandel vertrokken, waarbij ik al na 5 meter bijna op een python trapte. Ze ritselde ratel-snel het struikgewas in, en was waarschijnlijk al in Arnhem Land toen ik nog stond te bekomen van het verschot. Sindsdien heb ik een groot respect voor fotografen die erin slagen en slang in het wild te fotograferen. Helden zijn het. Dan stellen de vogeltjes die ik fotografeer niks voor.

De wandeling naar de Motor Car waterval (waarbij je ook een ommetje kan maken naar een mooi uitkijkpunt) is niet de spectaculairste, maar de volhouder wordt beloond met een paradijselijke scène aan het eind. We konden onze ogen niet geloven. Ik voelde mij Eva (en ik denk Maarten ook een beetje Adam) toen we de sierlijke waterval in een prachtige poel omringd door tropische plantengroei zagen opspatten. En alsof dat nog niet genoeg was, weerspiegelde het water nog eens het hele plaatje. Een impressionistisch-Bijbelse ervaring. Monet zou verrukt zijn geweest. Wij waren het alleszins.

Na die dag waren we pas echt fervente Kaka-most certainly-du'ers. We wilden zeker alle wandelingen die open waren doen, al waren er dat op dat moment niet veel. De Barrk Bushwalk vlakbij Nourlangie was met zijn 12 km en vele waarschuwingen (Don't attempt alone! Don't leave after 10 pm! Carry at least 6 liter water per person! Etc) de grootste uitdaging. We hadden er echter nogal ver van gekampeerd, en met alle ditjes en datjes onderweg konden we de 10 pm niet halen. Gelukkig had ons scherp observeringsvermogen gemerkt dat bepaalde wegen niet meer gesloten waren, ondanks een rood kruis op onze kaart. Er zat verandering in de lucht. Onze hoop dat we dan toch de Jim Jim Falls zouden zien groeide. En voilakes, ze hadden de weg net opengesteld! Dat geluk was ons al 1 keer voorgevallen, in de Bungle Bungles, en nu opnieuw. We gaan nog geloven dat wij wegen doen opengaan. Nu lachen jullie niet meer met Adam en Eva zeker?
In de verte storten de Jim Jim watervallen zich 150 m naar omlaag
We deden een Aboriginaldankdans en draaiden de 55 km onverharde weg naar de Jim Jim waterval in. Volgens de kaart zeker 2 u rijden. Na 45 km racen over een perfect stuk gravelroad geloofden we geen woord van onze kaart meer. We waren in een uitbundige gemoedstoestand en lachtten dat we de laatste 10 km dan maar te voet zouden doen.  

Dat hadden we niet mogen zeggen. Van het ene op het andere moment veranderde de brede, vlakke weg in een supersmal zandpad. God keek grijnzend toe hoe we stapvoets hobbelden over rotsige stukken, door beekjes met modderige en diepe bodems, over duinen (gelukkig hadden we al een zandtraining achter de rug), boomstammen en andere beproevingen. (Wel leuk hoor.)

Half uitgeput kwamen we een uur later op de parkeerplaats aan. De vriendelijke meneer van de ticketcontrole wist ons te vertellen dat je een wandeling tot de top van de waterval kon maken. Dat leek ons wel wat. We wandelden in onze stapschoenen, staken de rugzak vol water en energierijk voedsel en gingen op pad. Het begin van de wandeling hadden ze goed verstopt, maar eens we de rivier over waren was het een makkie. Om de weg te vinden, bedoel ik dan. De wandeling zelf was zwaar en vereiste 4x4 capaciteiten. Op handen én voeten klauterde ik de rots op. Vaak moesten we ver-springen van steen naar steen. Maar we liepen wel door een prachtige kloof, waar ons meer vlinders begroetten dan in een vlindertuin. Eenmaal boven loopt de wandeling nog een heel stuk op het bloedhete Arnhem Plateau, dat de indruk geeft in een dromenland rond te lopen. Uiteindelijk kom je aan een reeks kleine watervallen, voorbereidingen op de grote drop die ze de Jim Jim Fall gedoopt hebben. Die konden we niet zien waar wij stonden. Een gegidste groep stond een heel stuk lager aan de voet van de waterval, maar we hebben niet gevonden hoe je daar moet raken. En eerlijkgezegd waren we ook te moe om lang te zoeken. Het vroege opstaan en de zware rit speelden ons parten.
Een vlindertje in mijn buik
Vogelperspectief op de krokodillenpoel
Daar beneden loert de diepte
Nu hadden we de waterval zelf nog niet gezien en eenmaal terug beneden begonnen we met onze laatste krachten aan de 800 meter naar de voet van Jim Jim. Af en toe kregen we hem in de verte te zien, maar tot vlakbij raakten we niet. Aan het rotsenklauteren kwam maar geen einde, we zouden toch niet gaan zwemmen in de pool, we moesten nog een heel stuk rijden, het zou nu wel snel donker worden. Na 600 meter keerden we terug.
Normaal nooit stil, maar nu toch even uitgeput als wij
Op de parking wachtte ons een onaangename verrassing. Iemand (vast een verstrooide professor) had de lichten laten aanstaan en onze batterij was plat. Gelukkig vonden we snel jonge Aussiebink Steward (heel typisch: blik bier in de hand, gespierd, gescheurde jeans, grote 4x4 truc en heel behulpzaam), die, na veel 'No worries' en 'Yeah mate', onze auto gestart kreeg. Uit schrik de batterij nog niet voldoende opgeladen te hebben sloegen we de eerste camping over en moesten een heel stuk verder tot de volgende rijden. Ik sliep al voor we er aan kwamen en deed dat het etmaal rond. Met zoete dromen van watervallen en vlinders.

Die 12 km van de Barrk Bushwalk leek ons de volgende dag plots stukken minder aantrekkelijk en we beperkten ons tot de korte tochtjes. We liepen een paar billabongs rond en bezochten alle Aboriginal rotsschilderingen. Er zijn 2 plekken waar je die kan bewonderen: Nourlangie en Ubirr. De eerste waren de mooiste tekeningen, maar de tweede had het mooiste uitzichtpunt. In het toeristisch kantoor had een vriendelijke dame ons gezegd dat we zeker de zonsondergang bij Ubirr niet mochten missen. Maar omdat er een aantal wandelingen nog gesloten waren stonden we al om 4 u op het hoogste punt. Meer dan 2 u zaten we daar, eerst alleen, maar tegen een uur of 6 begon de Grote Stormloop. Die vriendelijke dame had aan nog 30 toeristenbussen laten weten. Ons mooie zicht werd al snel bevlekt door tientallen hoofden uit allerlei landen. Statieven klikten open, er werd om ter luidst geroepen, er werd hard gekauwd op chips en crackers, Ipods, blackberry's en andere camera's vechtten om de 'beste' plaats. En wij, wij zaten erbij en keken ernaar. 
Nog voor de zon achter de horizonlijn was verdwenen lieten we de openluchtcinema achter ons.

De handtekening van de Aboriginals
Je kijkt uit op het paradijs (voor muggen) vanop Ubir
In de verte hult het Arnhemplateau zich in rookslierten
Onze vierde en laatste dag in het park deden we eindelijk de Barrk Bushwalk. Om 8 u stonden we aan de start, en dat is wel nodig. Er is weinig schaduw en je kan nergens water vinden. In tegenstelling tot wat er in de brochure staat is de wandeling helemaal niet lastig. Er zijn een paar mooie uitkijkpunten op de Nourlangie rots, maar voor de rest is de wandeling aan de Jim Jim Falls mooier. Wel leuk is dat je langs een weinig bezochte Aboriginal artsite komt, waar er zelfs een zeilboot getekend staat. Opnieuw heel knap. Sommige tekeningen zijn 20,000 jaar oud! Het doet je stilstaan bij de ouderdom van de Aboriginalcultuur. Vooral als je weet dat die op nog geen 100 jaar omzeep is geholpen. 
Even uitrusten op een versteende rivierbedding
De Nourlangierots baadt in de ochtendzon
We waren sneller als verwacht terug op de parking en beslisten een barbecue te zoeken om ons potje te koken. Aan de rand van een moerasgebied vinden we er een op houtvuur. Maar zoals dat soms gaat veranderen we van gedacht en halen we onze broodzak en kaas uit. Als de eerste boterham op is komt er plots een tractor ons picnic terrein opgereden. Hij heft de barbecue, waar normaal onze pasta had staan pruttelen, op en verdwijnt de bush in. Het gaat zo snel dat we pas in de lach schieten als hij al niet meer te bespeuren is. 

Na dat heerlijke middagmaal restten ons de laatste kilometers in het park. We maakten voor Darwin nog een tussenstop bij een wetlanden uitkijk. In Kakadu vind je hele mooie en uitgestrekte wetlands met vele vogels die exotische namen dragen als jabiru, jacana, brolga. We waren er niet op het goeie seizoen, want hoe later in de Dry, hoe meer vogels. Toch was het nu al mooi om zien.
De roodgekamde Jacana haast zich over het water
Wie van Kakadu richting Darwin rijdt, komt langs de Adelaide rivier verschillende bedrijven tegen die een 'Crocodile Jumping' boottocht aanbieden. Wij kozen voor de kleinste en we waren er erg tevreden van. Niet alleen kreeg ik voor vertrek een python rond mijn nek, we zagen tijdens de tocht maar liefst 4 zoutwaterkrokodillen springen, en een hoop whistling kites haalden acrobatische toeren uit om opgeworpen eten te vangen. De laatste springkrok was 'Hannibal', een mannetje van meer dan 6 meter lang en 100 jaar oud. Hij moest niet zo hoog springen als de andere omdat de gids schrik had dat hij een hartstilstand van de inspanning zou krijgen. We waren enorm, enorm, enorm onder de indruk. De krokodillen komen op het geluid van de boot af, en kijken voor ze hun sprong wagen eerst iedereen es goed aan. Als ze dan uiteindelijk hun megalijf uit het water hesen is dat ongelooflijk om zien. Het zijn echt schitterende roofdieren. Ze zijn erg indrukwekkend. Zoiets hadden we nog nooit gezien. We zijn gewoon aan vogels die insecten uit de lucht plukken, of spinnen die ze in hun web vangen. Maar dit...
Me Jane and olive python
Hannibal eet normaal vooral krokodil maar hier springt hij voor een ribbetje
De vrouwtjes springen hoger dan de venten
We waren juist geparkeerd in Darwin en de persoon die achter ons parkeerde vroeg: 'Hollanders? Belgen?'. Het is duidelijk, Belgen halen Hollanders in en hebben al een even groot territorium! De man in kwestie was zelfs van Tienen, zogoed als onze buren. Hij vond het aangenaam wonen in Darwin.
Na de nodige mondvoorraad en interneturen konden we Darwin voorlopig verlaten om het Litchfield-do Nationale Park te verkennen. 

Hier kan ik gelukkig kort over zijn - het bericht zou anders te lang worden, nietwaar -. Toen we het park op de kaart bestudeerden vroegen we ons af hoe we er onze 2 dagen zouden doorbrengen. Als je van Kakadu komt is het superklein. We hebben erg ons best gedaan. We stonden laat op, namen veel koffie - en lunchpauzes, stonden lang te kijken naar elke waterval, maar het mocht niet baten. Om 4u stonden we enigszins ontgoocheld terug op de autostrade. 
Het park bestaat uit niet anders dan watervallen met bijhorende zwempoelen. Ideaal voor wie wil komen afkoelen, maar wij hadden even genoeg van zwemmen. De wandelingen kan je op 1 hand tellen en zijn nog voor je tot 5 hebt geteld klaar. Sommige watervallen zijn heel mooi, dat wel. Watervallen vind je echter overal. Gelukkig zijn er nog andere redenen om tot Litchfield te rijden. Ze hebben er 'magnetic termitemounds': termietenhopen op zo'n manier gebouwd en georiënteerd om op elk uur van de dag een warm plekje in huis te hebben. Een veld vol geeft de indruk op een kerkhof te staan. Er zijn er 2: een voor de ingang van het park (waar je gewoon kan doorrijden) en een in het park (waar je de bordjes moet volgen en er niet in mag). Het is zeker de moeite om te zien. Termieten zijn belangrijke recycleerders, zowat de stofzuigers van de natuur. De hopen die ze bouwen kunnen tot 50 jaar oud worden, waarna ze afsterven en de voedingsstoffen door regen en wind naar de bodem zakken.  
De empire state building van de gewone termieten
Florence watervallen
Centerparks nabij Darwin: Litchfield
Het mooiste uitzicht van het park
Magnetische Maarten-termiet
Gezien we zoveel sneller als gedacht uit Litchfield waren, hadden we tijd om naar de Fogg Dam te gaan. We waren er al eens gepasseerd en toen onder de indruk geraakt van het landschap. Bij zonsopgang reden we over de dam en dat zicht was stukken mooier dan gelijk welke waterval in Litchfield. Klein nadeel is dat je er de honderden muggen moet bijnemen. We keerden ook hier dus snel ons kar en besteedden de rest van de tijd in het Wildlife Territorium Park. 
Australische spieser doet de zonnegroet
Spotlight on the Wetlands
Vogelkabaal in het moeras
Daar hoopten we alle dieren die we in het wild gemist hadden te kunnen zien. Dat was echter een tegenvaller. Ze pronkten er met vogels, vissen en reptielen die we al in hun natuurlijke habitat hadden gezien. Zelfs met dingo's... Australiërs zijn compleet gek van dingo's maar voor ons blijven het toch maar gewone straathonden. Ik had dan ook te doen met de 'dingo' die ons kwispelend aanstaarde vanuit zijn kooi. Ik kon hem niet eens aaien - het zijn dan ook 'wilde beesten' - zonder enig wild gedrag. We mochten wel opnieuw een slang vasthouden (een albino deze keer) en er was een roofvogelshow. Die was zo georchestreerd dat het nogal geforceerd overkwam. Ik was dan ook opgelucht dat de visarend er zijn voeten aan veegde en alleen heel even om een vis te pakken richting publiek vloog. Ik kon ook nog eens een wedge-tailed arend van dichtbij zien. Het blijven toch fantastische dieren. 
Eendjes zoals de vissen haar zien
Wedge-tail op de hand van een kalf
Maarten en ik in het zwembad
Onze laatste dagen Oceanië waren hectisch. De auto was zo vuil dat alleen een hogedrukspuit er na lange tijd de oorspronkelijke kleur tevoorschijn toverde. Uiteindelijk gaven we onze auto veel properder en completer terug dan we hem gekregen hadden. Er zat nu een volledige keukenuitrusting in, lakens, stoelen én lucifers; kortom alles om meteen te kunnen vertrekken. 
Er moesten nog een hoop dingen voor Indonesië geregeld worden die we nog niet hadden kunnen doen omdat we te weinig internet onderweg hadden gevonden. Op het eerste zicht lijkt het dat er daar in de hotels wel wifi is, in tegenstelling tot in Australië. We hopen het van harte. Het zou alles veel gemakkelijker maken, en we zouden eens kunnen skypen. We zijn alleszins blij terug met de rugzak te kunnen rondtrekken, in hotelletjes te kunnen slapen, en de dingen nemen zoals ze komen. Ik ga ook mijn afbiedmethodes terug moeten bovenhalen. Indonesië ligt niet zo ver van Australië, maar zal wel een wereld van verschil zijn. We zijn er klaar voor!

Terug in de Northern Territory

Net over de grens in Northern Territory ligt het Keep River National Park. Het verschil met de parken in West Australië is meteen duidelijk. Je moet geen ingang betalen. Er is drinkbaar water voorzien. Er zijn fatsoenlijke toiletten en er is een zaal met uitleg wat er allemaal te zien is in het park. Spijtig voor ons heeft ook hier het langdurige regenseizoen een deel van de wegen in het park verwoest en is maar de helft open. We starten met de kortste wandeling van zowaar 200m naar een aboriginal bouwwerk - vermoedelijk zowat het enige dat zij bouwden. Het is een soort lage toren met een dak van takken dat dient om arenden te vangen. Je maakt een vuurtje. De arend komt kijken en landt op de taken en hop! Je hoeft hem maar bij z'n poten te grijpen en te doden. De Noord-Amerikaanse indianen hadden een gelijkaardige techniek heb ik ooit ergens gelezen.

Maarten gaat eens vogeltjes vangen
De volgende wandeling is iets langer en ook veel mooier. Je loopt langs een landschap dat volgens de rangeren op de bijenkorven van Purnululu lijkt. Toch is het veel mooier dan dat park. Ze worden afgewisseld met andere rotsformaties en dat alles op de flanken van een prachtige canon. Langs het pad staan bordjes met uitleg over wat je allemaal kan zien. Naast ons rijst een enorme rotswand in een kleurenpallet van grijs over geel tot rood de hemel in. Tussen 2 hoge flanken ligt een droge waterval zwart te blinken. Sommige rotsblokken zijn in grillige vormen verweerd en we vinden er een die zelfs op een raam lijkt, maar veel mooier gevormd is dan nature's window in Kalbarri NP. De vallei is een savanne met prachtige eucalyptus, ratelende palmen en meer dan 2 m hoog speergras. Op sommige plaatsen wijkt het gras voor paarse bloemenvelden. Dartele blauw en zwarte vlinders doen zich tegoed aan de nectar. We zijn er zo weg van dat we de wandeling een tweede keer doen bij avondlicht.

De prachtige rotsformaties van Keep River NP
Een wuivende palmboom
Een van de vele vlinders, allemaal om ter mooist

Een gat!

Cane toads zijn hier een pest. Das er al eentje minder...
Verder naar het oosten rijden we door Gregory National Park. Dat is dan weer bekend om z'n verschillende 4 x 4 wegen van 20 tot 96 km lang. We weten het ondertussen al: door de overvloedige overstromingen in het regenseizoen zijn die paden nog niet voldoende hersteld om opengesteld te worden voor het grote publiek. Dus geen 4 x 4 tochtje voor ons. Het park is ook bekend voor z'n goede visplekken, maar sinds Eline weet dat je de vis ook moet doden nadat je hem gevangen hebt, als je hem wil eten ten minste, laten we dat ook aan ons voorbij gaan. We hebben trouwens ook geen hengel of visvergunning. We zullen dus maar gaan wandelen. We klimmen omhoog en klauteren over rotsblokken en tussen palmbomen langs een rotswand. Van onder in de vallei leek het niet echt iets speciaal maar eens je langs de wand loopt voel je je een nietige mier die in een klein paradijs rondkruipt. Gelukkig werpen de palmen hun gevederde schaduw op het pad voor ons want de zon brandt ongenadig hard. Ook de wind die door de kloof waait brengt een zuchtje verfrissing. Op sommige plekken zijn er nog vage rotsschilderingen van aboriginals te zien, een kangoeroe of wallaby, een vreemd mannetje. Niet echt spectaculair, maar toch al iets meer dan de schilderingen van de Grampians NP in het zuiden. Bij de volgende wandeling van de dag is er heel wat minder schaduw. Na enkele minuten bakken en druipen van het zweet keren we terug. De omgeving is veel minder overweldigend en het is enkel klimmen tot een uitzichtpunt.

Panorama van Gregory NP, met jawel, palmbomen

Tis toch niet waar zeker, weeral palmbomen
We cruisen dus maar verder naar het oosten. De volgende ochtend komen we daar in Katherine aan. Voor het eerst in twee weken hebben we nog eens internet. Het leukste mailtje dat we hebben is van Katrien die bevallen is van Milo, nog eens een dikke proficiat! We vullen onze geslonken mondvoorraad terug aan en sluiten de dag af met een plons in de warmwaterbronnen van het stadje. Het zijn geen vulkanische bronnen dus de temperatuur is niet zo hoog maar toch nog een aangename 30 graden. Je voelt je net in Center Parks, tussen de ouders met kinderen en de bejaarden. 
We hebben nu de smaak te pakken en rijden even 100 km naar het zuiden om nog enkele andere warmwater bronnen te gaan ontdekken in Mataranka. Eerst gaan we kijken hoe ze barramundi voederen op een camping vlakbij. Ook het publiek mag de vissen een sardientje toestoppen (aan een hengel zonder haak). Niemand durft te gaan dus geef ik me maar op (na wat elleboogstoten van Eline). De eerste keer is de barramundi weg met het sardientje voor dat goed en wel het water raakt. De volgende keer kan ik ze een paar keer in het niets laten happen voor ze hun buit beet hebben. 

Barramundi zijn razendsnel, met het blote oog zelfs niet te zien

Maarten het loze vissertje
Na een heerlijke scone met confituur en opgeklopte room trekken we verder naar de Bitter Springs. Dit zijn echt de meest paradijselijke bronnen die je je kan voorstellen. Omgeven door palmbomen, glashelder tot op de bodem, vol waterplanten, met waterlelies, vol kleine vinnige visjes, enkele schuwe zoetwaterschildpadden en een soort leguaan die van de zon geniet op een warme steen. En dat allemaal in en rond water van 32 graden. We trekken onze snorkel aan en laten ons meedrijven op de stroming van het riviertje. Het is net alsof we in een aquarium zwemmen. Verderop in het park is er een wandeling naar de Mataranka watervallen. Na de bronnen, klinkt ook dat veelbelovend. We trekken dus op pad langs de oevers van de rivier, in de hoop ook een glimp op te vangen van een krokodil. Die laat zich niet zien en ook de watervallen zien we bijna niet. Ze zijn zo ondermaats dat je ze bijna voorbij wandelt, moest er geen bordje naast hebben gestaan. We sluiten de dag af met een maaltijd onder een kanjer van een boom op het dorpsgrasveld van Mataranka waar enkele aboriginals voor de nodige animo zorgen.

Allemaal heerlijk warm water om in te zwemmen

Je moet het water wel delen met allerlei dieren
De volgende morgen staan we terug in Katherine om een bezoekje te brengen aan "school of the air". Deze school geeft les op afstand aan kinderen die in afgelegen gebieden wonen, zoals boerderijen, missieposten, vissersvloten. De lessen worden opgenomen in een soort studio in Katherine en uitgezonden via internetsatelliet. Ze gebruiken skype, chat en nog andere hulpmiddelen van het internet om les te geven en dat voor 1 uur per dag per leerjaar. Huistaken worden een keer per week met het postvliegtuigje opgehaald. Ze noemen zichzelf het grootste klaslokaal van de wereld. Ze hebben kinderen in een gebied van meer dan een miljoen vierkante kilometer. Naast de lessen heb je als kind nog wel een fulltime begeleider thuis nodig. Meestal is dat de moeder, maar er is ook een systeem van vrijwilligers die 6 weken komen helpen. Het lijkt niet meteen het beste systeem, maar de kinderen halen toch betere resultaten dan gemiddeld. Een gewone school lijkt mij toch nog altijd het leukste om naar toe te gaan.

Een eindje buiten de stad ligt het Nitmiluk Nationaal Park. De Katherine rivier heeft in het omliggende zandsteenplateau een systeem van kloven uitgeschuurd. De beste manier om ze te bekijken is een kanotocht op de rivier te maken. Enkele dagen geleden hebben ze een krokodil gevangen en dus achten de rangers het voorlopig niet veilig om kano's op de rivier te laten. We wandelen dus een stuk op het plateau en dalen af en toe via een zijtak af in de grote kloof. Het is weer enorm heet, maar gelukkig staan er op een aantal plekken langs het wandelpad watertonnen. Zo kunnen we onze drinkbussen regelmatig bijvullen. De zichten die we tijdens de wandeling hebben op de kloof en de rivier zijn fantastisch. We vinden het echt jammer dat we de rivier niet op mogen. De voeten van de steile wanden van rode en grijze zandsteen worden in sommige bochten bedekt met zandstranden waar je vanuit de hoogte de voetafdrukken van wallaby's en leguanen ziet. Het kloofje waarlangs we afdalen naar de rivier doet ons terugdenken aan de wandelingen in de jungle van Costa Rica. De groene vegetatie en het kabbelende riviertje contrasteren fel met het dorre plateau erboven. 

Uitzichtpunt op het einde van de eerste kloof, Nitmiluk NP

De 'Costa Ricaanse' boswandeling
Een bidsprinkhaan from outta space

's Avonds eten we weer op een mooi plekje onder de bomen niet ver van de rivier. De bomen op de oever hangen vol met vliegende honden (reuze vleermuizen die fruit en honing eten). Het is er een gekwetter van jewelste. Je zou denken dat die dieren overdag slapen, maar met dat lawaai denk ik niet dat er veel echt een oog toe doen. De meesten zijn zich zelf ook constant koelte aan het toewuiven in de ondertussen al veel minder hete namiddagzon. We zijn de enige mensen op het grasveldje. Maar aan de rand zitten ook een moeder en kindje wallaby. Die blijven onverstoorbaar verder grazen terwijl ik ons eten klaarmaak. Langzaam maar zeker komt de moeder steeds dichterbij totdat ze op een dikke meter van mij zit. Ze is echt nieuwsgierig en richt zich op om te snuffelen wat wij eten. Ze houdt het uiteindelijk tocht het liefst bij gras. Even later komt haar kleintje (er is nog maar een goede kop verschil) haar knuffelen zo lijkt het en aan haar oor knabbelen. Dat blijkt even later de manier om van de borst te krijgen want al gauw steekt hij z'n kop in haar buidel en ligt na enkele ogenblikken languit te drinken. Ondertussen zijn er veel meer wallaby's op het veldje gekomen, maar die blijven wel op een veilige afstand. Enkele van de moeders hebben nog een peuterwallaby die nog de ganse tijd in de buidel blijft. Echt schattig om te zien.

Familiefoto

Slurp slurp

Duizenden vliegende honden, een hels kabaal
De volgende dag bezoeken we het noordelijke deel van het park gelegen rond de Edith Falls. Eerst wandelen we hoog op het plateau tot enkele idyllische poelen met mini waterlelies, mini watervallen (maar toch hoger dan die van Mataranka) en mini visjes. Vervolgens wandelen we rond de Edith Falls. Die klateren in drie verdiepingen naar omlaag. We zijn ondertussen oververhit van het vele stappen en duiken dus zonder aarzelen het water van de bovenste poel in. Het is heerlijk fris en de eerste momenten krijg je een shock van de koude. Ik zwem, klauter en glij tot een plekje onder het daverende watergeweld om een extra harde massage te ontvangen van de rivier. Het water spat constant in m'n ogen, dus ik zie niet echt veel. Na een minuutje of twee keer ik terug naar Eline, want die kon met haar slechte knieën de rotsblokken onder water moeilijk trotseren zonder verwondingen op te lopen. Samen laten we ons met de stroming meedrijven tot de rots waar onze rugzak staat. Eline neemt dan maar opnieuw een duik in de onderste pool. Ze is al een echte waterrat geworden en laat zich niet meer afschrikken door het koude nat.

(Voetnoot van Eline: foto's van de Edith Falls komen hopelijk later, als we de CF kaart hersteld krijgen)

Ons eten is nog maar eens op dus hopen we inkopen te doen in Pine Creek. In het postkantoor vragen we na of er een supermarkt in het gehuchtje is. Tot onze grote opluchting worden we naar Toy's Store gestuurd. Wat we daar te zien krijgen lijkt meer op een oude kruidenierszaak uit een Western dan op een supermarkt. In de winkel is ook een apart winkeltje van een Aziatische familie waar je windorgels kan kopen en je was laten doen. Het gamma eten dat je kan krijgen is heel beperkt, maar je vindt wel wat Aziatische producten. Wie zou die hier kopen? We komen buiten met een doos cracotten, een pak diepvriesgroenten en een pak diepgevroren gehakt. We hebben genoeg van de wandelingen in de hitte en gaan dan maar de Umbrawarra kloof ontdekken. Die wordt door de meeste toeristen overgeslagen en is daardoor heerlijk rustig. We vinden een plekje langs de rivier in de schaduw van de overhangende  ijzerrode rotswand. Perfect om uit te rusten en eens te beginnen met de voorbereiding van onze 2 maand in Indonesië. Eline leest een reisboek over Irian Jaya en ik probeer ondertussen enkele woorden Bahasa Indonesia onder de knie te krijgen. De Nederlandse invloed is goed te merken in de woordenschat. Karcis (uitgesproken kaartjes) betekent bijvoorbeeld kaartje en je kan al raden wat polis betekent. Het wordt wel nog wat oefenen voor ik ook eenvoudige zinnen zal kunnen maken. En nu op naar het grootste nationaal park van het land: Kakadu. Sommige noemen het ook Kakadon't  dus we hopen dat het geen al te grote ontgoocheling wordt.

De laatste dagen in de Far West

De noordelijkste stad van West Australië, eigenlijk is het meer een dorp, is Wyndham. We waren in Derby al gecharmeerd door het foldertje dat we er van vonden. Zo eentje met zoveel mogelijk kleuren en foto's van veel te lage resolutie zodat je nauwelijks ziet wat er op staat. Daar wilden we dus zeker naar toe. En met slechts 100km omweg om er te komen was het net of we moesten er sowieso langs. Het dorp telt ongeveer 1000 inwoners, maar heeft een belangrijke haven voor de omgeving. Sinds kort worden de verschillenden ertsen die de omgeving zo rijk maken hier verscheept, maar het belangrijkste export product is levend vee. En dat exclusief naar Indonesië. Hoewel dat volgens het meisje van het toeristisch kantoor nu niet meer gebeurt sinds een ophefmakende reportage van hoe het vee daar behandeld wordt in de slachthuizen. Ja dat geloven we direct. In de haven staan nog enkele honderden koeien in kralen te wachten op hun cruise naar het paradijs. Voor de rest is de haven niet veel soeps. Het meest interessante dat we er zien is een visje dat niet in het water, maar op het droge leeft. We hadden het al in een documentaire 'Life: Fish' van de BBC gezien. In het echt ziet het er nog grappiger uit.

1 klein visje dat kroop uit de zee
Enkele beelden moeten het toeristische elan van het dorp opkrikken. De reuzenkrokodil is best grappig en wordt met feesten om ter zotst versierd. Er zijn ook de reuze bronzen droomtijd beelden. Ze stellen een aboriginal familie, een kangoeroe, dingo (wilde australische hond) en guano (zeer grote hagedis, tot 1m lang) voor. Ik voel er mij een dwergje tussen.

Black fella with little white fella
Het hoog(s)tepunt van Wyndham is de Vijf-rivieren-uitkijk. Van boven op een hoge heuvel kan je bijna de ganse vlakte zien liggen. Hierin monden vijf rivieren uit in de baai die het dorp met de zee verbindt. De zee zie je niet want die ligt verstopt achter een noordelijke heuvelrug. Sommige rivieren zijn niet meer dan heel dunne linten. Op sommige plekken zelfs enkel een hoopje keien. Het is immers droog seizoen. In het nat seizoen staat vaak de ganse vlakte blank, maar nu heeft het meer iets van een woestijn in wording.

Deltacursus van 1 van de 5 rivieren
We rijden bij de ondergaande zon doorheen een prachtige savanne van goudgroene wuivende grashalmen en boabbomen naar het zuiden en houden halt bij een kampeerplekje aan een kreek. Het schemert al als we daar toekomen. Dit is krokodillengebied. We parkeren dus niet te dicht bij de kreek. De ganse avond horen we geplons en gespetter in de poel. Bij het ochtend licht blijken het echter grote barramundi (vissen) te zijn, die regelmatig naar lucht komen happen. We maken weer een kampvuurtje en koken er stoofpotje op met gehakt en bonen: echt kampvuureten! De volgende ochtend worden we gewekt door het lawaai van een draaiende motor van een vrachtwagen. Ze komen water pompen uit de kreek, omdat ze door hun eigen voorraad zijn. Op die manier zal de uitdrogingsdood voor de vissen van de kreek nog bespoedigd worden.

Billabong bij de boabs
We besluiten om stiekem toch een stukje van het oostelijk deel van de Gibb River Road te doen. We willen immers weten waarom je door zoveel extra voor moet betalen aan autoverzekering en zijn benieuwd of het zijn naam van laatste wildernis van Australië waardig is. Waarschijnlijk zijn we daarvoor niet ver genoeg gereden, ofwel is het lang zo erg niet als ze zeggen. We hebben 1/10 van het ganse traject gedaan en het ergste dat we zijn tegengekomen is een wad waar je door een rivier van zo'n 70 m breed moet rijden met op het diepste punt ongeveer 50 cm water. Met onze 4x4 is dat echter een lachertje. Dan was de weg naar Purnululu heel andere koek.

Alle riemen bijzetten door de Fitzroy rivier richting de Cockburn Range
We verblijven op de camping van Home Valley Station. Een grote boerderij waar koeien en paarden gekweekt worden en ook een aardig centje aan toerisme wordt verdiend. Al is het klein bier in vergelijking met het toeristisch park van El Questro vlakbij. Van op de boerderij heb je een prachtig zicht op de imposante Cockburn Ranges. Op hun domein zo'n 15 km van de camping is er ook een prachtige waterval die in verschillende trappen in een kloof naar beneden klatert. De zandstenen kloofwanden lijken zo uit een reuzen blokkendoos gehaald en naast de rivier gestapeld en in haar bedding neergesmeten. Het is een prachtig plekje om je voeten te laten afkoelen is het heldere water en gelukkig zonder krokodillen.

De ik-weet-de-naam-niet-meer- watervallen
Bruin bakken voor de krokodillen
Voor het eerst sinds we in Australië zijn nemen we ook eens een duik in een zwembad. Het boerderij eten laten we aan ons voorbij gaan. We gaan wel een kijkje nemen in de openlucht bar als we de verdwaalde klanken van een Elvissong tussen de boabs van de camping horen dwarrelen. Een lokale Aboriginal Elvis imitator geeft het beste van zichzelf terwijl enkel oudere koppels een danspasje plaatsen. Het is echter net z'n laatste nummer, maar na de pauze zal er nog volgen. We blijven dus hoopvol zitten. Na de pauze zingt er echter een krakende witte cowboy veel te stil en zonder echt overgave. We gaan dus ons muggennetje opzoeken. Want we slapen hier onder de blote hemel met enkel een muggennet boven ons om te kunnen genieten van de fantastische sterrenhemel nu het nieuwe maan is. We zitten ondertussen al zo ver noordelijk dat we ook enkele sterrenbeelden van bij ons kunnen herkennen, zoals de grote beer en orion.

We zijn blij dat we geen extra verzekering hebben genomen om de ganse Gibb River Road te doen. Het was wel mooi, maar nu ook weer niet zo veel anders dan in de rest van de regio dat je hier zo veel extra moet uitgeven.

Het laatste stukje West Australië dat we bezoeken is het dorp Kununurra en omgeving. Dit is een landbouwerscentrum gelegen vlakbij 2 grote stuwmeren. Hier is er helemaal nooit gebrek aan water. De vlakte rondom wordt gevuld met mangoplantages (spijtig niet het juiste seizoen) en sandelhout, waar ze wierook van maken.

Een groen lijntje snuiven in de dorre savanne
We nemen snel een kijkje in Hidden Valley NP, dat een miniversie is van Purnululu. Op een half uurtje heb je alles gezien, zeker als door de schade van het nat seizoen ook nog enkele paden gesloten zijn. We gaan de pracht van de zonsondergang aanschouwen op de Kelly Knob Uitkijk. Het staat er al vol toeristen als we toekomen. Een groep ouderlingen staat met de rug naar de zon enkel rotsen te bewonderen en een bende jongelingen zit wat lager te wachten tot het spektakel gaat beginnen. Zij zijn bijna interessanter dan de zonsondergang zelf.

Een Griekse god bij avondlicht
Het licht kleurt echter prachtig goud op de rotsen rondom ons en begint dan langzaam naar rood te neigen. Die kleur doet ons denken aan de wijn die we nog moeten kopen. Voor 5 uur in de namiddag kan je enkel licht bier kopen. Gewoon bier en alles dat sterker is moet wachten tot later. De omgekeerde wereld dan de bar in Fitzroy Crossing. Als we in de liquor store zijn (je kan hier enkel alcohol kopen in speciaalzaken) staat er al een lange rij aan te schuiven. We mogen bovendien maar 1,5 l per persoon kopen. Alcoholisme is hier duidelijk een groot probleem, dat ze op een nogal idiote manier proberen aan te pakken. We rijden nog snel naar een telefooncel om ons hotel in Darwin te reserveren. Als we daar toekomen stopt er een politieauto naast ons. Ik had blijkbaar de lichten niet volledig aangezet en enkel met de standlichten aan gereden. Er is echter in de auto geen enkele manier om het verschil te zien als je in een goed verlicht dorp rondrijdt. Shit! Dachten we allebei en dat tijdens onze laatste avond in deze staat. We hadden al meerdere verhalen over de strenge politie in West Australië gehoord. De minimum boete is $ 200 voor een overtreding. Ik dus zo onschuldig mogelijk doen dat ik het echt niet wist en er echt niets aan kon doen. Ik mocht bovendien ook eens blazen voor een alcoholtest. De eerste keer in mijn leven en van de zenuwen ging het de eerste keer natuurlijk niet goed. Lap, dat was niet al te best. Gelukkig had ik niets gedronken en ik kon mijn oren ook niet geloven toen ze enkel zeiden: "Don't let it happen next time. Have a nice evening." Enkel een waarschuwing en geen zware boete. Joepie! Daar moeten we op drinken!