New South Wales en Canberra

We keren terug naar de kust een goede 100 km ten zuiden van Sydney. De eerste plek waar we stoppen heet Kiama. De trekpleister is een blowhole. Dit is een opening in de rotsen vlak bij de kust. Telkens de zee een hoge golf in de grot onder het gat stuwt spuit er een grote waterstraal omhoog. Het is een spectaculair schouwspel en de zee krijgt zowaar af en toe applaus van de toekijkende toeristen als ze een straal extra hoog doet opspatten. Even verderop ligt in de rotsen uitgehouwen het plaatselijke openluchtzwembad. Bij heel hoog water spatten de golven schuimend over de rand. Veel veiliger hier te zwemmen dan in de oceaan want de stroming is veel te sterk en af en toe zakt er wel eens een haai zo zuidelijk af. Sydneyers hadden ons op de Franz Josef gletsjer in Nieuw Zeeland aangeraden ook naar Jervis Bay te gaan. Op de uiterste punt van de baai ligt een Nationaal Park. Het bord aan de ingang lijkt niet zo veelbelovend. We keren onze camper dus maar om en slaan op goed geluk af bij het eerstvolgende strand. Dat blijkt een goede beslissing. Het zand is parelwit de zee azuurblauw en kalm kabbelend. We maken onze tenen nat en voelen ons in het paradijs. Er is echter geen plek om te kamperen, dus willen we voor het donker nog even verder. Het volgende strand waar we een kijkje nemen heet Mollymook en is het favoriete strand van Stephen (onze gids in Sydney). Hier beukt de oceaan opnieuw met enorme golven in op het goudgele strand. Ideaal voor surfers die door de golven scheren. Even later komen er andere waterkunstenaars hun kunnen tonen. Een familie tuimelaars (dolfijnen) duikelen door het water.
Schuim en gebulder in de blowhole van Kiama
Zwemmen op de rand van de oceaan
De volgende ochtend starten we vroeg aan een wandeling in de omgeving van Pebbly Beach. Elke Australiër die we kennen raadde deze plek aan om kangoeroes te zien. Maar op het strand is er niet een te bekennen. Even later zien we hoe dat komt: aan een huisje langs het pad heeft iemand een bussel eten voor hen neergelegd. Zeker dertig kangoeroes van alle groottes zitten er op hun gemak te kauwen. We staan zeker een kwartier te kijken hoe grappig ze springen, met hun oren draaien bij een plots geluid, elkaar opzij duwen om een lekker hapje te bemachtigen. Later zullen we er nog veel zien, echt in het wild languit te rusten in de zon of eten aan het zoeken tussen de bush. De wandeling leidt ons door een mooi kustwoud. De eucalyptusbomen toornen als majestueuze zuilen hoog boven de grond en ondergroei uit. Die ondergroei bestaat uit varens, stekelig gras, palmboompjes en voor ons onbekende struikjes. Hier en daar zwelt een dieprode termietenheuvel als een meter hoge wrat op. De geur van het bos doet mij denken aan de sauna. Het is nog vroeg dus gelukkig helemaal niet zo warm als een sauna. We hebben zelfs een trui nodig om het niet koud te hebben. Het is hier immers al volop herfst.
Een feestmaal voor de grijze kangoeroes
We keren onze steven opnieuw richting binnenland. Naar de hoofdstad, Canberra. Het is een nieuw aangelegde stad in verschillende wijken van concentrische cirkels. Op plan best mooi, maar een hel om je weg met de wagen in te vinden. Bovendien is de bewegwijzering slecht. Om links af te slaan, wat hier waar ze links rijden eenvoudig zou moeten zijn, moet je soms rechts voorsorteren en dan langs een tunnel onderdoor. We komen toch op tijd aan het Nationaal Oorlogsmonument aan om nog net de sluitingsceremonie met last post mee te maken. Vooraf wordt het publiek opgewarmd door het helse gekrijs van de kaketoes die op de koepel zijn neergestreken. Het uitgebreide museum dat er bij hoort kunnen we pas de volgende dag bezoeken. We zijn trots dat er ook een deel over Ieper en de slag bij Passendaele gaat. We fronsen wel even onze wenkbrauwen als we een gids het foutief een deel van Frankrijk noemt waar ze het eerst toch over België had. Het museum is echt overweldigend, maar op den duur raken we gedeprimeerd van al dat oorlogsgeweld en die nutteloze gesneuvelden. Voor de Australiërs is vooral WO I  en de slag bij Gallipoli in Turkije belangrijk. Dat is de eerste keer dat ze zich als een natie gingen voelen, onafhankelijk van het Verenigd Koninkrijk. We nemen ook nog een kijkje in het futuristische parlement. 
Een papaver steken bij een gesneuveld familielid
Een diorama van Ieper tijdens WO I in het museum van Canberra
Vervolgens trekken we opnieuw de bergen in, naar de hoogste bergketen van het land: de Snowy Mountains. We willen graag de Mount Kosciuszko, de hoogste top van het land 2226 m hoog, beklimmen in het gelijknamige Nationaal Park. Het is het duurste nationaal park van het land. Voornamelijk omdat het zo populair is om te skiën. Heel wat toppen worden ontsiert door de ski-infrastructuur, maar voor de Australiërs is dit de enige plek in het land waar ze kunnen skiën. De wandelinfrastructuur is veel minder verzorgd. Op de belangrijkste vertrekpunten is nauwelijks parking of je moet eerst een dure skilift nemen. Er zijn geen bruggen over de rivieren. Enkel stenen waar je van de ene op de ander moet springen nadat je eerst tot aan je enkels door de modder hebt moeten waden tot aan de rand van de rivier. Bovendien ontbreken er hier een daar stenen. Ik geraak met mijn lange benen min of meer droog op de ander oever, zodat ik stenen kan halen om de oversteek voor Eline te vergemakkelijken. Enkele dagen eerder heeft het gesneeuwd in het park en de toppen liggen er nog wit bij. Geleidelijk aan klimmen we omhoog en neemt de sneeuw naast het pad toe. En nadien ook op het pad totdat je tot halverwege je knieën wegzakt. Het pad is ook niet aangeduid, je kan het enkel herkennen als een onafgebroken slang van sneeuw. Als we op een bergkam komen begint de wind op ons in te beuken zodat we scheef moeten lopen om niet omgeblazen te worden. Het dichte wolkendek maakt bovendien dat je nauwelijks iets ziet. Na een halfuur ploeteren besluiten we maar terug te keren. Op die manier wandelen is echt onverantwoord. Geen aanrader dus de Mount Kosciuzko, tenzij het mooi weer is of je wilt gaan skiën.
Het dicht gesneeuwde pad op weg naar Mount Kosciuszko
We zijn de Australische bergen en de koude daar beu, dus keren we maar terug naar de kust, naar het Ben Boyd National Park. De oceaan heeft langzaam de zachte zandsteenrotsen uitgesleten tot bolle vormen. De kleuren doen denken aan een herfstwandeling in het bos. Op de zandig baaien tussen de kliffen vinden we paua-schelpen. Met hun blinkend parelmoeren binnenzijde lijken het juwelen. We staan extra vroeg op om de zonsopgang te zien spelen op de kliffen, maar de wolken strooien mist in onze ogen. Dan maar een snel bezoekje aan Eden. Vroeger was dit een basis voor de walvisvaarders, nu is het een mondaine badplaats waar enkel nog een museum aan dat bloederige verleden herinnert. We zijn echter ruim wee uur voor openingstijd hier, bovendien zijn we eigenlijk niet zo geïnteresseerd in de walvisjacht dat we twee uur willen wachten. We laten New South Wales dus voor wat het is en rijden Victoria binnen. Maar wat we daar zien is voor de volgende keer!
De oceaan beukt in op de rotsen van Ben Boyd NP
De minimale zonsopgang in Ben Boyd NP

Geen opmerkingen:

Een reactie posten