Impressies van Indonesië door een blonde filmster

(Dat komt niet van mezelf, dat is hoe ze mij hier noemen)
Het vliegtuig naar Bali zat overvol Australische goedkoop-op-vakantie-jagers. We waren nog niet in Denpasar geland, of ze zaten al in hun ligstoel aan het zwembad in Kuta. Wij gingen vol goede moed op zoek naar vervoer richting Ubud, de plek die we als uitvalsbasis gekozen hadden. Het was half 10 's avonds en erg druk. Het was mij niet duidelijk wie wat deed, hoe ver Ubud is, wie betrouwbaar is. Ik vond 1 taxichauffeur die veel te veel geld vroeg (zoals verwacht), en omdat het al zo laat was namen we dan toch maar de 'officiële taxi' voor 195000 rp. We zouden de volgende keer wel uitzoeken hoe we voor 1/10 van die prijs tot Ubud raken. De auto werd nog snel even opgeblonken en we konden in de chicste taxi van onze hele reis stappen. Geen gammele deuren of kapotte zetels voor de toeristen in Bali. De chauffeur was zeer Balinees vriendelijk: alles wat je zegt is waar of grappig, alles wat je vraagt kan geregeld worden, en ze hopen altijd dat je een goede tijd hebt op Bali. Maar aan de andere kant zijn ze erg gereserveerd. Sommigen kunnen al beter acteren dan anderen, maar vaak zie je dat ze het maar zeggen omdat ze weten dat dat is wat je wil horen. Wat ze echt zelf denken, kom je op Bali niet gemakkeijk te weten. Dat is maar een van de dingen waar ik het de eerste dagen moeilijk mee had.

In Latijns Amerika hadden we als een local geleefd. We sliepen in de hotels waar zij slapen, namen de bussen die zij namen, gingen eten waar zij eten. Dat is goedkoper, maar daar gaat het niet om. Het is boven alles veel interessanter en leuker. Je wordt ook meer gerespecteerd door de mensen. In Indonesië wilden we hetzelfde doen, maar hier spreken we de taal niet. We realiseerden ons erg snel dat het rondreizen niet eenvoudig zou worden.

De volgende morgen in ons hotel kreeg ik bijna een hartaanval toen er plots een klein mannetje op ons balkon sprong. Hij bracht ons thee en stak overal bloemetjes tussen. Ik voelde me net op huwelijksreis.

We keken toe hoe ze hoog in bomen klommen om 1 bloemetje te plukken dat met veel zorg op het dashboard van de auto gelegd werd. We bleven er 2 dagen, dus we weten dat die auto elke dag opnieuw gekuist wordt. Ze kuisen zelfs in de motorkap! Daarna zijn de brommers aan de beurt. Ook zij blinken dat het niet normaal is. Zoiets hebben we op onze reis nog nooit meegemaakt. Ik voelde me er vooral erg ongemakkelijk bij. Is dit Indonesië?

Ubud lijkt gesticht om de toerist te behagen. Of beter, gesticht om op zo'n manier dat de toerist zonder het te beseffen zoveel mogelijk geld uit zijn zakken geklopt wordt. Een beetje zoals El Calafate in Argentinië, maar gelukkig veel aangenamer. Want ondanks dat alles is Ubud een leuke stad om te vertoeven. De eerste voormiddag liep ik er nog rond zonder echt iets te zien. We zochten een reisgids en konden geen boekenwinkel vinden. We zochten een reisburo maar vonden ook dat niet. Het was zo verwarrend en druk, zo'n contrast met waar we vandaan kwamen, dat het me duizelde. Een wonder dat we de weg niet kwijt raakten. (Waarschijnlijk omdat in Ubud alle wegen uiteindelijk terug op de hoofdbaan uitkomen).

's Middags gingen we uitgeput eten in een van de honderden restaurantjes. Ik ging even troost zoeken bij een meisje die er precies ook een beetje radeloos uitzag, ze bleek Hollands te zijn en op stap met een Australiër. Met 4 man sterk vonden we een reisburo en boekten onze vlucht naar Sulawesi. Ook zij waren net aangekomen, en gerustgesteld door ons vliegticket slenterden we zorgeloos door Ubud. De chaos werd steeds gestructureerder en ik begon te wennen aan het lawaai en de drukte. De charme van Ubud zit in het feit dat tempels, winkels, hotels en restaurants allemaal door elkaar lopen. We liepen een aantal tempels in en uit, een paar binnentuintjes, en we ontmoetten zelfs een prinselijke familie. Alles is mooi versierd, er is zo veel te zien op straat, de mensen zijn vriendelijk, het werd een fantastische namiddag. Die avond, onze eerste echte avond in Indonesië, maakten we meteen kennis met het uitgaansleven. Daar kwamen we warempel een Leuvens koppel op huwelijksreis tegen. Het was heel plezant, met allemaal erg sympathieke mensen. Maar voor ons nog steeds mijlenver van het echte Indonesische leven.

Al snel werd duidelijk dat we dat in Ubud niet zouden vinden. Ze lopen er wel rond met hun offergavekommetjes zonder zich veel van de toeristen aan te trekken, maar het is er te propertjes en luxueus om echt geloofwaardig over te komen. Na 2 dagen luxehotel (met blinkende auto's en een zwembad voor 30 dollar per nacht) verhuisden we naar de andere kant van de rivier. Voor hetzelfde zicht betaalden we minder dan de helft. We hadden een hele dag verschillende hotelletjes bezocht, tot we scheel zagen en niet meer wisten waar we ons zouden installeren. We kozen dan maar het eerste goedkope dat we die dag bezocht hadden en wel leuk vonden. Pas achteraf ontdekten we dat het eigenlijk naast ons eerste hotel lag. Onze eerste gelukstreffer. We kunnen zelfs de wifi van het andere hotel (Nic's place) pikken.

Na 4 nachten in Ubud was het tijd voor ons eerste avontuur: Sulawesi. De enige info die je erover kan vinden is een hoofdstukje in de Lonely Planet van Indonesië. Toch is het eiland groter dan Java. We hadden geen flauw idee wat te verwachten toen we als enige blanken in het vliegtuig stapten. Meteen werden we schaamteloos aangestaard, en dat zou in heel Sulawesi zo blijven. Vaak proberen ze stiekem foto's te nemen. Soms durven ze het vragen, en als er een begint staat er meteen een ganse rij. 'They think you moviestar' zei onze gids Amos. We werden alleszins evenveel gefotografeerd als een filmster op de rode loper in Cannes.

In Ubud roepen ze de hele tijd 'Taxi?' (De eerste keer zeg je nog: No Thank you - dan zeggen zij altijd 'Tomorrow?' - dus om veel over en weer geroep te vermijden zei ik al snel 'No thank you, tomorrow!' wat ze heel grappig vinden). In Sulawesi is het overal 'Hallo Mister! What's your name?'. En dat is niet het enige verschil...

Het was weer laat toen we met onze bagage in de aankomsthal van Makassar stonden. Tot onze grote verbazing was het er zeer kalm. Er kwamen maar 2 mannen naar ons toe om vervoer aan te bieden. We wilden de nachtbus naar Rantepao nemen, dat zou nog net moeten lukken, tenminste als we de busterminal vonden. Ze spraken geen woord Engels dus moesten we met allerlei gebaren uitleggen wat we wilden. Er reden geen bussen meer. Buiten was niemand te zien, dus we waren afhankelijk van onze 2 vrienden met hun brommertje. Nog wat proberen afpingelen - dat moet nu eenmaal anders maak je je maar belachelijk. Ik kon het wel niet echt van harte, want stel dat ze zouden weglopen stonden we daar mooikes. We hadden geen flauw idee hoe ver het was, of hoeveel we zouden moeten betalen. Zo was onze hele eerste week: nooit weten of we nu veel te veel, of gewoon teveel betaald hadden. Frustrerend. Ik mistte Latijns Amerika enorm, daar waren we van alles gemakkelijk op de hoogte.

De brommers werden vol geladen met onszelf, onze bagage en de bestuurder. De argwanendheid van in het begin verdween toen het erg sympathieke kerels bleken die ons een eerlijke prijs hadden gegeven. Met veel tam-tam (goodbye my friend goodbye goodbye goodbye) namen we afscheid aan het busstation. Opnieuw waren we de enige toeristen en we vonden nog een plekje op een bus die om 22u zou vertrekken. Uiteindelijk stapten we om half 12 op een bus waarvan we hoopten dat het de juiste was, na een hoop stress en onduidelijkheid over welke bus de onze was. We hadden er wel leuke pogingen tot conversatie, iedereen was erg in ons geïnteresseerd. Ze oefenen graag hun Engels en willen altijd weten waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat.

De busrit was minder aangenaam. Amai, dat was zowat de ergste nachtbus ooit. Onze zetel kon niet plat omdat achter ons de chauffeur lag te snurken op een hoop dozen, de weg was vreselijk bochtig en in slechte staat, Maarten zijn stoel brak ergens midden in de nacht, er was veel lawaai. Toen het oude dametje naast mij 's morgens zei dat we in Rantepao waren aangekomen, hopten we opgelucht de bus uit. Na het stof van onze kleren geklopt te hebben probeerden we de eerste persoon die we zagen te vragen naar een hotel, maar hij begreep ons niet. Gelukkig had een andere Indonesiër het ook gehoord en hij probeerde ons duidelijk te maken dat dit niet Rantepao was. Uiteindelijk hadden we het door en konden nog net op tijd onze bus stoppen. Met tegenzin sprongen we er terug op - hilariteit in de hele bus natuurlijk - en reden nog een uur verder. We waren in Makale afgestapt... Ik dacht shit, dat komt hier nooit goed met ons in dit land.

In Rantepao werden we meteen opgeschept door Amos, die die dag onze gids zou zijn en met wie we een paar dagen later een trektocht zouden doen. We zijn helemaal niet gewoon een persoonlijke gids te hebben, dus na die eerste dag met Amos besloten we het terug op ons eentje te doen. Ik vond het te raar dat er de hele tijd iemand met ons meeging om vanalles uit te leggen en te zeggen waar we naar toe moesten. Het was wel gemakkelijk natuurlijk. Ik volgde Amos met mijn krakkemikkerig brommertje waarvan alleen de gas en de remmen werkten (genoeg dus) door de talloze kleine baantjes. We gingen naar een begrafenisceremonie waar we ons allesbehalve op ons gemak voelden - behalve in de keuken waar we rijst en varkensvlees in ons handen geduwd kregen - en deden de 'highlights' van de streek. De moeite! De begrafenisceremoniën zijn de echte trekpleisters van Sulawesi en lokken talloze toeristen (vooral groepen die per bus door de streek zoeven). Het is beter Sulawesi te mijden in juli en augustus.

Rotsgraf met pau pau die de overledenen voorstellen

Typische Tana Torajahuizen tijdens de ceremoniële buffelslachting

Eten in de keuken - ik had al vermoedens dat we het achteraf zouden moeten bekopen
De dag erna betreurden we onze koppigheid om alleen op stap te gaan al gauw. We wilden een wandeling doen maar liepen vele kilometers verkeerd. Ik begreep niks van de organisatie van het openbaar vervoer en was het beu om als een hulpeloos wezen alles verkeerd te doen. Voor het eerst op de hele reis wilde ik ergens weg. Niet naar België, maar gewoon weg uit Indonesie met zijn vreemde taal en gewoonten. De bemo's waarmee je je moet verplaatsen lijken in niks op de bemo's in Latijns Amerika. Het zijn gewone auto's en je moet het ruiken wanneer er eentje privé is, en wanneer publiek. Het is alleen duidelijk als hij overvol geladen zit, maar dan kan je er niet meer bij. Geen bordje 'Dit is de bemo naar...', noch een bordje 'Hier vertrekt de bemo naar...'. Noppes. Tirez votre plan. Het was allemaal erg verwarrend.

In de streek groeit de lekkere Sulawesi koffie, die hier ligt te drogen
Zicht vanuit een eethuisje op de rijstvelden
We bleven zoeken en vonden de juiste weg. De prachtige landschappen, de vele 'Hallo mister!' en lachende gezichten maakten veel goed. De volgende dag liepen we zelfs niet verkeerd en vonden ook vrij gemakkelijk de bemo. Je moet snel bijleren hier. Als je op de juiste manier met je hand zwaait stoppen ze.

Op de markt in Bolu worden tientallen varkens verkocht voor de ceremonies
Ook buffels, en die zijn een statussymbool
We vonden de streek rond Rantepao, de Tana Torajastreek, zo mooi dat we Amos vroegen 3 dagen met ons op stap te gaan. We wilden zien hoe zijn familie leefde en woonde. Zijn huis in Bokin was te klein en in te slechte staat maar we mochten in het huis van zijn ouders slapen. De dag voor we vertrokken hielden we een rustdag - en toevallig regende het bijna de hele dag, haha - en begon ik ziek te worden. Ik dacht dat het de volgende dag wel beter zou zijn, maar het was omgekeerd. De trektocht werd voor mij een marteltocht, maar ik hield stand. We kwamen aan in Bokin en ik viel in een koortsige slaap op het hardste bed waar ik ooit op gelegen heb. Erg jammer want ik had zoveel willen vragen en zien. De familie was erg ongerust en bezorgd. Toen we in het huis van Amos waren en ik zei terug naar de slaapkamer te gaan omdat ik even wilde gaan liggen, sprong Amos op 'Possible here!'. Op de betonnen vloer werden in allerijl een hoop matjes en dekens gehaald waarop ik lekker zacht (hm) moest gaan liggen. Dan kwam er ook nog een hoofdkussen en legde zijn vrouw een deken op mij. Erg schattig. En ik moest mij ook de hele tijd insmeren met hun speciale genezende olie (gewone eucalpytusolie). Meer hadden ze niet, het waren tamelijk arme mensen. Met sterke ruggen van het slapen op ijzerharde bedden en sleuren met zware zakken rijst.

Maarten hielp met het bemesten van de rijst, wat fantastisch was en ik probeerde ook even tot het me weer begon te duizelen. Gelukkig is het dorpsleven zeer ontspannen en wordt er veel tijd genomen om te rusten. Na een poos rust op het gezamenlijke pleintje vertrokken we naar een andere begrafenisceremonie. Deze was veel indrukwekkender, er waren veel meer mensen en er was duidelijk meer geld en tijd ingestoken. De varkens werden wel opnieuw op gruwelijke wijze omgebracht en behandeld. We zaten er een hele tijd rond te kijken en te genieten van alles wat er gebeurde. We kregen veel eten en koekjes, maar ik kreeg nog steeds geen hap door mijn keel. Ik probeerde enkele foto's te nemen en vond het weer jammer dat ik me niet beter voelde. Anders was deze 3 daagse zeker een van de hoogtepunten van de reis geweest. De volgende dag namen we een shortcut terug naar Rantepao, een erg mooie wandeling.

Maarten bemest het rijstveld van de familie van Amos
De donkere, armmoedige keuken van de familie
Er schiet niet veel over van de buffels als ze ermee klaar zijn
De processie van de familie van de overledene om de gasten te verwelkomen
Het was leuk geweest! Wij en Amos
Maarten werd de laatste dag ook ziek, maar gewapend met de kennis die we van Amos hadden gekregen (we hadden hem uitgehoord over alles wat ons niet duidelijk was) vonden we veel gemakkelijker als tevoren onze weg en konden alles regelen wat we nodig hadden. We raakten vlot tot Sengkang, vonden daar vlot een goedkoop hotel waar we op een oud mannetje botsten dat perfect Nederlands praattte en ons meenam op het meer. Het ging allemaal erg snel en was geweldig. Het meer maakte een diepe indruk op mij, evenals dat mannetje dat 9 talen sprak en allen zonder accent.

Scherend tussen de visplantsoenen nabij Sengkang
Een dorpje op het water in het Sengkang meer
Maarten, onze gids en schipper :-)
Ik voelde me een beetje beter, maar Maarten slechter. Ons hotel had een leuke sfeer al deden we er geen oog dicht. Er zat een ganse regeringsgroep gelogeerd en die moesten blijkbaar belangrijke zaken luid bespreken. Dan nog het geluid van de moskee erbij, Maarten die elk kwartier naar het toilet liep, en de drukkende hitte.

De volgende dag voelde ik me opnieuw slecht. We hadden nood aan rust, en zouden daarvoor naar Bira (het Oostende van Sulawesi) gaan. In kilometers niet ver van Sengkang, maar toch een 6tal uur met de bemo. Echter niet die dag. Met de eerste bemo werden we ergens gedropt waar er een motorcross was. Massa's volk en lawaai, maar geen bemo die ons verder richting Bira bracht. Uiteindelijk wel, maar we vertrouwden het niet en pastten. Zo lieten we 2 kansen schieten, achteraf gezien erg stom. We zaten er al anderhalf uur en hadden honger, toen we te horen kregen dat de volgende bemo pas om 5u ging. Oeps. Behalve zand kon je er niet veel eten en ik voelde me misselijk worden. Nog 2u later hoorden we gelukkig iemand roepen Bulukumba! en konden we verder. Maar zoals dat hier gaat, stopte die ergens anders, en moesten we opnieuw overstappen. Ook die stopte niet in Bulukumba maar een dorp ervoor. Opnieuw overstappen. Die overstappen gingen zo snel dat we geen tijd hadden om te eten. Een paar keer dacht ik te moeten overgeven, sommige chauffeurs rijden erg bruusk en als je je al niet goed voelt is dat bijna niet te doen op deze wegen. Na een tijdje ging het beter en hadden we veel plezier met de andere passagiers. Ondanks alle tegenslagen is het nemen van de bemo in Sulawesi een hobby geworden. Er gebeurt altijd wel iets en het is vaak lachen geblazen.

Die avond, in Bulukumba kon ik eindelijk een soepje eten. Ondertussen kunnen we al zo 'goed' Indonesisch dat we zonder enig Engels een superleuk hotel vonden en lange tijd stonden te grappen met de eigenaars. De hele ploeg kende ons al snel en we werden door iedereen enthousiast begroet. We kregen zelfs uitgebreid ontbijt op bed. Allemaal voor 100.000 rp.

De volgende dag was het nog meer lachen. Onze bemochauffeur was een beetje gek en kon 5 woorden Engels die hij de hele tijd herhaalde. Hij zei Kennedy! America! en 'You India?' en zong liedjes. Ik begon Indonesië leuk te vinden. Het is ook iedere keer hilarisch als we een woord vinden dat in het Nederlands hetzelfde is. Gisteren ontdekten we bijvoorbeeld dat handdoek, hier ook handdoek heet. Dan probeer je een 'towel' te vragen en snappen ze het niet. Maar 'handdoek'! En ze lachen 'Jaja!'

We overleefden de ontelbare diepe putten in een heel erg gammele bemo zonder dat die helemaal uit elkaar viel. De deur aan de chauffeurszijde sloot niet goed, die moest hij vasthouden. Onderweg was het hard gaan regenen en omdat het hendeltje om de ruiten naar omhoog te draaien mankeerde werden we goed nat. We kwamen uiteindelijk op zondagmiddag (in plaats van de geplande zaterdagmiddag) in Bira aan en waren getuige van de leegloop die elke zondagnamiddag plaatsvindt, als de Indonesische toeristen terug naar Makassar rijden. Tegen de avond hadden we het rijk voor ons alleen, maakten een mooie strandwandeling en gingen eten met zicht op zee. Het was erg duur en weinig, gelukkig dwaalt die Sulawesische bacterie nog steeds in mij rond en kon Maarten een groot stuk van mijn portie opeten. Hij was dankzij een uitgebreide namiddagsiësta stukken opgeknapt. Ik had ook lange tijd in de hangmat gehangen zonder veel resultaat.

We sliepen in een nieuw hotel (het staat zelfs nog niet in de Lonely Planet!! Ai ai!) waar de vriendelijke eigenaar erg zijn best deed zijn enige gasten te behagen. Hij blies het stof van de vensterbanken en liep dolgedraaid met een geurbus te spuiten. Hij toonde verschillende keren welke lichtknop voor welk licht was (er waren er 2). Maar hij vergat wel de vele spinnewebben en de cementzak onder het bed. De nieuwe kamer was al een afschijnsel van het krot dat het over enkele jaren zou worden. De vloer was scheef gelegd, de plafond leek een maanlandschap, en in de douche liep het water naar de verkeerde kant zodat je telkens met natte voeten op het toilet zat. In Sulawesi is het sanitair tamelijk primitief. Er is een kraan (zelden een douchekop), een 'waskom' (als je geluk hebt zonder gaten), en een soort toilet die je met die waskom moet doorspoelen. Iemand moet die mensen es duidelijk maken dat een lavabo handig kan zijn :-).

Die middag hadden we een leuk plekje gezocht om te eten, en ik dacht iets te zien. Toen ik ging kijken zorgde ik voor commotie; een vrouw riep naar een andere vrouw en zij riep op haar beurt weer naar een andere, het werd al snel een hels lawaai. Ik vroeg me af waar het restaurant was en wou dat net vragen toen een moslimvrouw in vlot Engels zei dat we welkom waren en gerust konden mee-eten. We waren op de maandelijkse reünie van de klas van '87 beland. We aten smakelijk temidden van een twintigtal moslimvrouwen en 1 man. Ze waren heel gastvrij en modern, met handtassen en blackberry's. Onze gastvrouw las zelfs regelmatig boeken (dat gebeurde op het platteland niet echt). Ze was ongehuwd en 42 jaar, reisde vaak en verkocht 'vanalles'. Van zo'n vriendelijke mensen word je automatisch goedgeluimd. Waarschijnlijk kon Maarten daarom zo goed dutten.

De volgende dag wachtte ons een onaangename klus. We wilden gaan snorkelen maar de beste plekken zijn enkel per boot bereikbaar. We moesten een kapitein en een boot vinden die ons geen tienvoudig bedrag aanrekende, en hopen dat hij die plekken kende. Ze vroegen allemaal 250.000 rp, en we gingen uiteindelijk van zeil met een oude man en zijn hulpje voor 200.000 rp. Om te demonsteren hoe weinig Engels hij kende, lachtte hij zijn tanden bloot (je kon door de spleten in zijn keel kijken) en duwde zijn wijsvinger en duim op elkaar. We waren vertrokken.

De zee was redelijk ruw en de golven kwamen boven ons bootje uit. Ik probeerde niet te tonen hoeveel schrik ik had en klemde me goed vast. In Azië kan je maar hopen dat het goed komt, want iets vragen lukt niet. Ik vroeg me weer af wat mensen toch zo fijn vinden aan dit deel van de wereld, en kreeg mijn antwoord toen we in het water plonsten. Prachtig koraal en tientallen vissen, veel meer soorten dan in Australië. De kapitein maakte schildpadbewegingen, en wij knikten dat we dat wel wilden zien. Zo kwamen we terecht in een schildpaddenzwembad, zoals ze vroeger vaak in het klein in de dierenwinkel verkochtten. We hadden meteen te doen met die arme beesten maar redden konden we ze niet. Dus zwommen we wat rond in de veel te kleine ruimte, waar schildpadden van alle groottes ons triest aanstaarden. We hadden geen idee waar we hierna mee naartoe genomen zouden worden. We werden gedropt op een eilandje waar vast ooit nog opnames van Temptation Island zijn geweest. Het is wel eens leuk om te zien. Om 1 u vertrokken we opnieuw en dachten dat het er nu wel zou opzitten. We hadden betaald voor een hele dag, maar de kapitein leek niet veel zin meer te hebben. Ik probeerde nog even lief 'Snorkel?' te vragen en hij schudde het hoofd. Toch stopte hij vlak voor Bira en gebaarde dat het rif hier diep naar beneden dook en er kans was om grote vissen (haaien!) te zien. Blij sprongen we opnieuw het water in, maar we hadden zoals vaak geen geluk met het spotten van dieren. Omdat we zo onverwacht toch nog konden snorkelen vergaten we ons in te smeren en ben ik nu ook nog es verbrand. Maarten was het snorkelen al snel beu (en dan wou hij leren duiken...) en we waren mooi op tijd terug in Bira om vanuit onze hangmat het Indonesische strandleven gade te slaan. Maarten had al snel een vriend en ze keken samen naar plaatjes uit ons boek over Indonesië terwijl ik probeerde van die steeds terugkerende misselijkheid en buikpijn af te raken.

We werden verrast door een school dolfijnen
Temptation Island Part II
Die avond was de avond van de mooiste zonsondergang boven zee die ik in mijn hele leven gezien heb. Er is geen bewijsmateriaal (de camera lag op de kamer) dus jullie zullen het zo moeten geloven. Het was fenomenaal, alle kleuren van de regenboog zaten erin, en alle soorten wolken die er zijn.

We gingen niet alleen naar Bira om uit te rusten aan het strand, we wilden ook de befaamde Bugis botenbouwers aan het werk zien. Voor we de bemo terug naar Makassar namen bezochten we de scheepswerf, die op het strand ligt. De Lonely Planet zegt dat ze uitsluitend met gewone handwerktuigen werken en geen nagels gebruiken om een van de beste boten van de wereld te maken. Maar er zitten wel nagels in, zij het niet veel, en ze gebruiken wel moderne werktuigen, al gebeurt het meeste met een gewone bijl en zaag. Ze waren erg trots en op elke boot werden we uitgenodigd om een kijkje te nemen. Deze vriendelijke mannen zijn echte kunstenaars. Ze doen alles op het zicht en de boten zien er fantastisch uit. We waren zo onder de indruk dat we de sigaretten uit onze rugzak vergaten te halen om uit te delen.

Als ze de Titanic hier hadden gebouwd was hij nooit gezonken
Heis de zeilen!
Nog een duwtje en het schip kan zo de zee in
Maarten liet zich nog even verwennen bij de lokale homokapper; knippen, scheren en hoofdmassage voor 1,20 euro. Waarom geven ze in België nooit hoofdmassages? Dan was het terug naar Bulukumba, en daar overstappen op een bemo naar Makassar. Die rit wil ik zo snel mogelijk vergeten. Ik voelde me niet goed, er was bijna geen plaats om te zitten, en Makassar leek eerder van ons weg te lopen dan dichterbij te komen.

Toen we aankwamen moesten we eerst nog een fotosessie doorstaan met onze medepassagiers, tot zij tevreden waren, en konden op zoek naar een hotel. We vonden een goed hotel: the New Legend, en maakten kennis met andere wereldreizigers. Zij vertelden ons over Azië, wij hen over Latijns Amerika (en hoe we het daar missen). Volgens hen viel het in Indonesië goed mee en zetten ze in andere landen de toeristen nog veel meer af.

De volgende ochtend keuvelden we nog wat verder tot de anderen de boot naar Flores namen. Wij gingen de enige attractie in Makassar gaan bezichtigen: Fort Rotterdam. We wisten dat er niet veel te zien zou zijn, en dat was ook zo. Toen we het terrein opwandelden kwam een jongen naar ons toe om wat te babbelen en nam hij ons mee naar zijn leraar. Dat bleek een vreemd figuur met een lelijke baard te zijn, waar een hoop andere leerlingen van hem rondzaten. Velen ervan spraken Nederlands, eentje zelfs vloeiend Spaans. Er was een schaaktoernooi aan de gang en ik moest het tegen de leraar opnemen. Natuurlijk verloor ik, alleen al door de stress van al die starende gezichten. Maar toen de leraar honend zei dat iemand hem had gezegd dat Belgische vrouwen met blond haar altijd van hem zouden verliezen, en dat er 3 dingen waren die we van hem moesten weten (hij was een meester van het schaken, een meester in snookeren, en de knapste man van Indonesië) begon mijn bloed toch wel lichtjes te koken. Eerst was het nog eens Maartens beurt om te verliezen. Om wraak te nemen vroeg ik om nog een spelletje, maar deze keer concentreerde ik me. En won. Ha, hij zal leren op te letten met Belgische vrouwen met blond haar.

Makassar was tegen alle verwachtingen in een leuke stad, een ideaal afscheid van Sulawesi. In het vliegtuig op weg naar Java dacht ik nog even terug aan de vele mooie en grappige momenten die we er beleefden. De vriendelijke uitbater van de gsmwinkel die na ons een uur te helpen geen geld wou aannemen: 'You come to my country. You welcome!' Het zoontje van Amos dat poedelnaakt hikkend van het lachen en onder de zeep de douche kwam uitgerend en pas na een aantal rondjes rond het huis terug naar zijn moeder liep. Of de vrouw die een rugzak op haar hoofd droeg en ondertussen aan het sms-en was op haar Blackberry.

Er zijn toch van die dingen waarvan je denkt: alleen in Azië...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten