Kaka-most certainly- du & Litchfield National Parks - met een pauze van springende krokodillen, buffels en watervogels.

Je hoort ze overal in Australië, op fora, in reisverslagen en in reisboeken: de Kakadon'ters/Lichtfielddo'ers. Zelfs onze Duitse vrienden die we terug tegenkwamen aan de ingang van het Kakadu NP waren sceptisch: 'You can save the money'. Het toegangsgeld tot Kakadu alias Kakadon't bedraagt 25 dollar terwijl het iets verderop gelegen Litchfield NP (ongeveer 200 km) gratis zijn deuren opent. Bovendien, beweert men, is het landschap er niet zo speciaal. Wij waren toch nieuwsgierig naar het grootste NP van het land, en een van de grootste in de wereld. 20.000 vierkante kilometer, 2/3 van het oppervlak van België, spreekt toch tot de verbeelding. De onderhoudskosten zijn dan ook niet min, en integenstelling tot de buren van Lichtfield zijn de regeringsubsidies onvoldoende.
Om het hele park te kunnen zien heb je zeker een week nodig. Tenminste, als alles open is (in juli en augustus - maar dan is het ook het drukst). Wij zijn hier midden juni en ons kaartje staat vol rood doorstreepte onverharde wegen. Uitzonderlijk veel, krijgen we te horen. Net als in de andere delen van Australië hebben ze hier te kampen met een overvloed aan water. Wie dacht ook alweer dat Australië dor en droog was?

Met een kaart vol rode kriebels dachten we op 2 dagen wel rond te zijn. Uiteindelijk bleven we dubbel zo lang. We krijgen vast geen ticket voor het Kakadon'ters clubje meer nu.

Kakadu is niet alleen enorm groot, het biedt ook een enorme verscheidenheid aan landschappen en flora en fauna. Een aantal dieren komen zelfs enkel hier voor, zoals een zeldzame soort sprinkhaan en een zoetwaterkrokodil. Je kan er wandelen in savanne, moeras, overstromingsgebieden, mangrove, moessonregenwoud en tussen de ravijnen. We zagen er een van de mooiste landschappen van Australië. En dat in een park die zogezegd niet echt mooi is… Er zit wel een adder (hoewel hier meer een python) onder het gras: je moet stevige wandelschoenen aantrekken om Kakadu echt te appreciëren. Het is niet genoeg om de snelweg te nemen die het park doorkruist en alleen even de benen te strekken op de wandelingen van 100 m naar een uitkijkpunt. Zou dat de reden tot Kakadon't kunnen zijn?

Naast goeie wandelschoenen is ook een 4WD aan te raden. Sommige wegen kunnen uiterst hobbelig zijn! Maar dat geldt voor veel parken in West Australië en de Northern Territory. 

De dag na een gezellige kampvuuravond met Meiki en Tim vonden we een briefje tussen onze ruitenwisser van Leen en Michaël. Beide koppels waren al op de terugweg van Darwin; we zijn duidelijk het langst in de Kimberleys blijven plakken. Ook met hen maakten we het 's avonds gezellig bij de vlammen. We kwamen elkaar in de namiddag tegen bij een wandeling naar de billabong vlakbij Gunlom. Daar bloeiden prachtige waterlelies in allerlei kleuren: rood, blauw, wit, paars, roze. Zoals altijd werd Maarten gek als ik een paar meter dichter naar het water liep om foto's te kunnen maken. 'Niet te dicht!! Er zitten krokodillen!!' roept hij dan. Toen hadden we er allebei wel nog geen gezien. (Ondertussen is dat wel gebeurd en roept hij nog harder).

Omdat we wat te lang aan het tetteren waren geslagen, kwamen Maarten en ik op het nippertje op het uitkijkpunt boven de Gunlomwaterval aan. De zon verwarmde nog net enkele rotsen langs de pool, terwijl in de verte de lucht al zijn avondpallet aannam: een zacht pastel oranje-rood. Aussies zaten luidruchtig van hun bier te drinken, een kerel ging overmoedig op de rand van de waterval poseren (ook hier werd arme Maarten misselijk van) en ik viel op mijn achterste waarbij ik net op tijd mijn voet kon wegtrekken of ik had een meisje in bikini een pijnlijke stoot bezorgd. Overal waar het glibberig is, val ik graag. Het was wel al even geleden, dus nu zijn de statistieken terug op peil.

Foto's volgen hopelijk later...

Die avond aan het kampvuur vertelden we aan Leen en Michaël hoe mooi we de waterval vonden die we gezien hadden voor Gunlom: de Motor Car waterval. 's Morgens vroeg waren we vanuit Yurmikmik op wandel vertrokken, waarbij ik al na 5 meter bijna op een python trapte. Ze ritselde ratel-snel het struikgewas in, en was waarschijnlijk al in Arnhem Land toen ik nog stond te bekomen van het verschot. Sindsdien heb ik een groot respect voor fotografen die erin slagen en slang in het wild te fotograferen. Helden zijn het. Dan stellen de vogeltjes die ik fotografeer niks voor.

De wandeling naar de Motor Car waterval (waarbij je ook een ommetje kan maken naar een mooi uitkijkpunt) is niet de spectaculairste, maar de volhouder wordt beloond met een paradijselijke scène aan het eind. We konden onze ogen niet geloven. Ik voelde mij Eva (en ik denk Maarten ook een beetje Adam) toen we de sierlijke waterval in een prachtige poel omringd door tropische plantengroei zagen opspatten. En alsof dat nog niet genoeg was, weerspiegelde het water nog eens het hele plaatje. Een impressionistisch-Bijbelse ervaring. Monet zou verrukt zijn geweest. Wij waren het alleszins.

Na die dag waren we pas echt fervente Kaka-most certainly-du'ers. We wilden zeker alle wandelingen die open waren doen, al waren er dat op dat moment niet veel. De Barrk Bushwalk vlakbij Nourlangie was met zijn 12 km en vele waarschuwingen (Don't attempt alone! Don't leave after 10 pm! Carry at least 6 liter water per person! Etc) de grootste uitdaging. We hadden er echter nogal ver van gekampeerd, en met alle ditjes en datjes onderweg konden we de 10 pm niet halen. Gelukkig had ons scherp observeringsvermogen gemerkt dat bepaalde wegen niet meer gesloten waren, ondanks een rood kruis op onze kaart. Er zat verandering in de lucht. Onze hoop dat we dan toch de Jim Jim Falls zouden zien groeide. En voilakes, ze hadden de weg net opengesteld! Dat geluk was ons al 1 keer voorgevallen, in de Bungle Bungles, en nu opnieuw. We gaan nog geloven dat wij wegen doen opengaan. Nu lachen jullie niet meer met Adam en Eva zeker?
In de verte storten de Jim Jim watervallen zich 150 m naar omlaag
We deden een Aboriginaldankdans en draaiden de 55 km onverharde weg naar de Jim Jim waterval in. Volgens de kaart zeker 2 u rijden. Na 45 km racen over een perfect stuk gravelroad geloofden we geen woord van onze kaart meer. We waren in een uitbundige gemoedstoestand en lachtten dat we de laatste 10 km dan maar te voet zouden doen.  

Dat hadden we niet mogen zeggen. Van het ene op het andere moment veranderde de brede, vlakke weg in een supersmal zandpad. God keek grijnzend toe hoe we stapvoets hobbelden over rotsige stukken, door beekjes met modderige en diepe bodems, over duinen (gelukkig hadden we al een zandtraining achter de rug), boomstammen en andere beproevingen. (Wel leuk hoor.)

Half uitgeput kwamen we een uur later op de parkeerplaats aan. De vriendelijke meneer van de ticketcontrole wist ons te vertellen dat je een wandeling tot de top van de waterval kon maken. Dat leek ons wel wat. We wandelden in onze stapschoenen, staken de rugzak vol water en energierijk voedsel en gingen op pad. Het begin van de wandeling hadden ze goed verstopt, maar eens we de rivier over waren was het een makkie. Om de weg te vinden, bedoel ik dan. De wandeling zelf was zwaar en vereiste 4x4 capaciteiten. Op handen én voeten klauterde ik de rots op. Vaak moesten we ver-springen van steen naar steen. Maar we liepen wel door een prachtige kloof, waar ons meer vlinders begroetten dan in een vlindertuin. Eenmaal boven loopt de wandeling nog een heel stuk op het bloedhete Arnhem Plateau, dat de indruk geeft in een dromenland rond te lopen. Uiteindelijk kom je aan een reeks kleine watervallen, voorbereidingen op de grote drop die ze de Jim Jim Fall gedoopt hebben. Die konden we niet zien waar wij stonden. Een gegidste groep stond een heel stuk lager aan de voet van de waterval, maar we hebben niet gevonden hoe je daar moet raken. En eerlijkgezegd waren we ook te moe om lang te zoeken. Het vroege opstaan en de zware rit speelden ons parten.
Een vlindertje in mijn buik
Vogelperspectief op de krokodillenpoel
Daar beneden loert de diepte
Nu hadden we de waterval zelf nog niet gezien en eenmaal terug beneden begonnen we met onze laatste krachten aan de 800 meter naar de voet van Jim Jim. Af en toe kregen we hem in de verte te zien, maar tot vlakbij raakten we niet. Aan het rotsenklauteren kwam maar geen einde, we zouden toch niet gaan zwemmen in de pool, we moesten nog een heel stuk rijden, het zou nu wel snel donker worden. Na 600 meter keerden we terug.
Normaal nooit stil, maar nu toch even uitgeput als wij
Op de parking wachtte ons een onaangename verrassing. Iemand (vast een verstrooide professor) had de lichten laten aanstaan en onze batterij was plat. Gelukkig vonden we snel jonge Aussiebink Steward (heel typisch: blik bier in de hand, gespierd, gescheurde jeans, grote 4x4 truc en heel behulpzaam), die, na veel 'No worries' en 'Yeah mate', onze auto gestart kreeg. Uit schrik de batterij nog niet voldoende opgeladen te hebben sloegen we de eerste camping over en moesten een heel stuk verder tot de volgende rijden. Ik sliep al voor we er aan kwamen en deed dat het etmaal rond. Met zoete dromen van watervallen en vlinders.

Die 12 km van de Barrk Bushwalk leek ons de volgende dag plots stukken minder aantrekkelijk en we beperkten ons tot de korte tochtjes. We liepen een paar billabongs rond en bezochten alle Aboriginal rotsschilderingen. Er zijn 2 plekken waar je die kan bewonderen: Nourlangie en Ubirr. De eerste waren de mooiste tekeningen, maar de tweede had het mooiste uitzichtpunt. In het toeristisch kantoor had een vriendelijke dame ons gezegd dat we zeker de zonsondergang bij Ubirr niet mochten missen. Maar omdat er een aantal wandelingen nog gesloten waren stonden we al om 4 u op het hoogste punt. Meer dan 2 u zaten we daar, eerst alleen, maar tegen een uur of 6 begon de Grote Stormloop. Die vriendelijke dame had aan nog 30 toeristenbussen laten weten. Ons mooie zicht werd al snel bevlekt door tientallen hoofden uit allerlei landen. Statieven klikten open, er werd om ter luidst geroepen, er werd hard gekauwd op chips en crackers, Ipods, blackberry's en andere camera's vechtten om de 'beste' plaats. En wij, wij zaten erbij en keken ernaar. 
Nog voor de zon achter de horizonlijn was verdwenen lieten we de openluchtcinema achter ons.

De handtekening van de Aboriginals
Je kijkt uit op het paradijs (voor muggen) vanop Ubir
In de verte hult het Arnhemplateau zich in rookslierten
Onze vierde en laatste dag in het park deden we eindelijk de Barrk Bushwalk. Om 8 u stonden we aan de start, en dat is wel nodig. Er is weinig schaduw en je kan nergens water vinden. In tegenstelling tot wat er in de brochure staat is de wandeling helemaal niet lastig. Er zijn een paar mooie uitkijkpunten op de Nourlangie rots, maar voor de rest is de wandeling aan de Jim Jim Falls mooier. Wel leuk is dat je langs een weinig bezochte Aboriginal artsite komt, waar er zelfs een zeilboot getekend staat. Opnieuw heel knap. Sommige tekeningen zijn 20,000 jaar oud! Het doet je stilstaan bij de ouderdom van de Aboriginalcultuur. Vooral als je weet dat die op nog geen 100 jaar omzeep is geholpen. 
Even uitrusten op een versteende rivierbedding
De Nourlangierots baadt in de ochtendzon
We waren sneller als verwacht terug op de parking en beslisten een barbecue te zoeken om ons potje te koken. Aan de rand van een moerasgebied vinden we er een op houtvuur. Maar zoals dat soms gaat veranderen we van gedacht en halen we onze broodzak en kaas uit. Als de eerste boterham op is komt er plots een tractor ons picnic terrein opgereden. Hij heft de barbecue, waar normaal onze pasta had staan pruttelen, op en verdwijnt de bush in. Het gaat zo snel dat we pas in de lach schieten als hij al niet meer te bespeuren is. 

Na dat heerlijke middagmaal restten ons de laatste kilometers in het park. We maakten voor Darwin nog een tussenstop bij een wetlanden uitkijk. In Kakadu vind je hele mooie en uitgestrekte wetlands met vele vogels die exotische namen dragen als jabiru, jacana, brolga. We waren er niet op het goeie seizoen, want hoe later in de Dry, hoe meer vogels. Toch was het nu al mooi om zien.
De roodgekamde Jacana haast zich over het water
Wie van Kakadu richting Darwin rijdt, komt langs de Adelaide rivier verschillende bedrijven tegen die een 'Crocodile Jumping' boottocht aanbieden. Wij kozen voor de kleinste en we waren er erg tevreden van. Niet alleen kreeg ik voor vertrek een python rond mijn nek, we zagen tijdens de tocht maar liefst 4 zoutwaterkrokodillen springen, en een hoop whistling kites haalden acrobatische toeren uit om opgeworpen eten te vangen. De laatste springkrok was 'Hannibal', een mannetje van meer dan 6 meter lang en 100 jaar oud. Hij moest niet zo hoog springen als de andere omdat de gids schrik had dat hij een hartstilstand van de inspanning zou krijgen. We waren enorm, enorm, enorm onder de indruk. De krokodillen komen op het geluid van de boot af, en kijken voor ze hun sprong wagen eerst iedereen es goed aan. Als ze dan uiteindelijk hun megalijf uit het water hesen is dat ongelooflijk om zien. Het zijn echt schitterende roofdieren. Ze zijn erg indrukwekkend. Zoiets hadden we nog nooit gezien. We zijn gewoon aan vogels die insecten uit de lucht plukken, of spinnen die ze in hun web vangen. Maar dit...
Me Jane and olive python
Hannibal eet normaal vooral krokodil maar hier springt hij voor een ribbetje
De vrouwtjes springen hoger dan de venten
We waren juist geparkeerd in Darwin en de persoon die achter ons parkeerde vroeg: 'Hollanders? Belgen?'. Het is duidelijk, Belgen halen Hollanders in en hebben al een even groot territorium! De man in kwestie was zelfs van Tienen, zogoed als onze buren. Hij vond het aangenaam wonen in Darwin.
Na de nodige mondvoorraad en interneturen konden we Darwin voorlopig verlaten om het Litchfield-do Nationale Park te verkennen. 

Hier kan ik gelukkig kort over zijn - het bericht zou anders te lang worden, nietwaar -. Toen we het park op de kaart bestudeerden vroegen we ons af hoe we er onze 2 dagen zouden doorbrengen. Als je van Kakadu komt is het superklein. We hebben erg ons best gedaan. We stonden laat op, namen veel koffie - en lunchpauzes, stonden lang te kijken naar elke waterval, maar het mocht niet baten. Om 4u stonden we enigszins ontgoocheld terug op de autostrade. 
Het park bestaat uit niet anders dan watervallen met bijhorende zwempoelen. Ideaal voor wie wil komen afkoelen, maar wij hadden even genoeg van zwemmen. De wandelingen kan je op 1 hand tellen en zijn nog voor je tot 5 hebt geteld klaar. Sommige watervallen zijn heel mooi, dat wel. Watervallen vind je echter overal. Gelukkig zijn er nog andere redenen om tot Litchfield te rijden. Ze hebben er 'magnetic termitemounds': termietenhopen op zo'n manier gebouwd en georiënteerd om op elk uur van de dag een warm plekje in huis te hebben. Een veld vol geeft de indruk op een kerkhof te staan. Er zijn er 2: een voor de ingang van het park (waar je gewoon kan doorrijden) en een in het park (waar je de bordjes moet volgen en er niet in mag). Het is zeker de moeite om te zien. Termieten zijn belangrijke recycleerders, zowat de stofzuigers van de natuur. De hopen die ze bouwen kunnen tot 50 jaar oud worden, waarna ze afsterven en de voedingsstoffen door regen en wind naar de bodem zakken.  
De empire state building van de gewone termieten
Florence watervallen
Centerparks nabij Darwin: Litchfield
Het mooiste uitzicht van het park
Magnetische Maarten-termiet
Gezien we zoveel sneller als gedacht uit Litchfield waren, hadden we tijd om naar de Fogg Dam te gaan. We waren er al eens gepasseerd en toen onder de indruk geraakt van het landschap. Bij zonsopgang reden we over de dam en dat zicht was stukken mooier dan gelijk welke waterval in Litchfield. Klein nadeel is dat je er de honderden muggen moet bijnemen. We keerden ook hier dus snel ons kar en besteedden de rest van de tijd in het Wildlife Territorium Park. 
Australische spieser doet de zonnegroet
Spotlight on the Wetlands
Vogelkabaal in het moeras
Daar hoopten we alle dieren die we in het wild gemist hadden te kunnen zien. Dat was echter een tegenvaller. Ze pronkten er met vogels, vissen en reptielen die we al in hun natuurlijke habitat hadden gezien. Zelfs met dingo's... Australiërs zijn compleet gek van dingo's maar voor ons blijven het toch maar gewone straathonden. Ik had dan ook te doen met de 'dingo' die ons kwispelend aanstaarde vanuit zijn kooi. Ik kon hem niet eens aaien - het zijn dan ook 'wilde beesten' - zonder enig wild gedrag. We mochten wel opnieuw een slang vasthouden (een albino deze keer) en er was een roofvogelshow. Die was zo georchestreerd dat het nogal geforceerd overkwam. Ik was dan ook opgelucht dat de visarend er zijn voeten aan veegde en alleen heel even om een vis te pakken richting publiek vloog. Ik kon ook nog eens een wedge-tailed arend van dichtbij zien. Het blijven toch fantastische dieren. 
Eendjes zoals de vissen haar zien
Wedge-tail op de hand van een kalf
Maarten en ik in het zwembad
Onze laatste dagen Oceanië waren hectisch. De auto was zo vuil dat alleen een hogedrukspuit er na lange tijd de oorspronkelijke kleur tevoorschijn toverde. Uiteindelijk gaven we onze auto veel properder en completer terug dan we hem gekregen hadden. Er zat nu een volledige keukenuitrusting in, lakens, stoelen én lucifers; kortom alles om meteen te kunnen vertrekken. 
Er moesten nog een hoop dingen voor Indonesië geregeld worden die we nog niet hadden kunnen doen omdat we te weinig internet onderweg hadden gevonden. Op het eerste zicht lijkt het dat er daar in de hotels wel wifi is, in tegenstelling tot in Australië. We hopen het van harte. Het zou alles veel gemakkelijker maken, en we zouden eens kunnen skypen. We zijn alleszins blij terug met de rugzak te kunnen rondtrekken, in hotelletjes te kunnen slapen, en de dingen nemen zoals ze komen. Ik ga ook mijn afbiedmethodes terug moeten bovenhalen. Indonesië ligt niet zo ver van Australië, maar zal wel een wereld van verschil zijn. We zijn er klaar voor!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten