Winter has arrived!

Especially for our Indonesian and Central American friends, who are so fortunate not to have this (in general), it was minus 10 degrees in Belgium! Would you take us back please? :)
But it is beautiful...


Less driving, more arriving (English version)

Three months back home. Our thoughts still devided between here and there, where we wondered around carelessly a few months ago. What felt strange the first day on Belgian soil has become everyday life. The different dialects sound familiar again, the streets beneath our feet always in asphalt or concrete not so hard any more to walk on, searching for a green patch in our urban world has become more easy. We are on track again with the newest iphone, rules, rights, etc.

A last post is also a little bit a best of. Winner is the quote of Maarten on a site where it was prohibited to camp: "You can shit here but not camp." After long consideration we decided on the worst mistake to be the day trip to the Edith Falls in NT, Australia, where we were proud to bring along two kinds of jam but forgot the bread in the car. And as best poem were elected the following lines, penned down during an extreme long and boring bus ride in Argentina:

Het landschap
Onder het schap
Valt
Onder de zeespiegel

Which would translate more or less like this:

The landscape
Under the shelve
Falls
Under the sea surface

Every time we bite an apple or orange we remember the border crossing between New South Wales and South Australia where we ate more than a kilo fruit because we couldn't take it across. The words of an aboriginal in Cooper Pedy often cross my mind: "it's only money". A truth by which we lived a whole year.

What has changed? Not so much. The views and ideas we had before only became more pronounced and stronger. We live with more awareness about the world we live in. We experienced what we already knew: you don't need to have much to be happy. We are more cautious with the use of water, knowing how many people have a lack of clean or even polluted water. We no longer take it for granted that whenever you open the tap clean drinking water comes pouring out. The time that we do things out of habit has long passed. We question everything. Certainly the capitalist system. We miss the encounters with like minded people, persons who decided just like us to leave behind the Western prestation focused society. Those who are born here are lucky to have the opportunity to travel. But if you do, take your time for it. Disentangle yourself from what you were used to at home, of what you think is normal, and a new world will unfold before you. In one year we learned more than in all the years in school. Too few people have the courage to let go of their small world. Travelling isn't really about the exciting stories or the paradise pictures that you will show when coming home. It is about discovering how different but yet the same people are around the world.

I hope that this lesson in live has made us a better person. To survive the challenges of the 21st century we need each other. The lack of solidarity is deplorable. Everybody should sit together, rich and poor, Flemish or Walloon, foreigners. If the Belgian politicians would look a little more outside the borders of our small country, they would focus less on futilities. If all Belgian citizens would do that there would be more tolerance, less inequality.

To end it is time for thanks and flowers. Everybody who sent us regularly a message or mail: thank you! Everybody who liked to read our blog: thank you! Everybody who sponsored one of our activities: thank you! We will never forget your support.

Our heart also goes out to all the wonderful people we met during our trip. Now we are home again our memories of you gives us the strength to believe in the good intentions of people. We will never forget the fantastic moments we had together.
You are all very welcome in Belgium. A country that will not reveal it's beauty very easily. You will need a good guide for that. It can be found in the delayed trains, the regional differences, the cloudy skys, the typical figures that ran away from the pages of a comic book, the bricks, the unyielding systems and organization, the food and the drinks (especially the beer). Hope to see you soon!

Happy faces came to pick us up at Heathrow airport (my mother in the middle)
And a few hours later Maarten's parents joined us
We came back on a typical clouded Belgian weather day
Banners saying 'Welcome back' everywhere :)

Less driving, more arriving

Drie maanden terug thuis. Onze gedachten nog steeds verdeeld tussen hier en daar, waar we een aantal maanden geleden nog zorgeloos rond zwierven. Wat de eerste dag op Belgische bodem nog raar aanvoelde, zijn we ondertussen al goed gewoon. De verschillende dialecten klinken terug erg vertrouwd, de altijd in asfalt of beton gegoten grond onder onze voeten is niet meer zo hard, het zoeken naar groene plekjes in ons verstedelijkte land gaat vlotter. We zijn terug mee met de nieuwste Iphone, regels, rechten etc.

Een laatste bericht is ook een beetje een best off. Winnaar is de uitspraak van Maarten op een plek waar kamperen verboden was: 'Ge moogt er wel schijten maar niet kamperen'. Na lang wikken en wegen is de grootste blunder de dagtocht aan de Edith Falls in Australië geworden, waar we trots twee soorten confituur meehadden maar het brood in de auto hadden laten liggen. En tot beste gedicht zijn deze regels gekozen, geschreven tijdens een lange en saaie busrit in Argentinië:

Het landschap
Onder het schap
Valt
Onder de zeespiegel

Iedere keer we in een appel of sinaasappel bijten denken we terug aan de grensovergang naar Zuid - Australië waar we op een half uur elk een kilo fruit naar binnen speelden. De woorden van een Aboriginal in Coober Pedy komen ook vaak terug in mijn gedachten: 'It's only money'. Een waarheid volgens dewelke we een heel jaar geleefd hebben. 

Wat is er veranderd? Niet zo veel. De ideeën die we al hadden zijn alleen maar sterker geworden. We leven bewuster. We hebben nu aan de lijve ondervonden wat we eigenlijk al wisten: dat je niet veel nodig hebt om gelukkig te zijn. We zijn nog voorzichtiger dan vroeger met water, wetende hoeveel mensen in de wereld daar een tekort aan hebben. We vinden het niet normaal dat er hier zonder problemen stromend water uit de kraan komt. De tijd dat we dingen uit gewoonte deden is voorgoed voorbij. Alles stellen we in vraag. Zeker het kapitalistische systeem. We missen de ontmoetingen met gelijkgezinden, mensen zoals wij die ervoor kiezen lange tijd de Westerse prestatiegerichte samenleving te ontvluchten. Wie hier geboren is heeft het geluk de mogelijkheid te hebben te reizen. Maar reis dan met tijd, onthecht van wat je thuis gewoon bent, van wat je normaal vindt, en er gaat een nieuwe wereld open. Op een jaar leerden we meer dan alle schoolbankjaren samen. Te weinig mensen hebben de moed hun eigen kleine wereld los te laten. Reizen gaat immers niet om de spannende verhalen of paradijselijke foto's die je bij thuiskomst kan tonen. Het is ontdekken hoe verschillend en toch gelijk de mensen over de hele wereld leven.

Ik hoop dat deze levensles ons tot een beter mens heeft gemaakt. Om de uitdagingen van de 21e eeuw te overleven gaan we elkaar nodig hebben. Het gebrek aan solidariteit is schrijnend. Iedereen zou samen aan tafel moeten zitten, rijk en arm, Vlaming en Waal, en buitenlanders. Als de Belgische politiekers wat meer buiten onze piepkleine landgrenzen zouden kijken, zouden ze zich vast minder met pietlulligheden bezig houden. Als de Belgen zelf dat zouden doen, zou er veel meer verdraagzaamheid zijn en minder ongelijkheid.

Tot slot is het tijd voor de bloemen en bedankjes. Iedereen die ons op regelmatige basis een mail heeft gestuurd: dank u. Iedereen die liet weten onze blog te lezen en leuk te vinden: dank u. Iedereen die een van onze actitviteiten gesponsord heeft: dank u. We zullen jullie steun nooit vergeten.
Ons hart gaat ook uit naar alle fantastische mensen die we ontmoetten tijdens onze reis. Nu we terug thuis zijn geeft het ons de kracht te blijven geloven in het goede van de mensen. We zullen de momenten samen nooit vergeten.
Jullie zijn allemaal hartelijk welkom in België. Een land dat zijn schoonheid niet zomaar prijsgeeft, je hebt er een goede gids voor nodig. Het zit in vertraagde treinen, streekgebonden accenten, bewolkte luchten, uit een stripverhaal weggelopen karikaturen, bakstenen, stroeve systemen, eten en drinken (vooral veel bier).

Indonesië: de laatste woorden.

Toen we ondertussen meer dan 2 jaar geleden met de voorbereidingen van de reis begonnen spraken de kleurrijke beelden over Indonesië ons zo aan dat we besloten hier 2 maand voor uit te trekken. Geen overbodige luxe, het land bestaat uit 13000 eilanden en is indrukwekkend groot (5100 km lang). Sumatra, Kalimantan en Irian Jaya behoren tot de grootste eilanden ter wereld. En dan hebben we deze nog niet eens bezocht!

Er zijn 130 etnische groeperingen, onder 250.000.000 mensen. Getallen die ons, uit het kleine Belgenlandje, doen duizelen. We zijn wel gewend aan dichtbevolkte steden maar Indonesië is duidelijk van een ander niveau. Wie houdt van rust en uitgestrekte, lege landschappen met als enig gezelschap een toevallig passerende berggeit kiest beter een andere reisbestemming. Voor ons was de overgang tussen 2 landen nergens zo groot als tussen Australië en Indonesië. Voor het eerst in mijn leven ervaarde ik wat als cultuurschok wordt omschreven. We waren voordien al in Azië geweest en toen had ik er geen last van. Het contrast met het peperdure, zure en door kangaroos bewoonde koalaland was zo fenomenaal dat we de eerste week een beetje verloren liepen.

Hoewel de periodes waarin we ons als vreemde eenden in de vijver voelden met onvermijdelijke regelmaat terugkeerden leerden we na enkele dagen toch van de Aziatische drukte en levensvreugde houden. Omdat een lat-relatie moeilijk is met een land dat omringd wordt door woeste oceaan bleef het een hardnekkige haat - liefde verhouding tussen ons, enthousiastelingen van de Latijns Amerikaanse cultuur en zij, de vertegenwoordigers van de compleet andere Aziatische cultuur.

Ik zal beginnen met de aspecten die onze liefde voedden, in de eerste plaats letterlijk: de Indonesische keuken. Wat je er allemaal op straat kan eten is echt om je handen van af te likken. Drie keer per dag nasi campur is telkens weer een feest. Je wordt het nooit beu. Ze toveren bovendien de lekkerste sapjes en sausjes uit hun straatkeukens zodat we elke dag uitkeken naar het moment dat het tijd was om te gaan eten.

Ook liepen onze harten over van liefde voor de gewone mensen. Zij die nog niet vergiftigd zijn met de drang tot geldgewin, en die vooral uit toeristen willen slaan. Onvindbaar in Bali, maar in Java, Sulawesi, Sumba, Flores en Lombok in overvloed aanwezig. Hun vriendelijkheid en openhartigheid zullen we nooit vergeten.

Een andere reden om Indonesië te bezoeken zijn de culturele en natuurlijke bezienswaardigheden. In Prambanan genoten we van de prachtige tempels en in Ijen van de prachtige natuur. Sulawesi heeft een schitterend meer en bouwt indrukwekkende schepen. Rondzwerven tussen de traditionele dorpen van Sumba is een fantastische ervaring. Flores is prachtig groen en biedt mooie zichten op omliggende vulkanen. Lombok is weer helemaal anders maar opnieuw een lust voor het oog. Zelfs van Bali moet ik toegeven dat het er mooi is.

Tot slot liepen onze harten over van liefde op 'van die speciale momenten'. Een geit op het dak van een bus die uit niet veel meer dan 4 wielen bestaat. Indruk maken op toeristen en Blink182 knalhard uit de boksen laten schallen, maar tergend traag de talloze putten in het wegdek proberen te ontwijken. Playboy stickers op het mobiele marktkraampje van een tandeloos oud vrouwtje. "Vanilla ice ice baby" totaal verkeerd meezingen terwijl de rijstvelden stilaan overgaan in schare stukjes regenwoud. Naakte kinderen lachend en joelend in de rivieren: 'Ada turis!' (Er zijn toeristen!). Spelend op een manier zoals alleen zij dat nog kunnen. Hun lenigheid, hun innemende lach. Het onvermijdelijke trage tempo van de tijd.

Ja, dat alles zullen we missen.

Maar langs de andere kant moet de toerist die zich een weg door Indonesië baant over een hoge frustratie-tolerantie beschikken. Je komt er wel eens iets tegen die je bloeddruk doet stijgen en je handen doet zweten. Het vaakst komt dat voor tijdens verplaatsingen. 99% van de toeristen lost dit op door shuttles of toeristenbussen te nemen. Je zal vaak horen dat dit de enige haalbare manier is om van A naar B te geraken. Niets is echter minder waar. Alle eilanden (behalve Bali) beschikken over een uitgebreid bussen - en ojeknetwerk waarmee je overal kan geraken. Maar vergeet je portie geduld niet.

Hoe omgaan met de (uit de pan) swingende en schommelende prijzen voor hetzelfde produkt was ons dagelijkse vraagstuk. Je wil de arme mensen helpen, en niet de bedriegers. Zij zijn al rijk genoeg en dragen zakken vol oplichtersgeld terwijl hun brave landgenoten sleuren met zware zakken vol rijst. Wie als groentje een bus neemt in Indonesië mag er zeker van zijn dat er dezelfde avond ergens gefeest wordt. En niet met tempe of nasi, maar met kip en buffelvlees. Op zich geen probleem, maar het onrecht dat de buren die toevallig niet voor een busmaatschappij werken alleen rijst op hun bord krijgen knaagde vaak aan ons.

Meestal rekenen ze bij het zien van een toeristenkop slechts 2 of 3 keer de normale prijs aan. In Bali, en soms in Java, ging dat tot het tienvoudige. Hoe langer we in het land waren, hoe beter we de prijzen gingen kennen en hoe vlotter het ging. Maar toch nog werden we vaak in het zak gezet en dat is geen leuk gevoel. Reizen in Indonesië vraagt veel energie omdat je altijd op je hoede moet zijn, en bij alles moet afbieden. Neem niks aan zonder eerst de prijs te vragen. Een getalenteerd onderhandelaar kan wel erg goede koopjes doen.

Wij deden vooral ervaring op met het openbare vervoer. Ik zal proberen enkele tips te geven, maar alles hangt af van de situatie. Het komt erop aan die goed aan te voelen. Als de persoon in kwestie je begint uit te lachen als je een prijs vernoemt wil dat meestal zeggen dat je recht op de lokale prijs zit. Lach dan gewoon mee en vraag de volgende bus die prijs verhoogt met 5000 rp. Diegene die je uitlacht zal niet meer willen onderhandelen.
Vermijdt busstations. Het probleem is dat ze je er altijd afzetten en dat je zo een makkelijke prooi bent voor de haaien die je daar staan op te wachten. Wij omzeilden die door te zeggen dat we hier gingen blijven (Where you go? Disini!).
Ze vergeten je snel en dan kan je stiekem een paar meter verderop, best op straat, een andere bus tegenhouden.
Toon nooit ook maar de minste vorm van gehaastheid. Ook al vertrekt je vliegtuig over een uur, zeg dat je oceanen van tijd hebt. Het is bovendien de beste les in onthaasting die je je kan voorstellen. Het helpt geen te hoge verwachtingen te koesteren. Als wij ergens naartoe wilden, dachten we: ' Het zou mooi zijn als we er vandaag nog geraken, maar morgen is ook goed'. Een opleiding dramaturgie komt van pas. We trokken vaak pijnlijke gezichten en deden alsof we bijna flauwvielen als de prijs te hoog was. Dat is geen probleem want zij liegen ook dat ze zwart zien. Vreemd dat ze geen langere neuzen hebben. Maar de echte kunst is te weten te komen hoeveel de lokale bevolking betaalt, daar iets bij te doen, en met een aanstekelijke glimlach gevolgd door 'Ok?' en een schouderklopje die prijs te zeggen. De slaagkansen zijn in dit geval erg hoog. Het is helaas een bijna onmogelijke opdracht omdat iedereen in het complot zit. Als iemand je naar iets doorverwijst, hoe onschuldig hij er ook uitziet, altijd komt er geld in zijn broekzak terecht. Vertrouw niemand. Geloof niemand. Behalve oude vrouwtjes als ze geen tanden hebben. Die kunnen niet zo goed liegen.
Oja, een belangrijk woordje is 'tidak'. Je kan het gebruiken voor alles wat je niet wil. En geloof me, dat heb je vaker nodig dan eenvoudigweg 'ja'.

Indonesië is een land waar alles mogelijk is. Zoals al gezegd kan je voor hetzelfde product 1 euro betalen, maar evengoed 10 euro of 100 euro. Zo is het ook met het eten. Wij aten altijd erg lekker op straat, maar de meeste toeristen gaan naar dure toeristenrestaurants. Dat zijn echte toeristengetto's waar ze westers eten of in het beste geval ondermaats Indonesisch serveren. Vaak vind je er frieten. Komaan, Indonesiërs eten geen patatten! Laat staan dat ze frieten kunnen maken. In Lombok aten we 's avonds een erg lekkere maaltijd aan een kraampje voor 5000 rp, terwijl we 's middags 35000 rp betaalden voor een spaghetti die naar afwasproduct smaakte. Bovendien moet je in de restaurants erg lang wachten. We aten porties rijst van 1000 rp, maar evengoed van 10000 rp. Een stuk kip kostte ons eens 1000 rp en een andere keer 35000 rp. Beiden even lekker. Je vraagt je dan af wat de eigenaar van de laatste kip met al dat geld doet, of hoe de sukkelaar van de eerste kip rondkomt. Alleszins kan je met 34000 rp in Indonesië een dag eten als een koning.

Eerlijkheid wordt hier niet beloond en dat is jammer. Daar zijn wij zelf voor een groot deel schuldig aan: toerisme heeft veel kapot gemaakt. Erg veel. Niet alleen maakte het de bevolking kapitalistisch, ook de natuur heeft er onder te lijden. Als je hoort dat er hotels gebouwd zijn met kostbaar koraal kan je toch niet anders dan hoofdschuddend zo snel mogelijk het land verlaten.

Voor ik hoofdschuddend dit bericht afsluit nog even iets over Wayan uit de bestseller van Elisabeth Gilbert, Eat Pray Love. Ik kreeg het boek toevallig in handen tijdens een boekenwissel in Peru. Het laatste deel gaat over Bali en is lovend over een paar Balinezen waaronder de genezeres Wayan en haar dochter. 2 dagen Bali waren genoeg om me ervan te overtuigen dat de schrijfster zich de hele tijd behoorlijk in het zak had laten zetten. Ik was wel benieuwd naar Wayan en ging bij haar langs. Onbegrijpelijk dat Elisabeth Gilbert aan die vrouw zoveel geld heeft gegeven. In Bali is niemand arm. Wayan is niet meer dan een geslepen zakenvrouw met veel kennis over allerlei kruiden en kwakzalverijen maar vooral bedreven in het versieren van eenzame of niet al te snuggere vrouwen. De waarheid staat niet in het boek, het staat hier.

Balen in Bali

We komen nu al voor de 3e keer toe in Bali tijdens deze reis en dit is echt wel de laatste keer. We komen er elke keer minder graag. Voor de doorsnee toerist die wil genieten van een combinatie van tropische stranden afgewisseld met een vleugje cultuur en exotische folklore en die bovendien graag in de watten gelegd wordt is Bali een echte topbestemming. Wij zijn echter budget/wereldreizigers. En dan is Bali een heel ander verhaal. De eerste keer dat we hier arriveerden waren we best enthousiast omdat we toen van het peperdure en nogal norse Australië kwamen. Sindsdien hebben we heel wat andere eilanden in Indonesië bezocht en moeten we zeggen dat Bali ons het minst van ze allemaal bevalt (zowat alle toeristen die we buiten Bali ontmoeten hadden hetzelfde gevoel). Het is er zo op toegespitst het de toeristen naar de zin te maken, tegen een - voor de rest van Indonesië - uiterst hoge prijs, dat je nauwelijks nog plekjes vindt die een zeker authenticiteit uitstralen. Kortom het eiland is over-getoeristiseerd.
Een Balinese boskabouter
Bali is de beste plek op de wereld om je te laten verwennen
We kwamen toe in Padang Bai met de ferry uit Lombok. Direct merk je het verschil. In het islamitische Lombok kon je overdag geen of nauwelijks eten vinden omwille van de ramadan. In Bali serveren zelfs de moslims 's middags eten. Padang Bai heet een badplaats te zijn met een vlotte toegang tot het koraal in de buurt om te gaan duiken en voor ons interessanter ook snorkelen. Er zijn een viertal stranden in en nabij het dorp. Het zogenaamde snorkelstrand bleek echter een grote teleurstelling. Het grootste deel van het koraal is dood en ligt zo dicht tegen de oppervlakte dat snorkelen er uitgesloten is. Je kan misschien verder uit de kust proberen, maar daarvoor moet je eerst ofwel over het halfdode koraal wandelen ofwel van scherpe rotsen in de kolkende zee springen. We laten onze snorkelset dus maar in z'n zak zitten. Een ander strandje vlakbij het dorp heeft wel nog een zekere charme: wit zand, palmbomen voor de schaduw en een heldere zee. De golfslag en stroming is te sterk om in te zwemmen, maar het is er wel leuk om tot aan je knieën in te staan en de zee aan alle kanten aan je te voelen trekken. Zo besef je pas wat een kracht er achter die enorme watermassa schuilt. Een rit in de wildwaterbaan is er niets tegen. 
Aan 1 dagje strand hebben we wel genoeg dus trekken we er de volgende dag op uit met de scooter. We snorren naar de Pura Besakih, de belangrijkste (hindu)tempel van het eiland. Eigenlijk is het een complex van enkele tientallen tempels. We hebben niet echt geluk met het weer. Regelmatig moeten we stoppen om te schuilen voor de regen. Ook ons humeur en de liefde voor Bali worden er langzaam grauw van. Als we aan de tempel toekomen betaal ik de inkom en voor de parking. Dat laatste blijkt achteraf gewoon geld voor de zakken van de kaartjesverkoper te zijn. Zo gaat het hier in Bali constant, als ze je maar kunnen oplichten en geld in hun zakken steken. Ze willen ons ook een gids aansmeren, maar we wisten al dat je die helemaal niet nodig hebt. Ze proberen ons nog te overtuigen met de smoes dat we dan de hoofdtempel niet binnen kunnen omdat daar een ceremonie plaatsvindt. We laten ons niet vermurwmen en wandelen zonder gids het terrein op. Ook daar proberen enkele zogenaamde tempelwachters ons een gidsbeurt aan te praten. Opnieuw zonder succes. Even later wandelen we ongehinderd, op ons eigen tempo en zonder gids doorheen de verschillende tempels. De hoofdtempel is zowat de minst impressionante en interessante van het ganse complex. We komen ondermeer in een andere tempel die mooi versierd is en waar net een ceremonie is afgelopen. De tempel staat nog vol offergaven en er zijn nog enkele mensen vollop bezig met het opruimen. De manier waarop dit gebeurt typeert volledig de Balinese slag: alle vuil wordt over de tempelmuur gekapt of verbrand. De schone schijn ligt er zo dik op dat het vaak lijkt of niets belangerijker is dan uiterlijk vertoon en oppervlakkige vriendelijkheid. We wandelen ook een andere tempel in samen met een Balinese vrouw waar we samen mee voor de foto poseren (dat was lang geleden). Er is een ceremonie aan de gang. Blijkbaar is dit een goede moment van het jaar om ceremoniën te houden. Veel gebeurt er echter niet. We maken dus maar een praatje met enkele gelovigen. Terug bij onze brommer zien we een andere toerist die aangeklampt wordt door een vijftal Balinezen die hem allemaal proberen te overtuigen dat hij echt wel een gids nodig heeft om de tempel te bezoeken...
Keeping up appearances: de tempel. Deel 1.
Keeping up appearances: de tempel. Deel 2.
Alfred de Offereend
Of hoe toeristen foto's nemen
Het dakenlandschap van het Besakihcomplex
We bezoeken ook nog het waterpaleis van Tirtagangga. Dit is een mooi parkje met verschillende vijvers die kunstig zijn aangelegd. Volgens kwaaie tongen zou de sultan ze hebben laten aanleggen om stiekem naar de badende vrouwen te kunnen gluren. Op een halfuurtje zijn we rond. Dat is ook weer typisch voor de bezienswaardigheden van Bali. Ze zijn wel mooi maar niet uitzonderlijk en vaak wandel je er op korte tijd doorheen. Je moet dus wel eigen vervoer hebben want met openbaar vervoer Lukt het je nooit meer dan 1 te bezoeken op een dag. Vlakbij vinden we een leuk restaurantje met lekker eten en een apertiefje van rode rijstwijn op kosten van het huis. 's Avonds doen we maar mee in de toeristische mallemolen en drinken een mojito en polar bear terwijl we op een barkruk in het zwembad zitten. 
Een leuk tuintje voor de sultan
Maarten moet zijn voeten es wassen
Dezelfde namiddag huren we weer een scooter, nu voor 2 dagen en trekken er weer op uit. In Ubud zelf willen we niet zijn met al die drukte. De praalstukken voor de begrafenis hebben we al op straat zien staan. Ze zien er indrukwekkend uit. Zoals al gezegd uiterlijke schijn is heel belangrijk. Maar platgedrukt worden door een zweterige mensenmenigte tijdens een broeierig hete dag, daar bedanken we vriendelijk voor. In enkele dorpjes buiten Ubud zien we festiviteiten voor de nationale feestdag. Jonge mannen houden in groep wedstrijd om het eerst op een gladde paal klimmen waar bovenaan hun hemden hangen. Er rijden ganse kolones scooters toeterend door de straten. Allemaal hetzelfde gekleed en de voorste en achterste met de Indonesische vlag. In de proviniciehoofdstad Gianyar, is de militaire parade op het voetbalveld net afgelopen als we er langsrijden. Buiten de stad wordt er een fietstocht gehouden die we ook een tijdje volgen. Genoeg te zien dus. En langs de kleine binnenbaantjes rijden we door de rijstterrassen waarvoor Bali zo bekend is.

Rijstvelden ...

--- en nog eens rijstvelden.
De volgende dag snorren we de flanken van de Gunung Batur op. Dit is een actieve vulkaan in een grotere uitgedoofde krater aan de rand van een groot kratermeer. Voor ons zowat het mooiste wat we hier op Bali hebben gezien. Het doet ons denken aan lago Atitlan in Guatemala, alleen kleiner en minder impressionant. Bij de afdaling naar de dorpjes en het meer in de krater hebbben we pech. We rijden over een plek grint die onze ganse rijstrook bedekt en voor we het goed beseffen gaan we onderuit en schuren we over het asfalt. We komen er gelukkig met een gekneusde en geschaafde knie vanaf, maar we zijn allebei behoorlijk geschrokken. De scooter doet het nog en heeft ook enkel wat kleine krassen. Na een kwartier zijn we voldoende bedaard om ons rit te vervolgen. Even verderop zien we hoe al dat grint op de weg terecht komt. In de krater wordt er grint gewonnen voor de bouw. De vrachtwagens die het grint naar boven brengen zijn vaak te zwaar geladen, zodat ze de helling niet op raken. De chauffeur stopt dan midden op de weg. Kruipt met een schop in de laadbak en begint lustig het overtollige grint op de weg te scheppen. Als hij zijn vrachtwagen licht genoeg acht, tuft hij rustig verder. Een nieuw hoopje grint op de weg achterlatend. 

Zicht op de Gunung Batur
Het mooie kratermeer
Met gehavende knie strompelen we even later de trappen af naar een ander hoogtepunt van Bali. De rostgraven van Gunung Kawi. Deze zijn gelegen langs een diep ingesneden rivierdal tussen de reuzen bayan/tropische vijgenbomen en de rijstterrassen. De graven lijken een beetje op Abu Simbel (in Egypte) in het klein, maar dan op een spectaculaire locatie. De luchtwortels van de bayanbomen hangen als gordijnen langs de oevers en hullen de plek in een mystieke sfeer. Alle verkopers is de souvenierstalletjes langs de trappen zijn gespeeld bezorgd om onze schaafwonden in de hoop dat we bij hun binnenkomen en kopen. We merken het al nauwelijks meer. 

Verdwaald in de smalle gangen van Gunung Kawi
Impressionante rotsgraven in het oerwoud
Uiteindelijk hebben we dus nog tijdens onze laatste ganse dag een paar mooie plekjes ontdekt op Bali. 's Avonds ronden we af met een feestmaal: Balinese gerookte eend. Echt lekker en goed pikant. Daar zijn we ondertussen van gaan houden. En om de avond helemaal ontspannen te eindigen geniet ik nog van een heuse Balinese massage en Eline ondergaat een sessie reflexologie.
In Bali was het soms balen, maar er zijn toch ook wel een heel aantal mooie momenten geweest.

En het verhaaltje is uit!

Lombok: een gepeperd eiland. Maar niet tijdens de ramadam...

Toen we net in Labuanbajo aankwamen, waren we nog optimistisch. We zouden vast en zeker langs alle kanten bestookt worden met 2 daagse boottochten naar Lombok, via Rinca. (In Komodo waren we niet geïnteresseerd). 3u reisburo-shoppen later waren we de wanhoop nabij. Er waren alleen maar 4 daagse boottochten te vinden, die bovendien ook nog es de volgende dag vertrokken. Dan konden we ons gepland Kanawa-paradijs op onze buik schrijven. Pas tegen de avond liepen we het Peramakantoor binnen, een reisorganisatie die we tot nog toe wisten te vermijden. Zij hadden de perfecte trip, een 2 daagse, via Rinca, te vertrekken over 2 dagen. Helaas willen alle toeristen met deze boot mee, en moesten we ons tevreden stellen met een plekje op de wachtlijst. Van zo'n lijst hadden ze nog nooit gehoord maar gelukkig begrepen ze de essentie: ze zouden ons bellen als er mensen afzeggen. 

Met een alternatief plan (bestaande uit een busrit van slechts 24 u door Sumbawa) in ons achterhoofd genoten we van ons verblijf op Kanawa. Uitgestrekt in onze hangmat probeerden we ons niet teveel zorgen te maken over wat komen zou. We halen de gsm uit en rommelen in ons papieren op zoek naar het telefoonnummer van Perama. Net op dat moment krijgen we zelf telefoon, Perama natuurlijk. Het is inorde, we kunnen mee. Een grote opluchting want we zagen toch wel op tegen die 24uurs marathon door Sumbawa. 

De blijdschap die ons deel was na dat telefoontje verging al snel de volgende dag. Om 10u kwamen we terug in de haven van Labuanbajo aan, waar we moesten wachten tot 6u 's avonds eer we de boot opmochten. We doodden de tijd met verse sapjes, bananapancakes en skypen. Waarom we om 6u die boot opmoesten terwijl die pas de volgende ochtend zou vertrekken is mij een raadsel. We bleven de ganse nacht dobberen in de haven, opeengepakt als haringen in een ton, terwijl de muezzin vrolijk zong dat het ramadam was. Toch zou dat onze beste nacht worden, en sliep ik redelijk goed, onwetend welk onheil me te wachten stond.

De zon was al goed wakker toen we de 'zeilen' (de Indonesische variant zijn stinkende dieselmotoren) hesen en koers zetten richting Rinca. Op dit eiland heb je meer kans komodovaranen te zien dan op Komodo. Bovendien is het landschap mooier. Maarten was in alle staten want hij keek al ons hele verblijf in Indonesië uit naar een kennismaking met deze raadselachtige beesten. Je vindt ze enkel hier, en ze zijn even speciaal als de Galapagosschildpadden op het gelijknamige eiland. Ons bezoek was echter een grote teleurstelling. Met 80 man, 2 Peramaboten, werden we op het eiland gedropt en snel onderverdeeld onder verschillende gidsen. Ik denk niet dat 1 van hen meer wist als 'This is komodo. Here is nest. When small they climb tree and eat eachother. Any question?' De varanen zelf vonden het ook maar niks. Zij lagen zich te warmen in de zon en als de belangstelling te groot werd slopen ze gestaag weg in het struikgewas. We deden een toertje rond het eiland, allemaal netjes achter elkaar in een lang uitgestrekt lint, zogezegd op zoek naar varanen. Ik had niet de indruk dat er druk gezocht werd, en we moesten ons tevreden stellen met een waterbuffel. Die werd heftig gefotografeerd, je moet toch iets kunnen tonen aan het thuisfront.

Rinca is een mooi eiland dat lijkt op Australië. Verwonderd was ik niet, want ik had al zoiets gelezen in het boek dat we nog aan Rene uit Bolivia moeten teruggeven 'Het lied van de Dodo'. Er loopt door Indonesië een lijn waar de westkant overwegend aansluit bij Aziatische fauna en flora, en de oostkant bij de Oceanische. Wallace heeft dat tientallen jaren geleden uitvoerig bestudeerd, maar zoveel tijd kregen wij niet. Nog geen 2u later zaten we terug op onze overbevolkte boot. Dat komodo's bloeddorstige wezens zijn die mensen en grote waterbuffels verslinden kan ik na het zien van een paar tamme exemplaren nog moeilijk geloven. Om ze in actie te zien zullen we nog es naar die BBC documentaire moeten kijken. Of es terugkeren, zonder de overtocht tot Lombok te maken. Voor wie net als ons van Flores naar Lombok wil een goeie tip: neem het vliegtuig!

Voor ons zat het hoogtepunt er nu op, maar we moesten nog anderhalve dag op die boot overleven. Met als enige lichtpunten 2 snorkelstops. Bij de eerste vroegen we ons af of ze zich niet van golf vergist hadden, want er was werkelijk niks te zien. Bij de tweede denken we dat het dode koraal de reden moet zijn geweest om ons allemaal uit de boot te duwen. En ondertussen wiebelde de boot maar vervaarlijk heen en weer, zodat ik ijlend en jammerend ineengekruld op het harde dek lag. Gelukkig had Maarten geen last van zeeziekte en werd hij dikke vriendjes met Olivier uit Aix-en-Provence. Plots was er grote opschudding. De bemanning had een vis gevangen. Iedereen stormde naar de linkerkant van de boot waar ondergetekende lag te doezelen. Het is moeilijk niet wakker te schieten van een bende uitgelaten toeristen en ik zag net op tijd de boot bijna kapseizen. Maarten en Olivier bleven als enigen druk pratend aan de andere kant van de boot staan en boden voldoende tegengewicht... Een bierbuik kan levens redden!
Het tegengewicht van Maarten en Olivier redt mensenlevens
In pretparken zie je soms een piratenboot die joelende mensen heen en weer schommelt, en voor veel kriebels in de buik zorgt. Probeer daar eens in te liggen, en vervolgens te slapen: niet gemakkelijk. Zo was onze tweede nacht. En dan waren wij er nog het best aan toe: we hadden een warme slaapzak en lagen niet zoals de anderen te bibberen. Want af en toe krijg je wel es zeewater over je heen. Zonder de twijfel de wildste nacht uit ons leven. Ik had me die wel anders voorgesteld.

Ik werd wakker met het gevoel dat er iets niet klopte. We waren aangekomen in een haventje op het eiland Mojo. De boot lag muisstil en moegestreden in het water. Voor het eerst sinds lang kon ik over het dek lopen zonder ergens tegen te stoten of misselijk te worden. Hier kunnen we douchen, werd ons verteld. We werden inderdaad naar een verfrissende waterval op het eiland geleid waar de bemanning toonde niks voor niks puurbloed Indonesiër en dus macho te zijn. Ze haalden allerlei stoere kunstjes uit hangend aan touwen boven snel stromend water terwijl wij genoten van een pool voor ons alleen. Tot we ontdekt werden door onze medereizigers van voornamelijk Franse afkomst (In Indonesië heb je vaak het gevoel in Frankrijk beland te zijn). Niet zo erg, 10 minuten later ging de Peramabel. De reisleider had de hele tijd op zijn uurwerk lopen kijken en riep opgelucht dat het nu echt wel tijd was. Dat kereltje had zijn lachspieren nog niet ontdekt en zal het nog ver brengen in de firma.
Een heel verfrissende douche! Rara waar is Maarten?
Schommelend voeren we dichter en dichter naar Lombok terwijl ik de ene fata morgana van het eiland na de andere kreeg. Nooit ga ik nog die zee op, ik eet nog liever 20 borden met witloof. Na wat uren leek strandden we in Labuan Lombok, samen met 2 anderen van de Peramaboot (de overige 76 zochten linea directa het strand op). Zij waren net 2 weken gestart en zouden in totaal 1 jaar door Azië trekken. Ik herinner me nog alsof het gisteren was, toen wij na 2 weken op onze wereldreis een koppel tegenkwamen die klaagde binnenkort naar huis te moeten, na 11 maanden en 2 weken. En nu is het onze beurt. Het liedje dat het bijna afgelopen is speelt nu al enkele dagen door ons hoofd. 

We vonden het enige hotel van het dorp waar een grappige moslim de plak zwaait. Hij kwam ons vaak opzoeken om dan uitbundig 'Hallo!' te roepen. Natuurlijk kwam men ons transport aanbieden naar Senaru, onze volgende stop vanwaaruit we het Rinjani NP wilden bezoeken. Voor slechts 200.000 rp een koopje. We dankten beleefd en namen de volgende dag de bus voor 20.000 rp. Het openbaar vervoer nemen in Lombok is bijna plezant, als je het vergelijkt met Bali of Java. Het gaat wel trager dan op Flores of Sumba. Ze stoppen en wachten op elke hoek van de straat. Maar je krijgt veel folklore in de plaats. Zoals moslimvrouwen met een sponzen handdoek als hoofddoek, of een bus vol bezemstelen. 

Duitsers hadden ons aangeraden naar de Rinjani Mountain Garden op een paar kilometer van Senaru te gaan, een hotel dat de ommetoer waard is. Ik had de vorige dag al met de Duitse eigenaar gebeld om te zeggen dat we eraan kwamen, maar zijn Engels was zo slecht dat ik niet zeker wist of hij het wel begrepen had. Toen we in Bayan (daar stoppen de bussen richting Senaru) aankwamen bleek dat er niemand stond om ons op te halen, en pas na 3 telefoons kreeg der deutsjer door waar we stonden en wat de bedoeling was. Daar was eerst een ruzie voor nodig omdat hij niet wou geloven dat we in Bayan stonden. Wij zullen toch wel weten waar we staan zeker! Het begon al goed, en we hadden niet veel zin nog naar daar te gaan. Helaas is het ramadam in Lombok: overdag geen eten. We waren te uitgehongerd om naar alternatieven te zoeken. Uteindelijk reden we over een vreselijk slechte baan met 2 volgeladen brommertjes naar Duitsland. Ik was vol bewondering voor mijn chauffeur die moeiteloos met 1 hand, koffers tussen zijn benen en een passagier die half scheef zat om nog meer bagage te kunnen vasthouden een motorcross circuit aflegde om U tegen te zeggen.

Het bezoek aan de Rinjani Mountain Garden was op vele vlakken een vergissing. Het is waar dat het er heel mooi is, maar nu ook weer niet zo mooi. Het eten is er heel duur en niet eens lekker. (De andere gasten, allemaal Duitsers, vonden het echter wel fantastisch. Zij konden spaetzle eten.) Van de eigenaar had ik eerlijk gezegd een beetje schrik, hij liep rond met omhooggetrokken witte kousen, een biervat als buik, en snauwde naar alles en iedereen. We wilden een 2 daagse naar het kratermeer van de Rinjani doen, maar zonder gids. Zodra we dat laatste uitgesproken hadden wilde hij ons niet meer helpen. We zaten vast op 12 km van de start van de wandeling. Heen en terug was dat al 24 km, wat we liever niet wilden stappen want de wandeling is op zich al zwaar. Toen de führer weg was zagen ook wij onze kans om weg te komen. We vroegen zijn zachtaardige vrouw een ojek te bellen die ons naar Senaru wou brengen. Ze rekenden natuurlijk 5 keer te veel aan en lieten anderhalf uur op zich wachten. 
De Rinjani Mountain Garden: no go
In Senaru vonden we zonder problemen een hotel (evenmooi gelegen en met vriendelijke eigenaar) die onze extra bagage wilde bewaren tot we terugkwamen van de trektocht. Omdat de Duitser zo hard hadden tegengewerkt konden we pas om 16u starten. 2u later waren we tot half weg geklommen en sliepen we tussen de apen, angstvallig ons eten in de gaten houdend. De volgende dag waren we alweer ruim voor zonsopgang op pad, en kwamen een 2 tal uur later op de top de mensen tegen die wel via de Rinjani Mountain Garden een gegidste toer hadden genomen. Zij waren de vorige dag al om half 6 's morgens vertrokken... Het was een blij weerzien. Ze wensten ons proficiat dat het ons toch gelukt was om er te geraken zonder gids. Iedereen zegt dat je het park niet binnen mag zonder gids, maar dat is bullshit. Een gids is helemaal niet nodig als je maar tot het kratermeer gaat. Ze maken de berg alleen maar tot een groter stort dan het nu al is. De weg vinden is een makkie, je volgt gewoon hun vuilnis. We babbelden nog wat verder met de Duitsers, genietend van het mooie zicht op het kratermeer. Tot zij geroepen werden dat het tijd was terug naar beneden te gaan. Wij konden nog zo lang blijven zitten als we wilden, maar gingen ook al snel terug. Hoewel het zicht mooi is hebben we al mooier gezien. Komt ervan als je lang op reis gaat, dingen gaan algauw maar 'gewoon' zijn. Het kratermeer is mooi om te doen als je tijd hebt. Ben je in Lombok, lig er dan niet wakker van als je de Rinjani moet overslaan. Je kan de top ook beklimmen als je een dag of 2 dagen extra hebt. Wij kozen er voor dat niet te doen, deels uit tijdgebrek, deels wegens een tegenwerkende knie, deels omdat we die inspanning niet de moeite vonden. 

We waren in een recordtempo naar omhoog gesneld, met al onze bagage op de rug. De afdaling was echter andere koek, en ik was er 3 dagen lang stijf van. Nog erger dan toen we de Colca Canyon hadden gedaan. 

Geen thermische activiteit, maar plastiekverbranding op de kraterrim. Triestig.
Zicht op het kratermeer en babykrater Rinjani NP. Zeker meer de moeite dan Kelimutu.
Gunung Agung in Bali boven de wolken.
Het Ijen effect op de Rinjani: dragers doen elke dag nutteloos werk
Senaru is een toeristisch dorp, en dat heeft zo zijn nadelen. Er weg geraken bijvoorbeeld. We weigerden de belachelijke bedragen te betalen die ze vroegen om ons tot het busstation te brengen. Eenmaal we het dorp waren uitgewandeld, vonden we meteen vervoer voor een redelijke prijs. En ook meteen een bus naar de hoofdstad, Mataram. Onze chauffeur probeerde stiekem een 5tal sigaretten op te steken, maar ik denk dat Allah toch de grote hoeveelheden rook kon zien die van het dashboard stoomde. We hadden ons oog laten vallen op een hotelletje uit de reisgids, en toen we daar puffend aankwamen na een lange wandeling - ik als een oud vrouwtje met mijn stijve benen - was het volzet. Stom natuurlijk dat we niet gebeld hadden. Het was een schitterend hotel, een echte aanrader: The Red Pepper in Ampenan. De eigenares spreekt vlot Nederlands en bracht ons gratis met haar auto naar een ander hotel.

Zo spendeerden we 2 dagen in Mataram en omgeving, hinkend van de ene markt naar de andere, maar vooral in de shoppingmall. Het einde van de reis betekent cadootjes kopen voor het thuisfront. Dat is een zeer lastige onderneming omdat we bij alles twijfelen of de persoon in kwestie dat wel leuk gaat vinden, en we moeten rekening houden met onze al overvolle bagage. Bovendien betaal je in Indonesië, als je niet oplet, voor brol torenhoge bedragen. Na een paar uur waren we uitgeput, maar de volgende dag gingen we opnieuw. We moesten eten in toeristenrestaurants waar het niet zo lekker is als op straat. Lombok is geen aanrader tijdens de ramadam. 

In Ubud hadden we een groot deel van onze bagage in het hotel gelaten, en om die mensen een plezier te doen beslisten we op tijd terug naar Bali te keren zodat we zeker nog 2 nachten bij hun konden blijven. We hadden nog niet voor iedereen cadootjes maar zouden die dan wel in Bali vinden. Hoe het ons vergaan is op dit kl*te eiland zal Maarten u met alle plezier vertellen in een volgend bericht. Hij verloor er zelfs voor het eerst op deze reis zijn geduld. Wordt vervolgd... 

Flores, bloem van een eiland!

Onze overtocht leek onder een goed gesternte te starten. De ferry lag aan de kade op ons te wachten. Aan boord lagen al tientallen Indonesiërs te slapen in afwachting van het vertrek dat gepland was om 6u. Wij waren er om 4.30. Uiteindelijke vertrokken we met slechts een uurtje vertraging en zelfs toen moesten er nog in allerijl mensen van de kade op de vertrekkende boot springen om nog mee te kunnen. We hadden al verhalen gehoord van 3 tot 6 uur vertraging dus dat uurtje viel wel mee. We waren de enige niet-Indonesiërs aan boord. De zee was niet meteen rustig te noemen. Dus Eline hield haar maag onder bedwang door rustig te blijven zitten op haar stoel en wat te lezen. Ik ging af en toe eens op wandel om de benen te strekken. Zo kwam ik zonder het te weten in het gedeelte waar de bemanning verblijft en werkt. Op het achterdek waren twee matrozen hun kleren aan het wassen. Er stonden ook bloemen en groenten op het dek en in een grote kraaknette kajuit hingen een viertal kooitjes met veelkeurige vogels. De matrozen keken een beetje nors naar mij dus liep ik de andere kant op. Zo kwam ik in de stuurcabine. Daar moest ik eerst mijn schoenen uitdoen. Harry, een van de bemaningsleden, kon enkele woordjes Engels en ik enkele Indonesisch en dus kreeg ik de enige stoel aangeboden en maakte we een praatje over onze familie en waar we vandaan kwamen en welke muziek we graag hoorden. Harry vond de Indonesische muziek maar niks, hij had het meer voor country. Dus even later snerpte er country door de cabine en iedereen meeneurieën. Na een kwartiertje keerde ik terug naar het passagiersdek om te kijken hoe het met Eline ging en toen zag ik een bord hangen waarop in het Indonesisch stond dat het ten strengste verboden was om het bemanningsdek te betreden, oeps. Vlak voor we de kust van Flores bereikten was er ineens opschudding aan dek. Het bleken 2 haaien die kwamen kijken of ze bij de ferry geen snelle hap konden vinden. Iedereen hield z'n handen en kippen binnen dus al gauw keerden de 2 opportunisten hun staart en zwommen weg. Toen de ferry aanmeerde aan de stijger in Aimere, Flores, stond daar meer volk te wachten om de passagiers mee te tornen op hun motor of in hun busje of taxi, dan er passagiers zaten op de ferry. Je moest je een weg banen tussen al die haaien om zelfs maar op de kade te raken. Na een beetje rondvragen en afdingen konden we uiteindelijk mee met een busje en wel voor 5000 roepia minder dan de lokale mensen. Maak dat mee. Onze eerste indruk van Flores was dat het qua landschap hard lijkt op Centraal-Amerika. Veel vulkanen en steile hellingen. Veel groene bossen afgewisseld met dorre weides. We voelden ons dus meteen een beetje thuis.
De ferry in de mensenzee
De volgende dag namen we de bus naar Moni. Dit is een klein dorpje aan de voet van de Kelimutu vulkaan, de toeristenmagneet van het eiland. Het dorpje zelf is mooi gelegen. Ten midden van rijst- en groentenvelden en het klimaat is er aangenaam koel. De mensen proberen er echter zoveel mogelijk geld uit de toeristen te slaan en dat soms op nogal ongehoorde manier. We willen iedereen die erheen trekt zeker afraden naar het zelfde hotel als wij, Maria Inn, te gaan. Op de bus kwamen we de zoon van Maria, Ivan tegen - al noemt hij zichzelf Aran en staat op zijn pas nog een andere naam. Op basis van de info van de reisgids (LP) waren we al we van plan daarheen te trekken, op zich dus geen probleem dat hij ons probeerde te overtuigen. Hij probeerde ons ook te overtuigen om met hem als gids de Kelimutu te beklimmen. Ook dat vinden we normaal, maar wezen we vriendelijk af. Toen we van de bus stapten bleken we ineens 200000 te moeten betalen ipv de 100000 die de chaufeur had gezegd. We vonden dit niet kunnen, maar die chaufeur was ondertussen gewisseld en niet meer aan boord en Ivan beweerde dat de prijs 160000 was, dus betalden we uiteindelijk als compromis 150000. Achteraf hoorden we van een andere dorpsbewoner dat de prijs inderdaad 100000 was. We vonden Ivan dus meteen al minder eerlijk, natuurlijk heeft hij commissie in z'n zakken gestoken. Ivan heeft zelf een restaurantje met traditionele gerechten. Dit vond ik best interessant dus vroeg ik of hij ook kookles gaf. Dat kon wel maar niet meer vandaag, maar wel morgen, want nu was er veel volk en had hij geen tijd om alle gerechten te bereiden en ondertussen aan mij uit te leggen hoe dit allemaal in z'n werk ging. Het was toen 2 uur 's namiddags. Dus dat was wel een beetje vreemd. Zou het kunnen dat hij probeerde ons een extra nacht in Moni te houden? De klap op de vuurpijl was echter wat de volgende ochtend vroeg gebeurde. We hadden elders in het dorp 2 brommertjes geregeld om ons die bewuste ochtend om 5 uur een flink eind op de flank van de vulkaan omhoog te rijden. Om 4.20 wordt er op onze deur geklopt met de melding dat de brommers er zijn. We lagen nog te slapen dus ik sta licht gehumeurd op en vertel aan de man voor de deur dat we pas om 5 uur hadden afgesproken dus dat hij tot dan wel kan wachten. We moeten ons sowieso nog klaarmaken. Als we dan tegen 5 voor vijf op straat komen blijken daar 4 brommers te staan. Ivan, Johan, Aran of hoe hij ook heet had dus ook vrienden opgetrommeld in de hoop ons daarmee mee te sturen en commissie op te strijken. Die mannen vroegen bovendien 5000 per persoon meer dan wat we zelf hadden geregeld. Achteraf lazen we in een reisverslag van Wegwijzer dat hij enkele jaren voordien ook een viertal Belgen onbeschaamd in het zak heeft gezet.

Boze wolken voorspellen weinig goed over Moni
Achteraf bekeken hadden we de trip naar Moni trouwens evengoed kunnen overslaan. De Kelimutu is vooral bekend omdat de drie kratermeren die er liggen regelmatig van kleur veranderen en een mooi kleuren pallet vormen. We hadden een foto hiervan gezien die er echt mooi uitzag. Toen wij boven stonden had 1 een donkerbruine kleur zoals de meeste vijvers bij ons in België. De ander 2 meren hadden bovendien allebei dezelfde turkoize kleur, maar dan minder spectaculair als bijvoorbeeld de Ijen op Java of de Rincon de la Vieja in Costa Rica. Gelukkig dat er nog een paar aapjes naar ons kwamen staren of dit was de afknapper van de reis geweest. Dus voor je de trip naar de Kelimutu maakt informeer eerst naar de kleurencombinatie van de meren of ga gewoon niet.

Kelimutu: een kratermeer van 13 in een dozijn
Paulus de bosaap maakte de trip toch nog de moeite
Uiteindelijk zaten we om 11 uur op de bus richting het westen. In Ende moesten we van bus wisselen en de mannen op de nieuwe bus lieten ons opnieuw zonder morren meerijden aan de lokale prijs. Bovendien mochten we zoals de locals mee op het dak gaan zitten. Je moet weten dat de bussen op Flores volgepropt worden met mensen en baggage tot de mensen op het dak zitten en aan de zijkant van de bus hangen. In de bus wordt er loeiend luide muziek gespeeld en steekt er om de vijf minuten wel iemand een sigaret op. We waren dus blij dat we in de openlucht zonder deze ongemakken konden zitten. De busbegeleiders hadden speciaal voor ons een mat uitgerold op de baggagedrager zodat we bovendien nog comfortabel konden zitten. Bovendien konden we nu onbeperkt van het prachtige landschap van het eiland genieten.
Toen waren ze met Eline haar camera gaan lopen om een foto te maken van een raar individu in de linkerbovenhoek
Plaspauze: kom van dat dak af!
Na 4 uur en een opgeblazen kapsel stapten we af in Boawae in de schaduw van vulkaan Ebulobo. Die zag er veel mooier uit dan de Kelimutu al zijn we er uiteindelijk niet op geklommen. We hebben 2 rustdagen genomen in het heerlijk rustige Boawae. Er zijn maar 2 hotels in het dorp en pas de dag dat wij vertrokken kwam er een andere toerist toe. Het was wel te merken dat er weinig westerlingen kwamen. Telkens als je over straat liep voor een wandelingetje of op weg naar een restaurant moest je constant iedereen groeten. Op een gegeven moment had ik zelfs een gans klas tienermeisjes achter mij lopen die me in hun beste Engels en met heel veel gegiegel probeerden uit te vragen.

Room with a view
Na 2 dagen rusten namen we de bus naar Bajawa. Uitvalsbasis om de traditionele Ngaga dorpen van het centrum van Flores te gaan bezichtigen. We huurden een brommertje en snorden berg op en af. Bena was een impressionant gelegen dorp dat duidelijk een hele lading toeristen over zich krijgt, maar waar de mensen toch vriendelijk en zeker niet opdringerig zijn.
De vrouwengilde van Bajawa op stap
Viking zonder horens op z'n helm
Het mooie dorpje Bena waar de tijd is blijven stille staan
We probeerden ook bij de warmwaterbronnen meer bergafwaarts te komen, maar de weg was te slecht om met ons brommertje te doen. We puften dus aan een slakkengangetje de bergen terug op naar Wogo. De huizen hier zijn minder verzorgd maar hier wordt duidelijk nog meer echt geleefd. Er was net een begrafenisdienst bezig. Ondanks dat de mensen hier in naam katholiek zijn worden belangrijke gebeurtenissen vaak nog grotendeels op traditionele manier gevierd doorspekt met delen van het nieuwe geloof. De begrafenis en huwelijksdiensten worden bijvoorbeeld steeds bij de mensen thuis gehouden en niet in de kerk. Er wordt een groot pavilioen opgericht om de mensen een plek in de schaduw te geven. Er komt een koor zingen, vaak zijn dit schoolkinderen of familieleden van de overledenen of het bruidspaar al naar gelang. Gezang is een belangrijk deel van de diensten en ook van de gewone eucharistieviering. Er wordt regelmatig geoefend en iedereen zingt ook tijdens de diensten uit volle borst mee. Er staat een geluidsinstallatie een klein zomerfestival waardig soms met galm om het gevoel van een grote kerk te immiteren. De gasten wordt drinken en meestal ook eten aangeboden. Het lijkt fel op wat in Tana Toraja of Sumba ook de gewoonte is. We merken ondertussen dus ook heel wat gelijkenissen tussen de verschillende eilanden.

Aan de andere kant van Mataloko, het dorp waar Wogo aan paalt, ligt een seminarie of misschien beter een kostschool voor jongens. Het is een indrukwekkend complex. We vragen eerst toestemming aan de econoom (ik voel me direct terug op het college) om binnen wat rond te kijken en foto's te nemen. Dat is blijkbaar helemaal geen probleem. We dwalen doorheen de verschillende gangen, binnentuinen en zalen. We worden op een afstand gevolgd door een giechelende en glurende groep jongens. Vanuit de verte vragen ze verlegen in hun beste Engels "My name is?" (ze bedoelen natuurlijk "What is your name?"). De gebouwen en inrichting lijken nog te stammen uit het begin van de vorige eeuw. Alle zalen en klassen zijn verlaten. Je krijgt meteen een schoolvakantie gevoel en ik voel me terug 12.

Terug naar school
Ook 's avonds bezoeken we een kostschool. Deze keer voor meisjes. Ze is deel van het complex van de zusters FMM van Bajawa. We zijn aan het adres gekomen door een groep Belgische dokters en verplegers van de Bimesa missie (bezoek zeker ook eens hun blog op http://bimesa.wordpress.com) die we ontmoetten op de flanken van de Ijen in Java. Ook in het klooster hangt een voor mij herkenbare sfeer. Ik denk terug aan wijlen tante Nonneke in Maredret. Hier is het wel een veel toegankelijker klooster. We worden ontvangen door zuster Rufina die enkele woordjes Engels spreekt en ons prompt een kopje thee met bananenbeignets voorschoteld. We vragen naar zuster Elis, die volgens Bruno het beste Engels spreekt. Zij leidt ons rond door de verschillende gebouwen en de tuin en vertelt ons dat ze volop bezig is met de voorbereidingen van de plaatselijke dag van de kinderen. We hadden 's ochtends al een stoet verklede kinderen door de straten zien rijden. Het deed ons terugdenken aan de viering van de nationale feestdag in Guatemala. 's Avonds brengen we nog wat cadeautjes en worden we uitgenodigd om een hapje te eten in het klooster. Zuster Rufina kan heerlijk koken en we genieten er enorm van.

Sisterhood of Bajawa!
De draagbare douches van de kostschoolmeisjes
Maar we moeten weer verder de volgende dag. Bij het betalen voor het hotel vroeg de receptionist, Francesco, hoeveel we wilden betalen. Eline stelde 15.000 minder voor dan we de vorige keer betaalden en dit was meteen goed. Net buiten het hotel kregen we weer een prachtig staaltje van hoe Indonesiërs die in toerisme werken kunnen liegen. Een gast vroeg waar we heen wilden. We zeiden hem naar Ruteng met de publieke bus. Hij antwoordde ons dat als we geen reservatie hadden we niet mee zouden kunnen, maar wel met hem tegen een zacht prijsje dat 5 keer hoger ligt dan de publieke bus. Daar trapten we niet in. De volgende halte is dus Ruteng. Opnieuw een koel bergstadje met een prachtig uitzicht. Het licht en schaduw spel op de omliggende rijstvelden is echt paradijselijk mooi. Je kan er uren naar zitten kijken.

Rice fields forever
De rugzak was iets te zwaar voor Fortuna
Toernooi van de witte vulkaan
Ons hotel (Losmen Agung) hier is het vuilste dat we al gehad hebben op de reis, maar de kamer is zo groot als een balzaal en de matras is lang niet slecht. Het gebouw lijkt uit een Agatha Christie roman te komen en lijkt ook niet meer te zijn onderhouden sinds die tijd. Het heeft dus wel een zeker charme, maar we zijn blij dat we er maar 1 nacht moeten blijven. De volgende ochtend vinden we weer een plekje op het dak van een bus om naar de westelijke haven van het eiland in Labuan Bajo te reizen. Voor het eerst in 2 weken komen we zo terug in een echt toeristische plek. We willen van hieruit een cruise regelen via de komodovaranen van Rinca tot in Lombok. Eerst besluiten we echter om twee dagen uit te blazen op het kleine koraaleilandje Kanawa. Alle hutjes daar zitten de komende 2 weken vol, maar wij hebben onze eigen tent en kunnen dus op het strand kamperen. Het eiland is echt een klein paradijs. Boven op de heuveltop zie je visarenden hun vangst verscheuren, het strand is parelwit de zee turkooisblauw en glashelder. Op 20 m van het strand begint het koraal. Daar is het fantastisch snorkelen. We zien heel wat clownvisjes (Nemokes), blauwe zeesterren, zeeanemomen in alle kleuren, koraal in de vreemdste vormen, vissen in al even vreemde vormen en kleuren en opnieuw een zeeschildpad. Deze keer een onechte karretschildpad die zich te goed aan het doen is aan de sponzen en molusken die in het koraal groeien. Hij had ons helemaal niet zien komen. Zo druk was hij aan het eten. Na ons enkele minuten met verbazing te hebben aangestaard gaat hij een luchtje scheppen en zwemt dan op z'n gemakje weg. We zien ook twee enorme kanjers van vissen. Zeker een meter doormeter en met een grappige papegaaibekachtige mond, maar die zijn erg schuw en maken zich gauw uit de vinnen als we ze naderen. We hadden hier gerust nog wat langer willen blijven, maar anders raken we niet meer op tijd in Lombok en Bali en daar gaan we hopelijk ook nog wat mooie plekjes ontdekken.

Ik heb de zon zien zakken in de zee!
AppelblauwZEEgroen
Sunset Paradise
Hier staat tonijnsteak op het menu
De Indonesische vissersvloot
Gestrand op een onbewoond eiland
Strandslaper op Kanawa