Op de boerderij in de schaduw van de vulkaan

Al verscheidene weken proberen we op een estancia of boerderij mee te gaan doen met het Chileense boerenleven. Uiteindelijk is dat dan toch gelukt in Voipir Seco, een gehuchtje in de schaduw van de vulkaan Villarica. Eigenlijk gebeurde dat eerder toevallig. We waren bij het toeristisch kantoor van Villarica langsgegaan om meer informatie over trektochten in de omgeving. Een enthousiaste stagair, Manfred, gaf ons hopen uitleg en bleek net bezig te zijn met de start van een project plattelandstoerisme.
Na een voormiddag rafting, met rapids tot IV, maar niet zo goed of impressionant als in Costa Rica, spraken we met Manfred en zijn vriendin Grace af om naar het platteland te trekken en de tweede dag een wandeling te doen door het Nationaal Park op de flanken van de vulkaan. Zo kwamen we terecht bij Don José en Doña Adelina. Beiden op pensioen en sinds drie jaar bezig met een hobbyboerderij. De boerderij ligt langs 3 kleine riviertjes. Langs een is Don José bezig met een zalmkwekerij te bouwen. De jonge zalmen liet hij ons al trots zien. De bassins moest hij nog bouwen. We zetten onze tent op in een rustige weide. Daarna gaan we mee de kippen, kalkoenen en biggen voeren. Een van de biggen heeft hij van een buur. Het is een kruising van een tamme zeug en een wild varken uit de omliggende bergen. Als de zeugen buiten in de wei staan, gebeurd het soms dat ze gedekt worden door wilde varkens. In de groentetuin groeiden dezelfde groenten als thuis bij mijn ouders. Voor mij niets nieuws, maar voor Manfred en Grace een openbaring.
De kippen voederen terwijl de biggen verlekkerd toekijken
Daarna gingen we de kalveren op stal jagen. Dit is nodig omdat ze anders alle melk opdrinken en de koeien niet meer gemolken kunnen worden. Van de wei gingen we naar de boerderij van buurvrouw Doña Monica. Zij begeleide ons naar een uitzichtpunt op een heuvel in de buurt. Onderweg gaf ze ons uitleg over verschillende kruiden en planten in het bos. Toen we terug beneden aankwamen was haar jongste zoon net de paarden aan het eten geven. Twee ervan bleken racepaarden en ze toonde ons de piste die ze begin december en op kerstmis gebruiken voor races. Het was eigenlijk gewoon een lange smalle weide waar er sprint van 200 of 250 m gehouden wordt. Alle boeren uit de omgeving komen kijken en gokken. Van de opbrengst kopen ze kerstcadeaus voor de kinderen van de plaatselijke school. Zelf mochten we ook een kort tochtje maken op een van hun mooie paarden. De dag werd afgesloten met een op een soort Leuvense stoof bereidde avondmaal van kip en aardappelen begeleid door sla en tomaten, boerenkost die je ook bij ons krijgt.
Als een echte campesino klaar voor een paardrijtochtje
De volgende ochtend bij een ontbijt van warme smoutebolachtige broodjes vertelde Don José over zijn tijd als houthakker en de uitbarstingen van de vulkaan. De laatste serieuze uitbarsting dateert van 1984, maar die van 1972 had meer indruk op hem gemaakt. Hij was toen zelf met zijn broer in de weide op de flanken van een heuvel. Ze zagen de vulkaan rotsblokken, as en lava spuwen naar het noorden en zuiden. Zij stonden gelukkig op een heuvel in het westen. Iets onder de rand van de krater ligt er een gletsjer. De lava deed een deel van het ijs smelten, waardoor de lavastroom wel sneller stolde, maar een lawine/vloedgolf verwoeste wel een groot deel van de lager gelegen bossen. Nadien vertelde Doña Adeline een enorm straf verhaal. Ze woonden in de bergen en ze was zeven maanden zwanger van haar eerste dochter en alleen thuis. Plots hoorde ze buiten de kippen een geweldig lawaai maken alsof de hel was losgebarsten. Ze rende naar buiten en zag dat een wat zij dacht een wilde hond was, zich te goed aan het doen was aan de kippen. Ze graaide naar een tak, liep op de hond af en gaf hem eerst een slag op de rug. Verdwaasd draaide die zich naar haar toe. Daardoor kon Doña Adelina hem een stevige tik midden tussen de ogen geven. De hond zonk neer op de grond. Hoeveel slagen ze hem nadien heeft gegeven weet ze niet meer. Toen ze weer helder kon kijken, zag ze dat het wel een heel vreemde hond was, met ronde oren en gekrulde staart en enorme tanden. Het was geen hond, maar een poema! De dag nadien stond het verhaal in alle kranten van de streek.
Straffe verhalen bij het heerlijke ontbijt
Na onze pogingen om de koeien te melken (met de hand en dat ging verwonderlijk vlot) brachten Don José en Doña Adelina ons naar de ingang van het Nationaal Park en namen we verkleumd van buiten maar warm van binnen afscheid.
De boerin melkt Bella
Het was mistig en klam. Niet het beste weer voor een lange tocht. We klommen langs de oever van een oude lavarivier langzaam omhoog tot we na een half uurtje door de wolken braken. Het zicht dat we daar op de vulkaan voorgeschoteld kregen was prachtig, het was ook de eerste keer dat we hem echt zagen liggen. Zijn mooie kegel omringd door sneeuw en ijs en voortdurend rook aan het uitbraken.

Een mirador, met inderdaad een mooi zicht... 
Eindelijk uit de wolken, zien we de prachtige vulkaan Villarica liggen
Het idee van Manfred was om via een weinig gebruikt pad tot aan de gletsjer te wandelen en dan af te dalen naar een dorp op de zuidflank. Geleidelijk verdween het pad in de indrukwekkende begroeiing van ons onbekende bessenstruiken en 30 m hoge Pehuen-bomen. Dit zijn een soort naaldbomen die van belang waren voor de Mapuche-indianen. Dit waren de bewoners van de streek voor de Spanjaarden het land hier opeisten. Het hout is mooi en stevig en wordt nu nog gebruikt om allerlei souveniers van te maken, van lepels en kommen tot stoelen en tafels. De zaden zijn groot uitgevallen pijnboompitten die een beetje smaken zoals kastanje. Na nog een half uur door de het bos dwalen, bleek dat het pad volledig verdwenen was. We keerden dus maar terug naar het hoofdpad om langs daar onze tocht verder te zetten.
Een bosbewoner opgeschrikt door ons geploeter door het struikgewas
De parasolachtige Pehuen-bomen
Het werd tijd om aan de afdaling te starten. Volgens Manfred was het ongeveer een uur tot aan de enige bus. Dat zou wel lukken. Eline en ik zetten er stevig de pas in, maar tot onze verbazing begonnen Manfred en Grace, die tot dan toe er goed de pas hadden ingehouden, plots te slenteren. De bus hebben we dus gemist. Dan maar 15 km extra stappen tot aan hoofdweg. Typisch Latino manier van doen. We zijn dat ondertussen al gewoon dus we wondden ons er niet in op. Na 3 km konden we gelukkig een lift nemen tot de hoofdweg en een bus. Om onze tweedaagse in schoonheid af te sluiten gingen we een ijsje eten in de lokale badstad aan een koud meer. Het leek wel Blankenberge op een zonnige zomerdag, alleen was de omgeving vele duizenden keren mooier dan Blankenberge.
Geniet van meer, zon, strand en ... een ijsje!
Nu nog een weekendje aan de zee in Valparaiso en ons eerste zes maand en Latijns-Amerika zitten erop. Het vliegt allemaal veel te snel voorbij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten