Flores, bloem van een eiland!

Onze overtocht leek onder een goed gesternte te starten. De ferry lag aan de kade op ons te wachten. Aan boord lagen al tientallen Indonesiërs te slapen in afwachting van het vertrek dat gepland was om 6u. Wij waren er om 4.30. Uiteindelijke vertrokken we met slechts een uurtje vertraging en zelfs toen moesten er nog in allerijl mensen van de kade op de vertrekkende boot springen om nog mee te kunnen. We hadden al verhalen gehoord van 3 tot 6 uur vertraging dus dat uurtje viel wel mee. We waren de enige niet-Indonesiërs aan boord. De zee was niet meteen rustig te noemen. Dus Eline hield haar maag onder bedwang door rustig te blijven zitten op haar stoel en wat te lezen. Ik ging af en toe eens op wandel om de benen te strekken. Zo kwam ik zonder het te weten in het gedeelte waar de bemanning verblijft en werkt. Op het achterdek waren twee matrozen hun kleren aan het wassen. Er stonden ook bloemen en groenten op het dek en in een grote kraaknette kajuit hingen een viertal kooitjes met veelkeurige vogels. De matrozen keken een beetje nors naar mij dus liep ik de andere kant op. Zo kwam ik in de stuurcabine. Daar moest ik eerst mijn schoenen uitdoen. Harry, een van de bemaningsleden, kon enkele woordjes Engels en ik enkele Indonesisch en dus kreeg ik de enige stoel aangeboden en maakte we een praatje over onze familie en waar we vandaan kwamen en welke muziek we graag hoorden. Harry vond de Indonesische muziek maar niks, hij had het meer voor country. Dus even later snerpte er country door de cabine en iedereen meeneurieën. Na een kwartiertje keerde ik terug naar het passagiersdek om te kijken hoe het met Eline ging en toen zag ik een bord hangen waarop in het Indonesisch stond dat het ten strengste verboden was om het bemanningsdek te betreden, oeps. Vlak voor we de kust van Flores bereikten was er ineens opschudding aan dek. Het bleken 2 haaien die kwamen kijken of ze bij de ferry geen snelle hap konden vinden. Iedereen hield z'n handen en kippen binnen dus al gauw keerden de 2 opportunisten hun staart en zwommen weg. Toen de ferry aanmeerde aan de stijger in Aimere, Flores, stond daar meer volk te wachten om de passagiers mee te tornen op hun motor of in hun busje of taxi, dan er passagiers zaten op de ferry. Je moest je een weg banen tussen al die haaien om zelfs maar op de kade te raken. Na een beetje rondvragen en afdingen konden we uiteindelijk mee met een busje en wel voor 5000 roepia minder dan de lokale mensen. Maak dat mee. Onze eerste indruk van Flores was dat het qua landschap hard lijkt op Centraal-Amerika. Veel vulkanen en steile hellingen. Veel groene bossen afgewisseld met dorre weides. We voelden ons dus meteen een beetje thuis.
De ferry in de mensenzee
De volgende dag namen we de bus naar Moni. Dit is een klein dorpje aan de voet van de Kelimutu vulkaan, de toeristenmagneet van het eiland. Het dorpje zelf is mooi gelegen. Ten midden van rijst- en groentenvelden en het klimaat is er aangenaam koel. De mensen proberen er echter zoveel mogelijk geld uit de toeristen te slaan en dat soms op nogal ongehoorde manier. We willen iedereen die erheen trekt zeker afraden naar het zelfde hotel als wij, Maria Inn, te gaan. Op de bus kwamen we de zoon van Maria, Ivan tegen - al noemt hij zichzelf Aran en staat op zijn pas nog een andere naam. Op basis van de info van de reisgids (LP) waren we al we van plan daarheen te trekken, op zich dus geen probleem dat hij ons probeerde te overtuigen. Hij probeerde ons ook te overtuigen om met hem als gids de Kelimutu te beklimmen. Ook dat vinden we normaal, maar wezen we vriendelijk af. Toen we van de bus stapten bleken we ineens 200000 te moeten betalen ipv de 100000 die de chaufeur had gezegd. We vonden dit niet kunnen, maar die chaufeur was ondertussen gewisseld en niet meer aan boord en Ivan beweerde dat de prijs 160000 was, dus betalden we uiteindelijk als compromis 150000. Achteraf hoorden we van een andere dorpsbewoner dat de prijs inderdaad 100000 was. We vonden Ivan dus meteen al minder eerlijk, natuurlijk heeft hij commissie in z'n zakken gestoken. Ivan heeft zelf een restaurantje met traditionele gerechten. Dit vond ik best interessant dus vroeg ik of hij ook kookles gaf. Dat kon wel maar niet meer vandaag, maar wel morgen, want nu was er veel volk en had hij geen tijd om alle gerechten te bereiden en ondertussen aan mij uit te leggen hoe dit allemaal in z'n werk ging. Het was toen 2 uur 's namiddags. Dus dat was wel een beetje vreemd. Zou het kunnen dat hij probeerde ons een extra nacht in Moni te houden? De klap op de vuurpijl was echter wat de volgende ochtend vroeg gebeurde. We hadden elders in het dorp 2 brommertjes geregeld om ons die bewuste ochtend om 5 uur een flink eind op de flank van de vulkaan omhoog te rijden. Om 4.20 wordt er op onze deur geklopt met de melding dat de brommers er zijn. We lagen nog te slapen dus ik sta licht gehumeurd op en vertel aan de man voor de deur dat we pas om 5 uur hadden afgesproken dus dat hij tot dan wel kan wachten. We moeten ons sowieso nog klaarmaken. Als we dan tegen 5 voor vijf op straat komen blijken daar 4 brommers te staan. Ivan, Johan, Aran of hoe hij ook heet had dus ook vrienden opgetrommeld in de hoop ons daarmee mee te sturen en commissie op te strijken. Die mannen vroegen bovendien 5000 per persoon meer dan wat we zelf hadden geregeld. Achteraf lazen we in een reisverslag van Wegwijzer dat hij enkele jaren voordien ook een viertal Belgen onbeschaamd in het zak heeft gezet.

Boze wolken voorspellen weinig goed over Moni
Achteraf bekeken hadden we de trip naar Moni trouwens evengoed kunnen overslaan. De Kelimutu is vooral bekend omdat de drie kratermeren die er liggen regelmatig van kleur veranderen en een mooi kleuren pallet vormen. We hadden een foto hiervan gezien die er echt mooi uitzag. Toen wij boven stonden had 1 een donkerbruine kleur zoals de meeste vijvers bij ons in België. De ander 2 meren hadden bovendien allebei dezelfde turkoize kleur, maar dan minder spectaculair als bijvoorbeeld de Ijen op Java of de Rincon de la Vieja in Costa Rica. Gelukkig dat er nog een paar aapjes naar ons kwamen staren of dit was de afknapper van de reis geweest. Dus voor je de trip naar de Kelimutu maakt informeer eerst naar de kleurencombinatie van de meren of ga gewoon niet.

Kelimutu: een kratermeer van 13 in een dozijn
Paulus de bosaap maakte de trip toch nog de moeite
Uiteindelijk zaten we om 11 uur op de bus richting het westen. In Ende moesten we van bus wisselen en de mannen op de nieuwe bus lieten ons opnieuw zonder morren meerijden aan de lokale prijs. Bovendien mochten we zoals de locals mee op het dak gaan zitten. Je moet weten dat de bussen op Flores volgepropt worden met mensen en baggage tot de mensen op het dak zitten en aan de zijkant van de bus hangen. In de bus wordt er loeiend luide muziek gespeeld en steekt er om de vijf minuten wel iemand een sigaret op. We waren dus blij dat we in de openlucht zonder deze ongemakken konden zitten. De busbegeleiders hadden speciaal voor ons een mat uitgerold op de baggagedrager zodat we bovendien nog comfortabel konden zitten. Bovendien konden we nu onbeperkt van het prachtige landschap van het eiland genieten.
Toen waren ze met Eline haar camera gaan lopen om een foto te maken van een raar individu in de linkerbovenhoek
Plaspauze: kom van dat dak af!
Na 4 uur en een opgeblazen kapsel stapten we af in Boawae in de schaduw van vulkaan Ebulobo. Die zag er veel mooier uit dan de Kelimutu al zijn we er uiteindelijk niet op geklommen. We hebben 2 rustdagen genomen in het heerlijk rustige Boawae. Er zijn maar 2 hotels in het dorp en pas de dag dat wij vertrokken kwam er een andere toerist toe. Het was wel te merken dat er weinig westerlingen kwamen. Telkens als je over straat liep voor een wandelingetje of op weg naar een restaurant moest je constant iedereen groeten. Op een gegeven moment had ik zelfs een gans klas tienermeisjes achter mij lopen die me in hun beste Engels en met heel veel gegiegel probeerden uit te vragen.

Room with a view
Na 2 dagen rusten namen we de bus naar Bajawa. Uitvalsbasis om de traditionele Ngaga dorpen van het centrum van Flores te gaan bezichtigen. We huurden een brommertje en snorden berg op en af. Bena was een impressionant gelegen dorp dat duidelijk een hele lading toeristen over zich krijgt, maar waar de mensen toch vriendelijk en zeker niet opdringerig zijn.
De vrouwengilde van Bajawa op stap
Viking zonder horens op z'n helm
Het mooie dorpje Bena waar de tijd is blijven stille staan
We probeerden ook bij de warmwaterbronnen meer bergafwaarts te komen, maar de weg was te slecht om met ons brommertje te doen. We puften dus aan een slakkengangetje de bergen terug op naar Wogo. De huizen hier zijn minder verzorgd maar hier wordt duidelijk nog meer echt geleefd. Er was net een begrafenisdienst bezig. Ondanks dat de mensen hier in naam katholiek zijn worden belangrijke gebeurtenissen vaak nog grotendeels op traditionele manier gevierd doorspekt met delen van het nieuwe geloof. De begrafenis en huwelijksdiensten worden bijvoorbeeld steeds bij de mensen thuis gehouden en niet in de kerk. Er wordt een groot pavilioen opgericht om de mensen een plek in de schaduw te geven. Er komt een koor zingen, vaak zijn dit schoolkinderen of familieleden van de overledenen of het bruidspaar al naar gelang. Gezang is een belangrijk deel van de diensten en ook van de gewone eucharistieviering. Er wordt regelmatig geoefend en iedereen zingt ook tijdens de diensten uit volle borst mee. Er staat een geluidsinstallatie een klein zomerfestival waardig soms met galm om het gevoel van een grote kerk te immiteren. De gasten wordt drinken en meestal ook eten aangeboden. Het lijkt fel op wat in Tana Toraja of Sumba ook de gewoonte is. We merken ondertussen dus ook heel wat gelijkenissen tussen de verschillende eilanden.

Aan de andere kant van Mataloko, het dorp waar Wogo aan paalt, ligt een seminarie of misschien beter een kostschool voor jongens. Het is een indrukwekkend complex. We vragen eerst toestemming aan de econoom (ik voel me direct terug op het college) om binnen wat rond te kijken en foto's te nemen. Dat is blijkbaar helemaal geen probleem. We dwalen doorheen de verschillende gangen, binnentuinen en zalen. We worden op een afstand gevolgd door een giechelende en glurende groep jongens. Vanuit de verte vragen ze verlegen in hun beste Engels "My name is?" (ze bedoelen natuurlijk "What is your name?"). De gebouwen en inrichting lijken nog te stammen uit het begin van de vorige eeuw. Alle zalen en klassen zijn verlaten. Je krijgt meteen een schoolvakantie gevoel en ik voel me terug 12.

Terug naar school
Ook 's avonds bezoeken we een kostschool. Deze keer voor meisjes. Ze is deel van het complex van de zusters FMM van Bajawa. We zijn aan het adres gekomen door een groep Belgische dokters en verplegers van de Bimesa missie (bezoek zeker ook eens hun blog op http://bimesa.wordpress.com) die we ontmoetten op de flanken van de Ijen in Java. Ook in het klooster hangt een voor mij herkenbare sfeer. Ik denk terug aan wijlen tante Nonneke in Maredret. Hier is het wel een veel toegankelijker klooster. We worden ontvangen door zuster Rufina die enkele woordjes Engels spreekt en ons prompt een kopje thee met bananenbeignets voorschoteld. We vragen naar zuster Elis, die volgens Bruno het beste Engels spreekt. Zij leidt ons rond door de verschillende gebouwen en de tuin en vertelt ons dat ze volop bezig is met de voorbereidingen van de plaatselijke dag van de kinderen. We hadden 's ochtends al een stoet verklede kinderen door de straten zien rijden. Het deed ons terugdenken aan de viering van de nationale feestdag in Guatemala. 's Avonds brengen we nog wat cadeautjes en worden we uitgenodigd om een hapje te eten in het klooster. Zuster Rufina kan heerlijk koken en we genieten er enorm van.

Sisterhood of Bajawa!
De draagbare douches van de kostschoolmeisjes
Maar we moeten weer verder de volgende dag. Bij het betalen voor het hotel vroeg de receptionist, Francesco, hoeveel we wilden betalen. Eline stelde 15.000 minder voor dan we de vorige keer betaalden en dit was meteen goed. Net buiten het hotel kregen we weer een prachtig staaltje van hoe Indonesiërs die in toerisme werken kunnen liegen. Een gast vroeg waar we heen wilden. We zeiden hem naar Ruteng met de publieke bus. Hij antwoordde ons dat als we geen reservatie hadden we niet mee zouden kunnen, maar wel met hem tegen een zacht prijsje dat 5 keer hoger ligt dan de publieke bus. Daar trapten we niet in. De volgende halte is dus Ruteng. Opnieuw een koel bergstadje met een prachtig uitzicht. Het licht en schaduw spel op de omliggende rijstvelden is echt paradijselijk mooi. Je kan er uren naar zitten kijken.

Rice fields forever
De rugzak was iets te zwaar voor Fortuna
Toernooi van de witte vulkaan
Ons hotel (Losmen Agung) hier is het vuilste dat we al gehad hebben op de reis, maar de kamer is zo groot als een balzaal en de matras is lang niet slecht. Het gebouw lijkt uit een Agatha Christie roman te komen en lijkt ook niet meer te zijn onderhouden sinds die tijd. Het heeft dus wel een zeker charme, maar we zijn blij dat we er maar 1 nacht moeten blijven. De volgende ochtend vinden we weer een plekje op het dak van een bus om naar de westelijke haven van het eiland in Labuan Bajo te reizen. Voor het eerst in 2 weken komen we zo terug in een echt toeristische plek. We willen van hieruit een cruise regelen via de komodovaranen van Rinca tot in Lombok. Eerst besluiten we echter om twee dagen uit te blazen op het kleine koraaleilandje Kanawa. Alle hutjes daar zitten de komende 2 weken vol, maar wij hebben onze eigen tent en kunnen dus op het strand kamperen. Het eiland is echt een klein paradijs. Boven op de heuveltop zie je visarenden hun vangst verscheuren, het strand is parelwit de zee turkooisblauw en glashelder. Op 20 m van het strand begint het koraal. Daar is het fantastisch snorkelen. We zien heel wat clownvisjes (Nemokes), blauwe zeesterren, zeeanemomen in alle kleuren, koraal in de vreemdste vormen, vissen in al even vreemde vormen en kleuren en opnieuw een zeeschildpad. Deze keer een onechte karretschildpad die zich te goed aan het doen is aan de sponzen en molusken die in het koraal groeien. Hij had ons helemaal niet zien komen. Zo druk was hij aan het eten. Na ons enkele minuten met verbazing te hebben aangestaard gaat hij een luchtje scheppen en zwemt dan op z'n gemakje weg. We zien ook twee enorme kanjers van vissen. Zeker een meter doormeter en met een grappige papegaaibekachtige mond, maar die zijn erg schuw en maken zich gauw uit de vinnen als we ze naderen. We hadden hier gerust nog wat langer willen blijven, maar anders raken we niet meer op tijd in Lombok en Bali en daar gaan we hopelijk ook nog wat mooie plekjes ontdekken.

Ik heb de zon zien zakken in de zee!
AppelblauwZEEgroen
Sunset Paradise
Hier staat tonijnsteak op het menu
De Indonesische vissersvloot
Gestrand op een onbewoond eiland
Strandslaper op Kanawa

Geen opmerkingen:

Een reactie posten