No worries!

Met onze anonieme witte campervan mochten we helaas niet doorrijden naar Alice Springs. Met spijt in ons hart, we waren echt van onze bus gaan houden, namen we afscheid in Adelaide. Op het moment dat we het verhuurkantoor binnenstapten was net bekend geworden dat Osama gedood was en wees de bediende ons naar het TV scherm waarop hopen Amerikanen te zien waren, dansend voor het Witte Huis. Ai ai toch, dacht ik eerst. En dan, wat een geluk dat we nu niet in de VS zijn. En dan, onnozele Amerikanen, waarom staan die te feesten. Australië is al sinds dag en dauw trouwe volger van de 'anti-terroristenoorlog' die de VS zo goed kan verkopen. Dus ook hier niks dan uitgelaten reacties. Er was slechts 1 iemand op de radio die stilletjes hoopte dat er nu 'een einde aan die waanzin zou komen, dat de regering nu tijd en geld zou steken in dingen die er echt toe doen: de problemen in Australië zelf.'
Terug naar het verhuurkantoor. We hadden geluk: we kregen ipv onze gevraagde kleine campervan, er gratis een die normaal de dubbele prijs kost. Een upgrade! We konden onze oren niet geloven van geluk, zeker niet toen we rondgeleid werden in dit luxepaleis met douche, toilet, flatscreen TV, microgolfoven, 3 (! In NZ hadden we er maar 1…) kookvuren, een dampkap, grote frigo, mastermasterkingsizebed, 100 liter water, cruise control, een radio die zelfs werkt, open dansruimte, overal lichtjes en zelfs een echte camera vanachter om via een schermde te kunnen parkeren. En vast nog vanalles.

Links de kleine maar fijne camper, rechts de (zogezegd) luxueuze mastodont
Ik voelde me een echte trukchauffeur. Het binnenrijden in Australische grote steden is een regelrechte ramp, en het er weer uit geraken met een 7 meter lang lomp gevaarte is evenmin een sinecure. Maar bon, het lukte ons, en meteen wachtte ons de volgende uitdaging met onze nieuwe aanwinst: een kampeerplek zoeken. We konden ons nu niet meer zo gemakkelijk verstoppen, laat staan op een gewone parking staan, dus we begonnen al wat te vloeken op onze 'upgrade'. Toen we die nacht ook nog eens bevroren ons tevergeefs aan elkaar probeerden te warmen, was de oorspronkelijke grote liefde fel gezakt. Dat toilet of die douche zouden we toch nooit gebruiken (Alleen al het idee om met een gevuld wc rond te rijden JAKKES). Na 5 minuten koken op ons sjieke vuur ging het brandalarm af. Om water te tappen moet je een hoop knoppen aanleggen. Voor alles eigenlijk: een heel gedoe. Bovendien zuipt het meer benzine dan een student bier op een cantus. En het is dan ook nog es een diesel, hier stukken duurder. Ach, no worries!

We stopten net als een paar dagen geleden in Clare, want daar hebben ze een superbib met gratis Wifi. Tegen de middag reden we verder, nog slechts 1400 km tot Alice Springs. Toen we door het zoveelste dorpje reden, Melrose, vond ik het wel iets hebben en draaide terug. Gelukkig, want ze hebben er een zeer leuk cafeetje in een oude smidse. Een ideale stop!

Je zou je zo in Bokrijk wanen
Alles ging veel te goed, dus er moest iets gebeuren. En natuurlijk moest ik de oorzaak zijn. We vonden een parking waarop we die nacht zouden doorbrengen. Maar ik zag daar een zijweggetje die er veel idyllischer uitzag, en die ons bovendien verder van de lawaaierige hoofdbaan zou brengen. Ik dacht, even kijken of het berijdbaar is. Toen ik zag dat het niet zou lukken omdat er teveel zand lag, en wou terugrijden, bleken we vast te zitten… Met onze vorige van was dat nooit gebeurd, maar met deze enkele-ton-wegende-en-bovendien-flauwe-motor-op-automatiek-mobilhome dus wel. Grr. Na een uur proberen waren we 1 meter ofzo verder geraakt en stond Maarten vol blauwe plekken van het duwen. In het donker heeft hij nog een hele tijd verder gegraven, terwijl ik eten maakte. Dat is moeilijk zonder licht, en al snel zaten er miljoenen muggen binnen. Ik kon het deksel van de kookpot maar een klein beetje opheffen of we aten meer muggen dan spaghettisaus. De spaghetti afgieten ging al helemaal niet. Uiteindelijk lukte het via een ingenieus systeem van belichting, en met de hulp van de 7 meter, om de muggen vooral vooraan te verzamelen terwijl wij in het donker achteraan voorzichtig en snel glibberige spaghetti probeerden te eten. Zonder wijn ook nog, want dat lusten ze blijkbaar ook wel. Een ongeluk komt nooit alleen nietwaar. Terwijl Maarten erg dapper de muggen te lijf ging en ze kon reduceren tot slechts een duizendtal, probeerde ik af te wassen in een afwasbak die zwart zag van de beestjes. We besloten dat we maar best rap een einde aan deze dag konden brengen en haalden na 4 maand nog eens ons muggennet boven. Vandaar onder konden we de TV zien, en we dachten, zou het niet lukken om via de harde schijf een film te zien? En ja, na wat proberen lukte het! Waaw! Op het allerspannendste moment viel de TV echter uit, waarschijnlijk had een mug een kortsluiting veroorzaakt. Ach, no worries!

Wat een grote vis zit daar gevangen in mijn net
De volgende morgen merkte ik bij het uitstappen dat het zand nat was, en dus een beetje harder. Snel proberen achteruit te rijden! Met slaapogen bundelden we ons krachten en raakten we met een hoop duwwerk veilig op de parking. Ik had wel bijna een boom mee, want die was de camera op het dak vergeten filmen. Daar kijk ik alleszins nooit meer in, leve de achteruitkijkspiegels en het hoofd uit het raam…
Het grootste werk kon beginnen: de hele auto hing vol dode mugjes en vliegjes - ongelooflijk waar die allemaal in blijven plakken. Met behulp van een mini borsteltje en een zakdoek kregen we het toch min of meer proper.

We konden verder rijden, en al lonken de leuke zijwegjes, ik blijf nu wel braaf op het asfalt. Aan 90 km/u hadden we alle tijd om elke passerende chauffeur te groeten, een leuke gewoonte in de outback. Je krijgt niet altijd een groet terug, maar soms is het echt leuk. Zoals de navy-groet van een collega-campervan, of het bejaarde koppel die beiden heel fel enthousiast terugzwaaiden, waardoor ze bijna in de gracht belandden. Met die topsnelheid word je zelfs in the middle of nowhere vaak voorbijgestoken, ook door 'roadtrains'. Dat zijn gigantische camionconstructies van 53 m lang, en die zie je hier heel vaak.

Na een paar uur kwamen we aan in Coober Pedy, bekend om z'n opaalmijnen. Velen kwamen jaren geleden naar hier om fortuin te maken. Wij hebben onze twijfels bij het maken van fortuin met zo'n lelijke steen als opaal, zeker als je weet dat het hier zo warm kan zijn dat mensen onder de grond gaan wonen om het enigszins leefbaar te houden. Niet te verwonderen dat Coober Pedy een heel vreemde stad is, en we liepen er rond met een gezicht van 'waar zijn we nu weer beland'.

Een boekje kopen onder de grond
Zoeken naar opaal in de woestijn op z'n Coober Pedy's
Eindelijk lopen er ook eens aboriginals in het straatbeeld, veel zelfs, en ze zien er op z'n minst gezegd wild uit. Maar ze zijn heel vriendelijk en we zagen nooit mensen zo enthousiast terugzwaaien. Ze roepen graag tegen elkaar in iets onverstaanbaar, hebben nog grote neuzen dan een Keulemans, krullig haar en een heel donkere huid. En ze zitten bij voorkeur op de grond, merkten we. De meesten lijken zat, maar dat zal wel door het blazen op de didgeridoo komen. Of omdat ze niet kunnen omgaan met drank, en tot een marginale bevolkingsklasse gedwongen worden. Ze zien er ook meestal niet echt verzorgd uit. Ik had met deze vriendelijke mensen te doen. Ze kunnen zo mooi muziek maken, en in schilderen zijn ze ook erg goed. Hun abstracte patronen en kleuren zijn echt speciaal.

De volgende dag liet de zon zich maar af en toe zien tussen de wolken. Net vanavond wilden we naar de zonsondergang op Uluru, de grote heilige Aboriginalrots, gaan zien. Naar het schijnt is dat een echt kleurspektakel. We beslisten eerst naar Kings Canyon te gaan, en kwamen daar niet zo lang voor zonsondergang aan. Je kan er een van de mooiste wandelingen van het land doen. Omdat we ons moesten haasten voor het donker terug te zijn hadden we geen tijd de zijwegen naar de viewpoints te doen. Gelukkig zijn wij zot genoeg de volgende ochtend vroeg op te staan om de wandeling nog eens over te doen bij zonsopgang. We moesten zelfs 'maar' 35 km terugrijden om uit het park te zijn. Zoals gewoonlijk mag je in het park niet kamperen, omdat de private campings anders niet zoveel geld zouden kunnen vragen. Op de ochtendwandeling kwamen we opnieuw de grappige kuifduif tegen. Zonsondergang vond ik wel mooier.

De rode zandsteen badend in het laatste avondlicht
Versteende duinen op de rand van Kings Canyon, ook bij avondlicht
Nog maar eens een vroege vogel
Samen in alle vroegte op de foto
Ondertussen zijn er steeds meer dingen die niet meer werken in onze camper. Gisteren vielen de lichten uit, eergisteren de waterpomp. Hopelijk houdt de dampkap het tot laatst vol. Er is geen andere manier om de gaslucht naar buiten te krijgen gezien er bijna geen ramen open kunnen, en die wel openen hebben geen vliegenraam. We vinden trouwens nog steeds kleine mugjes van de eerste nacht. Deze camper is niet geschikt om in het wilde weg te gaan kamperen, maar heeft elke avond zijn oplaadbeurt nodig op een camping. Dat is voor ons echter te duur, zeker met de hoge Australische dollar, die elke dag verder lijkt te stijgen. Goed voor de Australiërs, maar wij hebben dikke pech.

We hadden een lange dag. Na de wandeling in de Kings Canyon was het nog 370 km rijden naar Kata Tjuta (de Aboriginalnaam voor de Olgas). Dat zijn een hoop prachtige, gespleten rotsen op 50 km van Uluru. Vanuit de verte zagen ze er heel indrukwekkend uit. We twijfelden even of we er wel een wandeling in zouden maken, want er bestond kans dat we dan de zonsondergang bij Uluru zouden missen en waarschijnlijk was het eerder 'mooi van ver, ver van mooi'… Gelukkig besloten we het er toch op te wagen, en we zetten er stevig de pas in. Het was heel druk, tientallen groepen verdrongen elkaar op de zichtspunten. Wat een verschil met de Canyon waar we bijna alleen liepen. Niet verwonderlijk, de wandeling was zeker even mooi. Wat we niet wisten was dat het hier blijkbaar een must-do was om compleet gekke toestanden op je hoofd te dragen tegen de vliegen. Vooral de Japanners (wie anders) waren er erg goed in om zich te verstoppen achter een wirwar van muggengaas. Ik ben het toch een keer uitgeproetst in het gezicht van een passerende vliegenimker, niet zo mooi van mij. Er zitten veel vliegen in de outback, dat klopt. En ze vinden vooral je ogen en mond leuk. Maar wij denken dan terug aan de zandvliegen in Nieuw Zeeland, en vinden het allemaal niet erg. Es met je hand zwaaien en ze zijn weg. Bovendien bijten ze niet eens. No worries!

De zon wilde wel niet echt meewerken en slechts af en toe was de prachtige rode kleur te zien als de rotsen oplichten onder haar stralen. Op een zonnige dag moet dit fantastisch zijn. We hebben dan wel geen last van temperaturen boven de 40 graden, het is eerder een draaglijke 20 graden, het nadeel is wel dat je moet hopen dat die vervelende wolken snel verdwijnen.

We're on a road to red hot rock!
De knalrode rotsen vol kleine keien in Kata Tjuta
Omdat het tijd werd terug te keren deden we niet de hele wandeling en stonden op recordtijd terug op de parking. We hadden immers deze lange pelgrimstocht ondernomen om Uluru te zien! (Ik weet nog hoe lang we thuis getwijfeld hebben of het wel de moeite zou zijn). Een uur voor zonsondergang stonden we op het juiste viewpoint, natuurlijk verre van alleen. Ik was niet tevreden met de ligging en liep het rode woestijnveld in, waar er geen bomen of mensen het zicht belemmeren. Achteraf bleek dat verboden, gelukkig zijn de rangers me niet komen halen. Ze zijn hier namelijk nogal streng. De zon zakte en de kleur van de rots veranderde wel wat, maar niet zoals ik gehoopt of verwacht had. Toch was het heel speciaal, hoe die grote rots helemaal alleen in de woestijn staat en lijkt te zeggen. 'Jullie staan hier allemaal maar even naar mij te kijken. Maar ik sta hier al millennia en millennia en ga niet dood'. Ik kan begrijpen dat het voor de Aboriginals een heilige plaats is. Wij mogen ons kathedralen nog zo hoog bouwen, of piramides als eeuwige rustplaats, aan Uluru kan niemand tippen. Het is het allergoddelijkste natuurwonder dat ik al gezien heb.

De rots en ik genieten samen van het laatste licht
We waren benieuwd geworden en reden nog even tot vlakbij de rots. Daar bleek dat je er gewoon kan rondrijden, en zo zagen we in het halfdonker dat de andere kanten zowaar nog mooier waren. Na enig twijfelen besloten we dan maar zuchtend dat we nog es heel vroeg zouden opstaan om ook de zonsopgang mee te maken, en er opnieuw rond te rijden. Deze keer moesten we maar 30 km rijden naar een plek waar je mag kamperen.
De volgende dag werden we verrast door het grote aantal mensen die van de luxueuze resorts kwamen op zo'n ondraaglijk vroeg uur. In colonne reden we het park binnen, en hoewel we veel te vroeg vertrokken waren kwamen we toch maar net op tijd op het sunrise point toe. Deze keer waagde ik me maar niet achter de paaltjes, en moest ik lang zoeken naar een plekje waar ik min of meer tevreden mee was. Ik vind dat ze wel es wat struiken mogen wegkappen voor hun 'viewpoints'!  Gelukkig hebben mensen de neiging te gaan staan waar het meeste volk staat, dus de grootste hoop stond op een soort verhoogje vanwaar je Uluru tussen de bomen moest zoeken. Het was helaas bewolkt en de rots bleef naar ons terugstaren in grijstoonkleuren. Heel jammer, de oostelijke kant is mooier dan de westelijke.

Net als ik ziet de Uluru er iets minder uit in de ochtend (volgens Maarten die er zelf ook niet al te geweldig uitzag toen)
We reden er nog een toertje rond en konden nu goed de gaten en scheuren zien die we de vorige nacht niet konden zien. We zagen ook dingo's en dromedarissen! De dingo's hadden evengoed straathonden kunnen zijn, ware het niet dat ze op de rotsen zwierven en niet door de straten. Ik had graag rond de rots gewandeld, maar ons vliegtuig wacht niet dus we moesten door. Op een bepaald moment passeer je de parking waar de controversiële klim naar de top begint. Vandaag was die gesloten omdat er regen voorspeld was. Er staan borden 'Don't climb the rock' en ook in de gids die je krijgt staat dat je respect moet hebben voor de Aborginalcultuur en de rots niet mag beklimmen. Nu lijkt het mij gemakkelijk dat te verhinderen: sluit het hek, zoals vandaag, en haal de kettingen van het pad. Er zullen nog altijd wel onbeschofte mensen zijn die hun leven riskeren en toch gaan klimmen, maar niet meer de massa's zoals nu. Een beetje vreemd om te zeggen dat het niet mag, maar dan wel alle faciliteiten aan te bieden.

Een dingo negeert de vraag om de rots niet te beklimmen
Het Verboden Pad
We dachten onszelf te trakteren op gebakken ei en koffie, maar na 2 minuten was de gas op. Nog een voordeel van deze camper is dat je die niet zomaar kan bijvullen. Nu heeft de dampkap het wel uitgehouden, maar werkt het kookvuur niet meer. Wat gaan we blij zijn als we van dit luxe spaceship af zijn!
Met muesli en gedroogd fruit in de maag, zonder koffie, verlieten we Uluru om 460 km later in Alice Springs toe te komen. We waren nog niet helemaal in het centrum en we wilden er al terug buiten. Langs elke weg zitten Aboriginals in het niets te staren, al dan niet slapend, al dan niet bezopen. Ze lijken zich niet van iets bewust. Meer naar het centrum toe zitten ze als bedelaars op de stoep, met hun schilderijen voor zich uit gerold. Hopend op een toerist die er een bij hen wil kopen, en niet in de talloze galerijen die het straatbeeld sieren. Ik heb er geen gezien die Engels spraken, de onderhandelingen gebeuren in gebarentaal. Het is nog erger dan de Indianenmarkten in Centraal of Zuid Amerika. Deze arme mensen zitten voor Westerse fancy galerijen die het werk verkopen van meer gefortuneerde Aboriginals. Ik ben er een binnengegaan en het was adembenemend. Echt prachtige werken, ik zou ze allemaal wel in de living willen hangen ;-). Maar als je dan door de ruit naar buiten kijkt en tientallen haveloos geklede, met lege ogen starende, op blote voeten lopende mensen ziet zitten, neemt dat alle zin wel weg. Er moet echt dringend iets gebeuren in Australië. Dit is niet normaal. Het contrast is te groot voor een welvaartsstaat. Compleet gedeprimeerd reden we Alice Springs buiten en brachten we de nacht naast de luchthaven door.

De luchthaven is de mooiste die ik ooit gezien heb. De grote aanwezigheid van Aboriginals heeft ervoor gezorgd dat er veel kunst te zien is in Alice Springs, en daar is de luchthaven een voorsmaak van. Het is echt een plaatje. Ik vond het niet erg hier 2 u te moeten wachten. Ik hield me ook lange tijd bezig met het kijken naar een koppel kraaien, die maar wat graag het gebouw binnen zou raken. Wat ze allemaal niet uithaalden! Het zijn echt slimme vogels. En lief voor elkaar, gisteren zagen we nog een mannetje die een muis had gevangen de helft aan zijn vrouwtje geven.

Op deze mooie plek namen we afscheid van de schitterende Australische outback, een ervaring die we nooit zullen vergeten. We vlogen over de woestijn en zagen nogmaals de prachtige kleurencombinaties van rood, groen, geel en oranje die deze plaats zo speciaal maakt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten