Vroemvroemm tot Broome

Het is, voor zij die hier nog niet geweest zijn, moeilijk zich voor te stellen hoe lang de kilometers zijn in het westen van Australië. Hoe uitgestorven de streek is, op de roadhouses (tankstations) na. Zeker als je 'beschaving' meet in het aantal McDonalds-en is het hier prehistorie. McDonalds staat nu al een paar maand synoniem met WIFIEE!, zij hebben er altijd, en altijd gratis. Zij zijn geen vloek van het globalisme, maar verstrekkers van een levensnoodzakelijke behoefte in een land waar je voor alles (duur) moet betalen. Ik dank de Heer McDonald op mijn blote knieën. Dat ik daardoor vol rood stof hang, die overal aan blijft plakken, kan me niet schelen. Misschien dat ik met nog een kniebuiging kan vragen om tussen het pietluttige stukje dat Geraldton en Broome scheidt ergens een nieuwe vestiging te maken…? Tijdens de meer dan 2000 km tussen ons vorig contact met de buitenwereld in de McDonalds van Geraldton en die van nu in dezelfde hamburgerketen in Broome kregen we via AM golflengte nu en dan wat krakend nieuws te horen van ABC radio, maar dan vooral geklaag over de Australische regering. West - Australiërs hebben de neiging zich de hele tijd benadeeld te voelen over elke beslissing in Canberra. Eigenlijk hebben ze vooral schrik hun rijkdom te moeten delen met de andere Australiërs, met wie ze maar weinig gemeen hebben. Na duizenden kilometers in hun territorium vind ik dat al lang niet meer verwonderlijk. Wat ik wel nog verwonderlijk vind, is hoe zo'n gigantisch continent in godsnaam 1 land kan blijven. Het lukt België, de grote van een Nationaal Park hier, niet eens. De provincie West Australië ligt dan ook nog eens compleet afgezonderd van de rest van het land. Een grens van duizend kilometer woestijn is niet veel beter dan duizend kilometer oceaan.

We wilden naar de Westkust gaan na het lezen van reacties die het altijd maar hadden over die prachtige, ongeschonden, veel minder toeristische kant; zij die ook naar de Oostkust geweest waren duidden de Westkust aan als hun favoriet. Je had er net als aan de andere kant reefs om te snorkelen en gouden zandstranden, zonder de drukte.
Waren we niet naar Coral Bay gegaan zou ik nu zeggen: bullshit. Willen al die Westcoastlovers alleen maar opscheppen dat ze toch maar tot deze uithoek zijn geweest? Want hoe mooi het snorkelen in Coral Bay ook was, tot dan toe zagen we maar weinig redenen om op te scheppen over de schoonheid van West Australië. Nu en dan bezochten we mooie plekken, waarover Maarten net geschreven heeft. Maar de afstanden ertussen, de onvriendelijkheid van sommige mensen, en het gebrek aan variatie in het landschap waren een hoge tol.

Gelukkig veranderde dat toen we na een paar dagen strandluieren in Coral Bay koers zetten naar het inlands gelegen Karijini NP. De her en der verspreidde termietenheuvels waren de eerste bulten die we zagen in het landschap en we vergaapten ons aan hun schoonheid. Het was zo lang geleden dat we iets zagen hoger dan een mierenhoop; de meterhoge reuzen waren heel wat.  Het landschap werd mooier en mooier, net als tijdens de rit naar Uluru. Felle rode kleuren met groene tufjes 'Maartenhaar' kleurden de heuvels. Boven ons cirkelden black kites en nu en dan een wedgetailed arend. Een paar uur later pletterde er plots een sprinkhaan op onze voorruit dood, gevolgd door nog een, en nog een. In een paar seconden belandden we in een echte sprinkhanenzwerm. Het regende sprinkhanen, 2 km lang. Ongelooflijk. Even snel als ze gekomen waren, verdwenen ze weer.

Cowboy Maarten en een termietenhoop
Dit kleine broertje van de Komodovaraan kwamen we toevallig tegen
Ook roadtrains zorgen voor reliëf in het landschap
Rood, groen, blauw, geel. De kleuren van Australië
Erg tevreden over deze dag kampeerden we onder een drukke sterrenhemel in Bushtucker's land. De volgende dag reden we verder tot Tom Price. Dat is geen zanger, maar de westelijke toegangspoort tot Karijini. De weg erheen verveelde geen moment. Groot was onze verbazing toen we vlakbij Tom Price verkeerd reden en in een Neighboursachtige verkaveling (bijna identiek aan die bij ons) terecht kwamen.
Zoals bij elke stop in een dorp dat groter is dan een tankstation sloegen we hier de nodige voorraad in om de komende dagen in het park niet te verhongeren. Onze auto moest het echter zonder eten stellen want de plaatselijke pomp was leeg. Met andere woorden, we zaten vast in Tom Price.

We probeerden ons daar bezig te houden door de Mount Nameless op te rijden. Voor de naam alleen al zou je erheen gaan, maar volgens ons reisboek zou er ook een mooi zicht op de top zijn. Wij waren voorbereid op een steile rit, maar onze 4x4 niet, en na een paar minuten rook ik een verbrande lucht die weinig goeds voorspelde. Wachtend tot onze oververhitte motor een beetje zou afkoelen in de felle zon probeerden we af te wassen (dat was er nog niet van gekomen) maar we moesten een paar keer achter wegrollend bestek hollen.

Mount Nameless houden we dan maar voor een andere keer.

Die avond vonden we een prachtige kampeerplek langs een meer, Kings Lake genaamd. Echt heel mooi… Ware het niet dat er overal borden stonden die in grote letters op het gevaar wezen van het giftige water. Gelukkig valt de ongezonde toestand van het meer niet op bij maanlicht. Zo zie je maar hoe foto's kunnen bedriegen.

Het feërieke licht verduistert de gifgroene wateren
Toen er de volgende morgen nog steeds geen diesel te krijgen was besloten we onze route te veranderen en via Wittenoom het park in te rijden. Zo was het een 200 tal km tot de volgende pomp, dat moesten we net halen. Op die manier konden we ook al een stukje van het park doen, dat normaalgezien te ver om is: de Hamersley Gorge.

We bleken al gauw de juiste beslissing genomen te hebben. De kloof was prachtig en je kon er heerlijk zwemmen. De rotsen golfden rond de poolen waarin talloze vissen zaten. Zeker de ommetoer waard!

Hamersley "love" Gorge
Stoere backpackers duiken het koude water in
De prachtige lijnen van het gesteente deel 1
en deel 2
Toen we in de buurt van Wittenoom kwamen, stonden er weer van die borden die wezen op gevaar voor de gezondheid. Deze keer kon je longkanker krijgen van de blauwe asbest die hier tot de jaren 70 werd ontgonnen. Karijini NP heeft een mooie, maar blijkbaar gevaarlijke omgeving. We vertrouwden op ons reisboek dat zei dat er geen gevaar meer was, en reden de hel binnen langs een schitterende de weg die de uitlijnen van het park volgt. Alle pijlen naar Wittenoom bleken systematisch verwijderd. Vreemd dat ze het dorp op die manier proberen uit te wissen, maar het wel nog op de kaart van het NP zetten. Ons boek dateert uit 2008, en sindsdien is er heel wat veranderd. In 2011 is er geen Wittenoom meer. Een dorp, gelegen op een prachtige locatie vlakbij de kloven van het park, helemaal verlaten. Opeens waren we het niet meer zo zeker van dat asbest.

The Road to Wittenoom
Het enige wat in Wittenoom nog enigszins recht stond
Ruim voor zonsondergang installeerden we ons op enkele kilometers van de oostelijke ingang van het nationale park. Daar zaten echter zoveel vliegen dat we nog eens ons muggennet onder het stof vandaan haalden. Het zag er heel grappig uit, (gelukkig stonden we niet in het zicht van de hoofdbaan) maar was wel doeltreffend. Zonder dat net konden we onmogelijk eten. Het beviel ons zo goed dat we besloten een open air cinema avond te houden. De film 'Australia' trekt op niet veel maar vanonder een muggennet met daarboven een prachtige sterrenhemel, genoten we toch van de herkenbare landschappen. Bij een bepaalde scène riepen we samen: 'Bungle Bungles! Daar gaan we nog naartoe!'
Zonsondergang vanaf onze campeerplaats
Maarten trots onder zijn muggennet-constructie
De volgende morgen verlieten we snel ons plekje voor de vliegen het in de gaten kregen en kwamen vroeg in het Karijini NP aan. Natuurlijk was alles daar nog dicht. Gelukkig hadden we opnieuw een afwas en nog een paar andere dingen om te tijd te rekken tot de toiletten open gingen. Onder andere discussiëren over het nut van ingang betalen. Je kan gemakkelijk vals spelen want je wordt verwacht geld in een envelop te steken. Ik ben van mening dat als ze te lui zijn iemand aan de ingang te zetten die geld ontvangt, en je dan allerlei info geeft, je daar je voeten aan kan vegen. Ze zijn zelfs te lui om te controleren of je dat envelopje wel hebt. Een ranger kom je bijna nooit tegen, die zitten liever in het visitorcenter. Want daar gaat duidelijk al het entreegeld naartoe, en niet naar het onderhoud van het park. Die centers zijn telkens een architecturale parel, maar wij gaan er nooit binnen omdat ze zo laat openen en vroeg sluiten. Bovendien geven ze vaak verkeerde informatie. Het geld investeren in betere wegen, wandelpaden, watervoorziening, toiletten, picnictafels of parkings staat duidelijk niet op de agenda. De wegen zijn altijd beter buiten een NP, zelfs de gratis campings langs de autostrades zijn beter. In de VS moet je ook betalen om een NP binnen te mogen, maar daar is de infrastructuur wel wat anders. Hier gaat het geld ook niet naar het personeel, anders zouden ze zich niet verstoppen achter hun chique bureaus. Ik zou die 11 dollar veel liever aan een arme aboriginal geven, of aan een goed project. Maar Maarten volgt altijd de regels strikter dan ik… Dus hebben we maar netjes gepast 11 dollar in die stomme envelop gestoken.

Uiteindelijk was dat voor wat je te zien kreeg een koopje. Daarmee bedoel ik alleen op het spektakel die de natuur daar heeft neergezet. Diepe bloedrode kloven, met op hun randen gevaarlijk balancerende eucalyptusbomen, en heel diep beneden een kronkelend riviertje. Als je afdaalt wordt het nog mooier. Dan kan je de structuur van de rotsen goed zien. De lagen die er miljoenen jaren geleden zijn ingesleten laten prachtige vormen na. In de Hancock kloof wilden we tot Kermits Pool wandelen, maar het was eerder klauteren. Nu en dan moest je ook water door, en als een spin door nauwe kloven kruipen. Allemaal glibberig uiteraard, dus het was een heel avontuur. Maar erg leuk.

Hancock Gorge zoals de black kites het zien
En zoals Kermit de kikker het ziet
We daalden ook af in de Knox gorge. Die was veel breder dus gemakkelijk te bereiken. Hier zaten we lang te genieten van de zon, de vissen in de pool en de stilte. Die stilte was er enkel omdat we het voorgeschreven wandelpad aan ons laars lapten en een andere richting insloegen. Het was een zaterdag en dus druk.

Van het pad afgedwaald in het paradijs van Knox Gorge
Daarbeneden hadden we eigenlijk moeten lopen

De andere 2 kloven, de Kalamini en de Dales gorge, bekeken we zoals de meesten een kloof bekijken: vanop het viewing platform. Het zou snel donker worden. De Dales gorge zag er schitterend uit in het laatste zonlicht.

De wanden kleuren donkerrood in het licht van de zinkende zon
Karijini was onze laatste stop voor Broome, slechts een 800 km verderop. Samen met een hoop roadtrains togen we op weg. Tot Port Hedland waren er meer roadtrains dan gewone auto's. Hun 42 wielen daverden langs ons heen. Aan 80 per uur kan dat gebeuren. Ondertussen ben ik al aan die topsnelheid gewoon, en als we dan eens boven de 90 rijden lijkt alles veel te snel te gaan. Bij het volgende smogalarm op de E40 ga ik alleszins niet meer vloeken. 80 of 90 per uur is zoveel economischer, en je raakt ook op je bestemming.

Onze nieuwe hobby, wielen tellen van de road trains, hier 42.
Port Hedland reden we enkel binnen omdat we geïnteresseerd waren in hun supermarkt. Tot Broome, een 600 km, zou er geen meer te vinden zijn. Op de lange weg naar Broome waren de hoogtepunten: de 2 kamelen langs de weg, de kangaroosteak die we smakelijk verorberden, nu en dan een mooi landschap, een omgevallen jeep en een koppel Hollanders die we overal tegenkwamen.


De schoonheid van de zonsondergang contrasteert fel met de vriendelijkheid van het personeel in dit roadhouse

Net als het land zijn de treinen hier van uitzonderlijke proporties

klaar voor een hapje kangoeroe terwijl de trein nog steeds in de achtergrond davert
Na een namiddag McDonaldsen hadden we nog niks van Broome gezien, en zetten ons kookinstallatie (niet veel van voorstellen) neer in het lokale stadspark. Toen ik even weg was om wat handdoeken te wassen bleek Maarten innig bezig met een Aboriginal vrouw. Nieuwsgierig kwam ik dichterbij, en zag dat hij eigenlijk aan het vechten was om het zoutvat en de olie uit haar handen te pakken. Catherine wilde es tonen hoe je moest koken. Nu hebben Aboriginals een goede reputatie als het op koken aankomt met producten uit de bush, maar als die uit de supermarkt komen is het duidelijk veel minder. Na 2 minuten 'hulp' was ons gerecht om zeep, al vond Catherine het erg lekker. Ik vraag me nog steeds af of ze compleet gek was, of gewoon Aboriginal. Alleszins was ze heel enthousiast en riep meermaals 'I want you!', en moesten we allebei mee naar haar familie in het zuiden (waarbij je moet wijzen in de respectievelijke richting, anders begrijpt ze het niet). Ze vond het ook heel raar dat we elk uit een bord aten, en dat we alleen in Broome waren om dingen te gaan bezien. Maar misschien heb ik het gewoon verkeerd begrepen, het was niet gemakkelijk om iets op te maken uit haar woordenstroom. Toen we merkten dat het woord 'family' haar helemaal in lichterlaaie zette, vroegen we welke taal ze met haar family sprak. Ze zei 'Yes yes, we talk a lot in the family!'. Ok...

Toen Catherine's buik volgegeten was ging ze languit in het gras liggen 'to relax' en konden wij naar de plaatselijke cinema gaan. Daar speelden ze 'Mad bastards'. De affiche zag er leuk uit, maar ik had over de kleine lettertjes gekeken die waarschuwden voor gewelddadige en lokale taal. We lagen languit in de strandstoelen te gapen naar een groot scherm waar gecko's dol op zijn, terwijl nu en dan een vertrekkend vliegtuig oorverdovend over ons hoofd scheerde. De Leuvense Terrasfilms op z'n Australisch. Het ging over een man die van Perth tot Broome reisde (toevallig), maar dan eerder met zijn vuisten dan met de campervan. Gelukkig begrepen we de helft van wat hij zei voor geen meter. De Aboriginals waren zelfs beter verstaanbaar. De film maakte ons dubbelzinnige gevoel over West Australië alleen maar erger. Deze regio heeft zoveel mogelijkheden (wie snel rijk wil worden moet echt naar hier komen), maar is tegelijk zo achterlijk. Op de radio hoorden we nog iemand zeggen dat ze hier nog nooit van de klimaatopwarming hadden gehoord. Huh, en de gevolgen ervan zijn vooral hier duidelijk! Denken die mensen dan niet na? De Australische regering is gisteren eindelijk in actie geschoten om iets te doen aan de klimaatopwarming. Er zullen taxen op CO2 gehoffen worden. Als bij wonder werd het hier niet meteen een rel, maar begrijpen ze dat het een noodzakelijkheid is. Hoewel er toch mensen zeiden 'I don't belief global warming is a man made problem'. De mensen leven hier echt in de vorige eeuw. Er is nog veel werk in West Australië.

Langs de kust van de Indische Oceaan

We rijden door het saaie kustlandschap van Coral Coast. Het is de eerste keer dat we dit gevoel hebben in Australië. Het is ook niet meteen mooi weer, maar toch. De plantengroei is grauw van de droogte, het landschap golft zachtjes zonder echte heuvels. We voelen ons bijna terug op de saaie vlaktes van Argentinië. De aantrekkingskracht van dit gebied ligt dan vooral ook in de zee. We slaan van de snelweg af naar de kust richting Shark Bay. Helemaal in het zuidelijkste puntje van deze dubbelbaai ligt de grootste verzameling stromatolieten van de wereld. Stromatolieten bestaan uit cyanide-bacteriën die zich samen groeperen en vreemdsoortige rotsen vormen van schelpen, steentjes en zand. Het zijn de oudste complexe levensvormen op aarde en zijn lang de enige en belangrijkste producenten van zuurstof geweest. Dankzij stromatolieten is er vandaag voldoende zuurstof op aarde voor ons. De wezens zelf zijn niet spectaculair maar dat is niet abnormaal voor zo'n oude levensvorm.

Dankzij deze wezens kunnen wij nu vrij ademen en ons druk maken over opwarming van de aarde
Een 70-tal km naar het noorden komen we opnieuw aan een uitzonderlijk plekje, Shell Beach. Het strand bestaat niet uit keien of zand, maar uit miljoenen schelpjes. De meeste niet groter dan een kersenpit en bijna allemaal prachtig wit. In de branding worden de schelpjes heen een weer gespoeld als vuile kleren in een wasmachine. Als je over de schelpen loopt knarst dat fijn alsof je over opgevroren grond of vers gevallen sneeuw loopt. De schelpen op het oude gedeelte van het strand zijn zo dik op elkaar gepakt dat je er blokken van kunt kappen. Die blokken werden gebruikt om de eerste gebouwen van de streek mee te bouwen. 

Moeten er nog schelpen zijn?
Als een kind zo blij
Rara waar zijn we
Tegen de avond zoeken we een campeerplekje in de duinen. Dankzij onze 4x4 kunnen we bijna tot op het strand rijden. Met zicht op een klein mangrovebosje vergapen we ons aan de prachtige kleurenfilm van de zonsondergang. Dit is het mooiste plekje waar we tot nu toe op de reis hebben overnacht.

Ons privé mangrovebosje
En onze privé zonsondergang
De volgende dag begint mooi maar wordt al gauw miezerig en grijs. Het regent lichtjes als we in Monkey Mia toekomen. Hier zitten geen apen zoals je zou verwachten, maar hier komen wel dolfijnen tot bijna op het strand. Ze worden dagelijks gevoed. Een ideale plek om ze van heel dichtbij te zien en ze misschien zelf een visje te kunnen toestoppen. Op dit moment is er nog geen te zien dus gaan we eerst kijken naar een film over de verschillende soorten dolfijnen en hun gewoontes. Om beurten gaan Eline en ik kijken of deze slimme dieren zich al laten spotten. Uiteindelijk is het zo ver. Zeker een kwartier lang duikelen deze wateracrobaten door de golven. Maar geen enkele ranger doet de moeite om met een emmertje vis te komen. We zijn blijkbaar niet de enige Belgen die hier staan te wachten. Ook Leen en Michaël hopen hier een dolfijn te kunnen voeden. We raken al snel aan de praat. We schuilen samen voor de regen en wisselen ervaringen uit over Australië en af en toe als er een dolfijn zich in de buurt laat zien gaan we een kijkje nemen op strand. Op een gegeven moment durft een drietal zich tot vlak bij het strand te wagen. Als we onze arm zouden uitsteken zouden we ze kunnen aanraken. En ze lijken ons recht aan te kijken met hun intelligente ogen. Dit drietal is echter aan het jagen. Ze drijven vissen tot vlak tegen de branding om ze daar gemakkelijker te kunnen grijpen. De ranger komt dus ook nu niet uit haar kantoor. Na drie uur en half geven Eline en ik er de brui aan. We hebben honger en koud en zijn het beu te wachten op iets wat toch niet lijkt te komen. Achteraf horen we van Leen en Michaël dat zij vijf minuten nadat wij zijn vertrokken een visje aan een dolfijn hebben kunnen geven. Verdorie het zit ons niet mee!

Teddy de dolfijn
Na een dagje cruisen in noordelijk richting komen we in de buurt van de Ningaloo koraalrif. Dit is de grootste rif in het westen van Australië en de meest toegankelijke van het land om te gaan snorkelen. We rijden een baantje enkel geschikt voor 4x4 in dat belooft ons naar het strand te leiden. We moeten echter eerst een duinengordel door. Met al dat losse zand vertrouw ik het niet echt, maar omdat Eline graag nog voor het donker een duikje in de zee wil nemen banen we ons toch nog een weg door het rulle zand. Uiteindelijk belanden we op een plekje waar ook een Duits koppel hun jeep al heeft neergepoot. Het strand is echter niet geschikt voor zwemmen. Het ligt bezaait met bruinrode kwallen, waarvan we niet weten of ze giftig zijn of niet. Ook in de zee dobberen er heel wat dode exemplaren rond en de bodem is bezaait met dood koraal en rotsen. We genieten wel van de mooie zonsondergang. 

Kwallen die het zwemplezier vergallen 
De volgende morgen maken we een uitgebreide fotoreportage van de zonsopgang met regenbogen en een libel wiens vleugels bedekt zijn met dauw. 

Libel bij dauw dat zie je bij ons niet gauw 
Regenboog naar de hemel
We willen dan vertrekken maar na enkele seconden zit ons busje vast in het zand. Met de hulp van Maike, Tim, een braadpan en vuilblik om te graven en twee matten en steengruis raken we na twee uur de helling op. Telkens als we los raakten zakte de 4x4 immers 2 m verder weer weg in het zand. Tegen de tijd dat wij boven zijn is er een Australiër toegekomen op ons plekje. Als Maike en Tim willen vertrekken en ook hun wielen zot draaien in het zand, komt hij ter hulp. De banden aflaten tot 20 pond ipv de 34 die er normaal opzit doet wonderen. Alsof het niets is rijdt de jeep van het Duitse koppel tot boven. Op hun aanraden rijden we dan naar Coral Bay, een klein dorpje vlakbij om daar te gaan snorkelen. Op het strand ontmoeten we Leen en Michaël opnieuw en 's avonds op een campeerplek buiten het dorp zijn ook Maike en Tim er. 

De Outback en zijn vliegen


Wie geen fancy antivliegenhoedje heeft moet het maar verdragen

Uiteindelijk blijven we bijna 3 dagen in Coral Bay. Een tijdje snorkelen tot het te koud wordt. Dan opdrogen in de zon op strand, lekker luierend of een boekje lezend. De eerste dag snorkelen zien we al heel wat verschillende soorten en kleuren vissen, maar het koraal is minder spectaculair, we zien vooral zeegras en zeewier. De tweede dag trekken we op aanraden van een Nederlands koppel een beetje verder op het strand. We moeten wel een stuk tot aan ons middel door de zee langs rotsen waden. Het is immers vroeger dan gisteren en nog vloed. Om de koraalrif te bereiken moeten we daardoor verder zwemmen. Het koraal is hier inderdaad wel spectaculairder en ook de kleurenweelde aan vissen is enorm. In de namiddag is de zee zeker 50 m teruggetrokken en is het water ook minstens 2 m lager. We kunnen nu dus dichter tegen het koraal zwemmen. We zien daardoor alles veel duidelijker. We zien ook enkele pijlstaart roggen. Michaël is jaloers op ons. Maar als Leen en hij nadien ook gaan snorkelen hebben ze een jonge zeeschildpad gezien, al was het maar even. Nu zijn wij pas jaloers. Het is echter te laat om zelf nog zo diep uit de kust te gaan snorkelen. We zullen dus morgen terugkeren. De derde dag in Coral Bay zien we weer heel wat fraais van de onder-water-wereld. En je raadt het misschien al. Als we een laatste keer het water ingaan gaan we extra ver. De koraalvelden die we nu zien zijn weer heel anders dan de vorige keren. Na een half uur snorkelen zie ik ze dan eindelijk. Door mijn opgewonden gedrag heeft Eline ook meteen door wat er aan de hand is. Op enkele meters van ons zwemt een groene zeeschildpad van zo'n 2 à 3 jaar oud. We zwemmen zachtjes achter haar aan en zeker 5 minuten lang volgen we haar op haar pad door het koraal. Dan maakt een van ons tweeën blijkbaar een iets te bruuske beweging en onze jonge gids schiet verschrikt weg, zo snel dat we haar niet kunnen volgen. Wat een fantastische climax van een heerlijk relaxte driedaagse!

Het wijdse Westen

Tijdens de vlucht van Alice Springs naar Perth konden we de rotsen van Uluru en Kata Tjuta vanuit de hoogte zien liggen. Dit gaf een heel ander gevoel. Uluru leek haast nog indrukwekkender vanuit de lucht. Net een beetje een asymmetrische praline.

Vanuit de lucht zie je nog beter hoe speciaal Uluru is
We waren vergeten dat we geen fruit mee mochten nemen naar Perth, want dat ligt in een andere staat. In Australië is het verboden om fruit en groenten tussen twee staten te vervoeren tenzij met speciale documenten. Dit is om de verspreiding van de fruitvlieg tegen te gaan. We moesten dus nog snel een pompelmoes opeten voor we onze bagage konden ophalen. Maar best want als we bij de bagagecarousel toegekomen waggelt er een vriendelijke beagel kwispelend op Eline af. Blijkt dat we ook geen honing mogen meehebben. We moeten dus onze boterhammetjes in de vuilbak gooien. Na veel rondgebel boeken we via de toeristische infobalie een hotel in het centrum. Het is duur voor wat je krijgt (enkel een kamer met dubbel bed, maar geen handdoeken, wifi of ontbijt), dat was in Sydney toch beter. We vinden Perth wel een gezellige stad. Ons hotel is in de Aziatische wijk. Vol met Aziatische supermarkten, kruidendokters, massagesalons en natuurlijk restaurants. Er hangt een rustige sfeer, zeker niet de drukke grootstad zoals Sydney, Melbourne of Adelaide in het oosten. We gaan op zoek naar een cafeetje met gratis wifi want ik wil graag mijn vader bellen om hem te feliciteren met z'n verjaardag. Als we bij het toeristisch kantoor een lijst krijgen blijkt die helemaal niet te kloppen. Sommige cafés bestaan zelfs niet meer. Op het plein tussen de staatsbibliotheek, het museum en het kunstencentrum zit het vol met mensen met een laptop. Hier is gratis internet voor iedereen die het wil. Als we bellen blijkt Va aan het tennissen. Hij moet het dus doen met de groetjes en drie kussen van ons Moe. Janneke probeerde ook 2 keer voor ons een liedje te zingen, maar telkens viel net op dat moment de verbinding uit. Spijtig! Ik ga zonder Eline ook nog snel naar de tentoonstelling over AC/DC in het museum. Het is wel leuk om te zien, maar vooral de muziek maakt het de moeite.

"Home is where we live now" stond op deze bank
De volgende dag gaan we onze camper ophalen. We stonden eerst op het verkeerde adres, opnieuw foute info van het toeristisch kantoor. We hebben opnieuw dezelfde problemen als in Nieuw Zeeland. Er staat zogezegd onvoldoende geld op onze creditkaarten. We gaan die van Argenta toch eens hun nek omringen als we terug in België zijn. Gelukkig stellen ze in het verhuurkantoor een oplossing voor zodat we toch kunnen vertrekken. Het is ondertussen al onze derde camper in Australië. Ook de derde keer een met een nummerplaat van Queensland, de enige staat op het vasteland waar we niet naar toe gaan. Deze camper is een soort 4x4 busje. Het is beschilderd met de gezichten van U2, we hadden liever AC/DC gehad. Met een lege portefeuille trekken we dan maar naar het Noorden. Na een uur rijden vraag ik aan Eline of ze de batterij van de camera mee heeft. Ai, nee, paniek! Die is ze in het hotel vergeten. Als we weer een uur later terug in het hotel zijn steekt de batterij nog steeds in het stopcontact en is ze gelukkig helemaal opgeladen. We maken van de gelegenheid gebruik om nog wat inkopen te doen en drie uur later zijn we weer 80 km ten noorden van Perth. De volgende dag gaan we naar het klooster in New Norcia. Onderweg maken we kennis met de vriendelijkheid van de Westaustralische chauffeurs. We cruisen rustig aan 80 per uur, dit spaart ons veel uit aan brandstof en we hebben toch tijd. Het werkt blijkbaar wel mateloos op de zenuwen van de autochtonen. De vorige avond was er al een road train die met zijn lichten knipperde en claxoneerde omdat hij ons niet durfde voorbijsteken en vond dat we maar wat sneller moesten. En nu was het een gewone auto waarvoor Eline even langs de kant ging maar toen die ons niet voorbij wilde en ze terug de baan opreed begon hij hevig te toeteren en smeet hij zelfs met een blikje naar ons en stak hij zijn middelvinger op toen hij ons uiteindelijk wel voorbijreed. In tegenstelling tot in de outback in het centrum groet hier ook bijna niemand terug als je zwaait.  Maar we zijn dus op weg naar New Norcia. Onze reisgids is er lyrisch over. Het is een klooster in Spaanse stijl met Moorse minaretten gebouwd door de benedictijnen rond de jaren 1860. De architectuur is helemaal niet zo speciaal, zeker niet als je uit Europa komt. Het zijn gewoon bakstenen gebouwen met een bepleisterde façade. Ook de minaretten zijn wel zeer ver te zoeken. Het enige dat misschien in aanmerking komt zij enkele vierkante hoektorentjes. De Australische historische architectuur is het niet echt waard om voor rond te rijden. 

Poserend voor het klooster dat echt niet veel voorstelt
We proberen of we ondertussen al terug geld kunnen krijgen met onze creditkaart. Maar we vangen bot. Na het tanken is onze cashvoorraad ook geslonken tot 80 $. Dan maar naar de kust, als we ergens moeten wachten tot we terug geld hebben is het daar ten minste aangenamer. We raken zonder problemen op een halve tank tot in Namburg NP. Tegen zonsondergang rijden we de "pinnacles discovery dessert" binnen. Dit is een duinengebied dat bezaaid is met een bos van kalksteenrotspunten. Het lijken wel versteende reuzentanden van aboriginals die hier in de woestijn de uitdrogingsdood zijn gestorven. De zonsondergang kleurt de rotsen eerst geel dan rood en vervolgens paars om te eindigen bij grijs als de nacht volledig valt. 

De Pinnacles van het Namburg NP
Laatste stralen voor de zonnegod
Verkleurde Pinnacles bij laat avondlicht
De volgende dag rijden we verder naar het noorden om in Geraldton een bericht naar België te kunnen sturen in de hoop dat onze moeders ons bankkaarten probleem kunnen oplossen. We laten met ons laatste geld onze tank nog eens volgooien, in drie keer om toch zeker te zijn dat we toekomen met ons geld. Na vier keer te zijn doorverwezen vinden we ook iemand die onze gasfles van het fornuis kan bijvullen. En we gaan weer verder noordwaarts.

Weg van de autostrade via een aardeweg komen we na ongeveer 40 km bij het kleinste land van het continent, het provinciaal Hutt River. We worden verwelkomd door prins Leonard hemzelf. Hij leidt ons rond op zijn prinsdom. Hij heeft eigen munten, postzegels, een vlag, een oude Mercedes en Rolls Royce en nog veel meer. Hij laat ons ook op eigen houtje de koninklijke kapel ontdekken en de infokiosk waar uitgelegd staat waarom en hoe hij onafhankelijk is geworden. Hiervoor heeft hij op een gegeven moment zelfs de oorlog aan Australië verklaard. Hij toont ons ook trots een wereldkaart waar in Australië geen enkele stad vermeld staat maar zijn prinsdom wel. We krijgen ook nog een stempel in ons paspoort als bewijs dat we in Hutt River Province geweest zijn. 

Klik op de foto om te zien dat Hutt River het enige is wat op de kaart staat
16u. De dag zit erop voor Prins Leonard en hij laat de vlag neer.
Met een glimlach op het gelaat trekken we verder naar het Kalbarri NP waar we de zon zien ondergaan boven de Indische oceaan (de eerste keer dat we die zien) die lustig bizarre formaties beukt in de veelkleurige zandsteen rotsen. 

De Indische Oceaan
De volgende morgen maken we nog een wandeling langs de prachtige rotskust. Tegen de middag gaan we naar het dorpje Kalbarri om de computer op te laden, want ondertussen heeft ook onze oplader voor de wagen of misschien is het de sigarettenaansteker van de wagen zelf (meer waarschijnlijk) het begeven. We brengen het heetste moment van de dag in de bib door. Tot onze grote vreugde kunnen we ondertussen weer aan geld. Dat is een serieus pak van vooral mijn hart. Als het al wat koeler begint te worden rijden we naar de kloven van de Murchison rivier in het NP. Er is geen ranger te bekennen aan de ingang, dus moeten we geen entree betalen. Het zit ons eindelijk eens mee. Het wegje tot aan de rivier is zo hobbelig dat we blij zijn met onze 4x4 camper. Het eerste gedeelte van de kloof dat we te zien krijgen maakt wel heel speciale bochten. De rivier heeft zich in de barsten van een zandsteenmassief ingesleten. Die barsten lopen loodrecht op elkaar en dus neemt de rivier ook op sommige plaatsen bijna loodrechte bochten. Meer stroomafwaarts heeft de rivier bijna een volledige lus uitgesleten. Op de plek waar de landtong het dunst is, zijn de rotsen verweerd tot een raam. Je hebt er een prachtig zicht door op de omgeving. De ondergaande zon hult alles in een warme gloed. We kunnen terug met volle teugen genieten van onze trip.

Nature's Window 

Een stukje van de Z - Bend

No worries!

Met onze anonieme witte campervan mochten we helaas niet doorrijden naar Alice Springs. Met spijt in ons hart, we waren echt van onze bus gaan houden, namen we afscheid in Adelaide. Op het moment dat we het verhuurkantoor binnenstapten was net bekend geworden dat Osama gedood was en wees de bediende ons naar het TV scherm waarop hopen Amerikanen te zien waren, dansend voor het Witte Huis. Ai ai toch, dacht ik eerst. En dan, wat een geluk dat we nu niet in de VS zijn. En dan, onnozele Amerikanen, waarom staan die te feesten. Australië is al sinds dag en dauw trouwe volger van de 'anti-terroristenoorlog' die de VS zo goed kan verkopen. Dus ook hier niks dan uitgelaten reacties. Er was slechts 1 iemand op de radio die stilletjes hoopte dat er nu 'een einde aan die waanzin zou komen, dat de regering nu tijd en geld zou steken in dingen die er echt toe doen: de problemen in Australië zelf.'
Terug naar het verhuurkantoor. We hadden geluk: we kregen ipv onze gevraagde kleine campervan, er gratis een die normaal de dubbele prijs kost. Een upgrade! We konden onze oren niet geloven van geluk, zeker niet toen we rondgeleid werden in dit luxepaleis met douche, toilet, flatscreen TV, microgolfoven, 3 (! In NZ hadden we er maar 1…) kookvuren, een dampkap, grote frigo, mastermasterkingsizebed, 100 liter water, cruise control, een radio die zelfs werkt, open dansruimte, overal lichtjes en zelfs een echte camera vanachter om via een schermde te kunnen parkeren. En vast nog vanalles.

Links de kleine maar fijne camper, rechts de (zogezegd) luxueuze mastodont
Ik voelde me een echte trukchauffeur. Het binnenrijden in Australische grote steden is een regelrechte ramp, en het er weer uit geraken met een 7 meter lang lomp gevaarte is evenmin een sinecure. Maar bon, het lukte ons, en meteen wachtte ons de volgende uitdaging met onze nieuwe aanwinst: een kampeerplek zoeken. We konden ons nu niet meer zo gemakkelijk verstoppen, laat staan op een gewone parking staan, dus we begonnen al wat te vloeken op onze 'upgrade'. Toen we die nacht ook nog eens bevroren ons tevergeefs aan elkaar probeerden te warmen, was de oorspronkelijke grote liefde fel gezakt. Dat toilet of die douche zouden we toch nooit gebruiken (Alleen al het idee om met een gevuld wc rond te rijden JAKKES). Na 5 minuten koken op ons sjieke vuur ging het brandalarm af. Om water te tappen moet je een hoop knoppen aanleggen. Voor alles eigenlijk: een heel gedoe. Bovendien zuipt het meer benzine dan een student bier op een cantus. En het is dan ook nog es een diesel, hier stukken duurder. Ach, no worries!

We stopten net als een paar dagen geleden in Clare, want daar hebben ze een superbib met gratis Wifi. Tegen de middag reden we verder, nog slechts 1400 km tot Alice Springs. Toen we door het zoveelste dorpje reden, Melrose, vond ik het wel iets hebben en draaide terug. Gelukkig, want ze hebben er een zeer leuk cafeetje in een oude smidse. Een ideale stop!

Je zou je zo in Bokrijk wanen
Alles ging veel te goed, dus er moest iets gebeuren. En natuurlijk moest ik de oorzaak zijn. We vonden een parking waarop we die nacht zouden doorbrengen. Maar ik zag daar een zijweggetje die er veel idyllischer uitzag, en die ons bovendien verder van de lawaaierige hoofdbaan zou brengen. Ik dacht, even kijken of het berijdbaar is. Toen ik zag dat het niet zou lukken omdat er teveel zand lag, en wou terugrijden, bleken we vast te zitten… Met onze vorige van was dat nooit gebeurd, maar met deze enkele-ton-wegende-en-bovendien-flauwe-motor-op-automatiek-mobilhome dus wel. Grr. Na een uur proberen waren we 1 meter ofzo verder geraakt en stond Maarten vol blauwe plekken van het duwen. In het donker heeft hij nog een hele tijd verder gegraven, terwijl ik eten maakte. Dat is moeilijk zonder licht, en al snel zaten er miljoenen muggen binnen. Ik kon het deksel van de kookpot maar een klein beetje opheffen of we aten meer muggen dan spaghettisaus. De spaghetti afgieten ging al helemaal niet. Uiteindelijk lukte het via een ingenieus systeem van belichting, en met de hulp van de 7 meter, om de muggen vooral vooraan te verzamelen terwijl wij in het donker achteraan voorzichtig en snel glibberige spaghetti probeerden te eten. Zonder wijn ook nog, want dat lusten ze blijkbaar ook wel. Een ongeluk komt nooit alleen nietwaar. Terwijl Maarten erg dapper de muggen te lijf ging en ze kon reduceren tot slechts een duizendtal, probeerde ik af te wassen in een afwasbak die zwart zag van de beestjes. We besloten dat we maar best rap een einde aan deze dag konden brengen en haalden na 4 maand nog eens ons muggennet boven. Vandaar onder konden we de TV zien, en we dachten, zou het niet lukken om via de harde schijf een film te zien? En ja, na wat proberen lukte het! Waaw! Op het allerspannendste moment viel de TV echter uit, waarschijnlijk had een mug een kortsluiting veroorzaakt. Ach, no worries!

Wat een grote vis zit daar gevangen in mijn net
De volgende morgen merkte ik bij het uitstappen dat het zand nat was, en dus een beetje harder. Snel proberen achteruit te rijden! Met slaapogen bundelden we ons krachten en raakten we met een hoop duwwerk veilig op de parking. Ik had wel bijna een boom mee, want die was de camera op het dak vergeten filmen. Daar kijk ik alleszins nooit meer in, leve de achteruitkijkspiegels en het hoofd uit het raam…
Het grootste werk kon beginnen: de hele auto hing vol dode mugjes en vliegjes - ongelooflijk waar die allemaal in blijven plakken. Met behulp van een mini borsteltje en een zakdoek kregen we het toch min of meer proper.

We konden verder rijden, en al lonken de leuke zijwegjes, ik blijf nu wel braaf op het asfalt. Aan 90 km/u hadden we alle tijd om elke passerende chauffeur te groeten, een leuke gewoonte in de outback. Je krijgt niet altijd een groet terug, maar soms is het echt leuk. Zoals de navy-groet van een collega-campervan, of het bejaarde koppel die beiden heel fel enthousiast terugzwaaiden, waardoor ze bijna in de gracht belandden. Met die topsnelheid word je zelfs in the middle of nowhere vaak voorbijgestoken, ook door 'roadtrains'. Dat zijn gigantische camionconstructies van 53 m lang, en die zie je hier heel vaak.

Na een paar uur kwamen we aan in Coober Pedy, bekend om z'n opaalmijnen. Velen kwamen jaren geleden naar hier om fortuin te maken. Wij hebben onze twijfels bij het maken van fortuin met zo'n lelijke steen als opaal, zeker als je weet dat het hier zo warm kan zijn dat mensen onder de grond gaan wonen om het enigszins leefbaar te houden. Niet te verwonderen dat Coober Pedy een heel vreemde stad is, en we liepen er rond met een gezicht van 'waar zijn we nu weer beland'.

Een boekje kopen onder de grond
Zoeken naar opaal in de woestijn op z'n Coober Pedy's
Eindelijk lopen er ook eens aboriginals in het straatbeeld, veel zelfs, en ze zien er op z'n minst gezegd wild uit. Maar ze zijn heel vriendelijk en we zagen nooit mensen zo enthousiast terugzwaaien. Ze roepen graag tegen elkaar in iets onverstaanbaar, hebben nog grote neuzen dan een Keulemans, krullig haar en een heel donkere huid. En ze zitten bij voorkeur op de grond, merkten we. De meesten lijken zat, maar dat zal wel door het blazen op de didgeridoo komen. Of omdat ze niet kunnen omgaan met drank, en tot een marginale bevolkingsklasse gedwongen worden. Ze zien er ook meestal niet echt verzorgd uit. Ik had met deze vriendelijke mensen te doen. Ze kunnen zo mooi muziek maken, en in schilderen zijn ze ook erg goed. Hun abstracte patronen en kleuren zijn echt speciaal.

De volgende dag liet de zon zich maar af en toe zien tussen de wolken. Net vanavond wilden we naar de zonsondergang op Uluru, de grote heilige Aboriginalrots, gaan zien. Naar het schijnt is dat een echt kleurspektakel. We beslisten eerst naar Kings Canyon te gaan, en kwamen daar niet zo lang voor zonsondergang aan. Je kan er een van de mooiste wandelingen van het land doen. Omdat we ons moesten haasten voor het donker terug te zijn hadden we geen tijd de zijwegen naar de viewpoints te doen. Gelukkig zijn wij zot genoeg de volgende ochtend vroeg op te staan om de wandeling nog eens over te doen bij zonsopgang. We moesten zelfs 'maar' 35 km terugrijden om uit het park te zijn. Zoals gewoonlijk mag je in het park niet kamperen, omdat de private campings anders niet zoveel geld zouden kunnen vragen. Op de ochtendwandeling kwamen we opnieuw de grappige kuifduif tegen. Zonsondergang vond ik wel mooier.

De rode zandsteen badend in het laatste avondlicht
Versteende duinen op de rand van Kings Canyon, ook bij avondlicht
Nog maar eens een vroege vogel
Samen in alle vroegte op de foto
Ondertussen zijn er steeds meer dingen die niet meer werken in onze camper. Gisteren vielen de lichten uit, eergisteren de waterpomp. Hopelijk houdt de dampkap het tot laatst vol. Er is geen andere manier om de gaslucht naar buiten te krijgen gezien er bijna geen ramen open kunnen, en die wel openen hebben geen vliegenraam. We vinden trouwens nog steeds kleine mugjes van de eerste nacht. Deze camper is niet geschikt om in het wilde weg te gaan kamperen, maar heeft elke avond zijn oplaadbeurt nodig op een camping. Dat is voor ons echter te duur, zeker met de hoge Australische dollar, die elke dag verder lijkt te stijgen. Goed voor de Australiërs, maar wij hebben dikke pech.

We hadden een lange dag. Na de wandeling in de Kings Canyon was het nog 370 km rijden naar Kata Tjuta (de Aboriginalnaam voor de Olgas). Dat zijn een hoop prachtige, gespleten rotsen op 50 km van Uluru. Vanuit de verte zagen ze er heel indrukwekkend uit. We twijfelden even of we er wel een wandeling in zouden maken, want er bestond kans dat we dan de zonsondergang bij Uluru zouden missen en waarschijnlijk was het eerder 'mooi van ver, ver van mooi'… Gelukkig besloten we het er toch op te wagen, en we zetten er stevig de pas in. Het was heel druk, tientallen groepen verdrongen elkaar op de zichtspunten. Wat een verschil met de Canyon waar we bijna alleen liepen. Niet verwonderlijk, de wandeling was zeker even mooi. Wat we niet wisten was dat het hier blijkbaar een must-do was om compleet gekke toestanden op je hoofd te dragen tegen de vliegen. Vooral de Japanners (wie anders) waren er erg goed in om zich te verstoppen achter een wirwar van muggengaas. Ik ben het toch een keer uitgeproetst in het gezicht van een passerende vliegenimker, niet zo mooi van mij. Er zitten veel vliegen in de outback, dat klopt. En ze vinden vooral je ogen en mond leuk. Maar wij denken dan terug aan de zandvliegen in Nieuw Zeeland, en vinden het allemaal niet erg. Es met je hand zwaaien en ze zijn weg. Bovendien bijten ze niet eens. No worries!

De zon wilde wel niet echt meewerken en slechts af en toe was de prachtige rode kleur te zien als de rotsen oplichten onder haar stralen. Op een zonnige dag moet dit fantastisch zijn. We hebben dan wel geen last van temperaturen boven de 40 graden, het is eerder een draaglijke 20 graden, het nadeel is wel dat je moet hopen dat die vervelende wolken snel verdwijnen.

We're on a road to red hot rock!
De knalrode rotsen vol kleine keien in Kata Tjuta
Omdat het tijd werd terug te keren deden we niet de hele wandeling en stonden op recordtijd terug op de parking. We hadden immers deze lange pelgrimstocht ondernomen om Uluru te zien! (Ik weet nog hoe lang we thuis getwijfeld hebben of het wel de moeite zou zijn). Een uur voor zonsondergang stonden we op het juiste viewpoint, natuurlijk verre van alleen. Ik was niet tevreden met de ligging en liep het rode woestijnveld in, waar er geen bomen of mensen het zicht belemmeren. Achteraf bleek dat verboden, gelukkig zijn de rangers me niet komen halen. Ze zijn hier namelijk nogal streng. De zon zakte en de kleur van de rots veranderde wel wat, maar niet zoals ik gehoopt of verwacht had. Toch was het heel speciaal, hoe die grote rots helemaal alleen in de woestijn staat en lijkt te zeggen. 'Jullie staan hier allemaal maar even naar mij te kijken. Maar ik sta hier al millennia en millennia en ga niet dood'. Ik kan begrijpen dat het voor de Aboriginals een heilige plaats is. Wij mogen ons kathedralen nog zo hoog bouwen, of piramides als eeuwige rustplaats, aan Uluru kan niemand tippen. Het is het allergoddelijkste natuurwonder dat ik al gezien heb.

De rots en ik genieten samen van het laatste licht
We waren benieuwd geworden en reden nog even tot vlakbij de rots. Daar bleek dat je er gewoon kan rondrijden, en zo zagen we in het halfdonker dat de andere kanten zowaar nog mooier waren. Na enig twijfelen besloten we dan maar zuchtend dat we nog es heel vroeg zouden opstaan om ook de zonsopgang mee te maken, en er opnieuw rond te rijden. Deze keer moesten we maar 30 km rijden naar een plek waar je mag kamperen.
De volgende dag werden we verrast door het grote aantal mensen die van de luxueuze resorts kwamen op zo'n ondraaglijk vroeg uur. In colonne reden we het park binnen, en hoewel we veel te vroeg vertrokken waren kwamen we toch maar net op tijd op het sunrise point toe. Deze keer waagde ik me maar niet achter de paaltjes, en moest ik lang zoeken naar een plekje waar ik min of meer tevreden mee was. Ik vind dat ze wel es wat struiken mogen wegkappen voor hun 'viewpoints'!  Gelukkig hebben mensen de neiging te gaan staan waar het meeste volk staat, dus de grootste hoop stond op een soort verhoogje vanwaar je Uluru tussen de bomen moest zoeken. Het was helaas bewolkt en de rots bleef naar ons terugstaren in grijstoonkleuren. Heel jammer, de oostelijke kant is mooier dan de westelijke.

Net als ik ziet de Uluru er iets minder uit in de ochtend (volgens Maarten die er zelf ook niet al te geweldig uitzag toen)
We reden er nog een toertje rond en konden nu goed de gaten en scheuren zien die we de vorige nacht niet konden zien. We zagen ook dingo's en dromedarissen! De dingo's hadden evengoed straathonden kunnen zijn, ware het niet dat ze op de rotsen zwierven en niet door de straten. Ik had graag rond de rots gewandeld, maar ons vliegtuig wacht niet dus we moesten door. Op een bepaald moment passeer je de parking waar de controversiële klim naar de top begint. Vandaag was die gesloten omdat er regen voorspeld was. Er staan borden 'Don't climb the rock' en ook in de gids die je krijgt staat dat je respect moet hebben voor de Aborginalcultuur en de rots niet mag beklimmen. Nu lijkt het mij gemakkelijk dat te verhinderen: sluit het hek, zoals vandaag, en haal de kettingen van het pad. Er zullen nog altijd wel onbeschofte mensen zijn die hun leven riskeren en toch gaan klimmen, maar niet meer de massa's zoals nu. Een beetje vreemd om te zeggen dat het niet mag, maar dan wel alle faciliteiten aan te bieden.

Een dingo negeert de vraag om de rots niet te beklimmen
Het Verboden Pad
We dachten onszelf te trakteren op gebakken ei en koffie, maar na 2 minuten was de gas op. Nog een voordeel van deze camper is dat je die niet zomaar kan bijvullen. Nu heeft de dampkap het wel uitgehouden, maar werkt het kookvuur niet meer. Wat gaan we blij zijn als we van dit luxe spaceship af zijn!
Met muesli en gedroogd fruit in de maag, zonder koffie, verlieten we Uluru om 460 km later in Alice Springs toe te komen. We waren nog niet helemaal in het centrum en we wilden er al terug buiten. Langs elke weg zitten Aboriginals in het niets te staren, al dan niet slapend, al dan niet bezopen. Ze lijken zich niet van iets bewust. Meer naar het centrum toe zitten ze als bedelaars op de stoep, met hun schilderijen voor zich uit gerold. Hopend op een toerist die er een bij hen wil kopen, en niet in de talloze galerijen die het straatbeeld sieren. Ik heb er geen gezien die Engels spraken, de onderhandelingen gebeuren in gebarentaal. Het is nog erger dan de Indianenmarkten in Centraal of Zuid Amerika. Deze arme mensen zitten voor Westerse fancy galerijen die het werk verkopen van meer gefortuneerde Aboriginals. Ik ben er een binnengegaan en het was adembenemend. Echt prachtige werken, ik zou ze allemaal wel in de living willen hangen ;-). Maar als je dan door de ruit naar buiten kijkt en tientallen haveloos geklede, met lege ogen starende, op blote voeten lopende mensen ziet zitten, neemt dat alle zin wel weg. Er moet echt dringend iets gebeuren in Australië. Dit is niet normaal. Het contrast is te groot voor een welvaartsstaat. Compleet gedeprimeerd reden we Alice Springs buiten en brachten we de nacht naast de luchthaven door.

De luchthaven is de mooiste die ik ooit gezien heb. De grote aanwezigheid van Aboriginals heeft ervoor gezorgd dat er veel kunst te zien is in Alice Springs, en daar is de luchthaven een voorsmaak van. Het is echt een plaatje. Ik vond het niet erg hier 2 u te moeten wachten. Ik hield me ook lange tijd bezig met het kijken naar een koppel kraaien, die maar wat graag het gebouw binnen zou raken. Wat ze allemaal niet uithaalden! Het zijn echt slimme vogels. En lief voor elkaar, gisteren zagen we nog een mannetje die een muis had gevangen de helft aan zijn vrouwtje geven.

Op deze mooie plek namen we afscheid van de schitterende Australische outback, een ervaring die we nooit zullen vergeten. We vlogen over de woestijn en zagen nogmaals de prachtige kleurencombinaties van rood, groen, geel en oranje die deze plaats zo speciaal maakt.