Over een gids die geen gids was, een krater die geen krater was en een camion die te laat was

Omdat de bussen de afgelopen dagen niet reden, hebben we van de gelegeheid gebruik gemaakt om een driedaagse tocht in de omgeving van Sucre te maken. Een taxi bracht onze groep om 5u 's ochtends naar het hoogst gelegen punt van de wandeling, een klein kappeletje op 3800m. Onze begeleiders waren een Boliviaan die geen Engels sprak, David, en Elisabeth uit de VS die geen Spaans sprak. Een prima duo dus. Verder waren er ook nog een vriendelijk, maar alweer redelijk gek Zwitsers koppel en een Spaans-Tsjechisch koppel mee. Van bij het kappeletje vertrokken een oude Inca weg en een hedendaagse brede weg  naar het dorpje Chaunaca. Wij namen echter een klein padje over de bergruggen richting de prehistorische rostschilderingen. De bergen hier zijn ongeloofelijk mooi. Vertikaal gekantelde, grijsgrauwe leisteenplaten, witte kalksteenlagen, rozige zandsteenblokken en bruinrode ijzerhoudende kleien en daartussen diep ingesneden kloven met kleine riviertjes, doornbosjes, cactussen met enorme witte en gele bloemen... De rotsschilderingen waren te vinden in een grot, waar enkel een paar concentrische cirkels en rechthoekige figuren te bewonderen waren. De mooiste figuur was een aantal jaar eerder uit de rotsgehakt en gestolen. Onze gids vertelde dat de betekenis niet gekend was, maar ook best niet ontcijferd kon worden, want het zou wel eens een vloek kunnen zijn. Opnieuw een prachtig staaltje van hoe bijgelovig de Boliviaan hier zijn. De tweede plek met schilderingen was onder een overhangende rots en daar kregen we weer een spectaculaire uitleg: het waren mogelijk Aliens die deze schilderingen gemaakt hadden. We moesten echt moeite doen om onze lach in te houden.

De prachtige rotsformaties hoog bij de toppen, terwijl onze gids probeert zijn rugzak recht te krijgen
De rotsschilderingen van de Aliens
Van de rotsschilderingen was het volgens David nog ongeveer vier uur stappen tot het dorpje Chaunaca, waar we de nacht zouden doorbrengen. We togen dus goedgeluimd op pad. Het zou een tochtje bergafwaarts en dan langs een slingerend rivierdal worden. In de vroege namiddag zouden we kunnen uitrusten en een babbeltje slagen met de dorpsbewoners. Dat was echter zonder het oriëntatievermogen en de terreinkennis van onze gids gerekend. Rond 13 uur kwamen we aan de hoofdweg uit. De keuze naar beneden richting de vallei of naar boven richting onbekend. David was er van overtuigd dat er hogerop een padje richting het dorp vertrok. Volgens hem was door de hevige regenval van de afgelopen nacht het pad langs de rivier te gevaarlijk geworden. Na een halfuurtje klimmen zag ik op een helling aan de ander kant van een vallei het incapad afdalen naar Chaunaca. Wij wandelden in de tegengestelde richting. Volgens David was het echter nog iets verder bergop en konden we dan via een klein padje een veel korter weg naar het dorp vinden. We bleven bocht na bocht hopen dat er een padje zou te vinden zijn, maar het werd hoe langer hoe meer duidelijk dat we de ganse berg opnieuw zouden moeten opklimmen tot bij het kappeletje. Na 4 uur en een half klimmen werd onze vrees ook waarheid. Daar lag het kappeletje vrolijk te blinken in de avondzon. Pas op dat moment hadden ook de Zwitsers door dat we een tourtje hadden gelopen. De kortste weg naar Chaunaca was nu het 4,5 km lange incapad, met steile trappen en hoogteverschil van 1500m. Uiteindelijk kwamen we rond 19u30 toe. David bleef bij hoog en laag beweren dat we niet verkeerd waren gelopen.
De bochtige weg bergop, die we helemaal niet hadden moeten nemen
Eline bijna uitgeput toen we terug helemaal boven op de berg uitkwamen
De tweede dag starten we langs een indrukwekkende riviervalei. Hier was het landschap zo mogelijk nog impressionanter dan de bergtoppen van de vorige dag. Deze keer wist David wel de juiste weg te vinden. Tegen de late namiddag konden we over een hangbrug de rivier oversteken om aan onze klim naar de krater, onze tweede pleisterplaats, te beginnen. Tussen de verschillende rotsplaten door kronkelde ons pad zich langs een grijsblauw riviertje met ragfijne watervallen, naar omhoog. Onderweg kwamen we een tweede groep tegen die een tweedaagse tocht maakte naar de krater. Vlakbij de rand vulden we onze lege flessen bij in een waterput in ruil voor een paar appelsienen. Uiteindelijk kwamen we sneller dan verwacht in de krater terecht. Volgens de gids was het niet zeker dat het een krater was. Het zou ook een meteoorinslag of iets gemaakt door de Aliens (daar heb je ze weer) kunnen zijn. Buiten een beetje obsidiaan zijn er echter geen vulkaanische gesteenten gevonden, net zo min als een meteoor. Het lijkt er meer op dat er hier gewoon een grote verzakking is gebeurd, waardoor de leisteenplaten een soor cirkel hebben gevormd. Als ik deze mogelijkheid opper, willen ze er niet van horen. Helemaal niet spectaculair genoeg en veel te wetenschappelijk als verklaring.
De leisteenheuvels die de rand van de 'krater' vormen
Een van de huisjes in de 'krater'
Water in ruil voor appelsienen
De derde dag zouden we maar een kort stuk wandelen, drie uur niet meer. Dan zouden we een weg bereiken waar een camion ons naar Sucre zou voeren. We namen speciaal een pad dat ons dicht bij het begin van de route van de camion bracht zodat er zeker plek zou zijn voor iedereen van de ondertussen dubbel zo grote groep. Het had de afgelopen nacht echter weer hevig geregend. Daardoor was de rivier halverweg de weg naar Sucre te breed en diep geworden. Uiteindelijk kwam er toch een camion langs, maar die was klein en reed in de verkeerde richting. Ondanks dat de chaufeur verzekerde dat hij snel zou terugkeren om ons naar de rivier te brengen, besloten onze gidsen om te gaan wandelen naar de rivier. Dubbel stom, want het was minstens vier uur stappen en hoe meer je stapte, hoe voller de camion met lokale mensen, hoe minder plaats voor ons. Met Bolivianen valt er over zoiets echter niet te discusiëren. Toen de camion eindelijk langs kwam hadden we al 2 uur gestapt en zat hij overvol (wat een verrassing!). Eline kon er nog net bij, maar de rest moest lopend verder. Gelukkig was de chaufeur in een goede bui en is hij de rest toch ook nog onderweg komen oppikken, na nog een wandeling van een uur. Met dubbel zoveel kilometers als gepland in de benen zijn we uiteindelijk toch levend en wel in Sucre geraakt. Gelukkig was het ideaal wandelweer en was het landschap om vingers en duimen van af te likken.
Een van de vele tatoeages van Sep, de zotte Zwitser

Geen opmerkingen:

Een reactie posten