Direct van Solo tot Malang in 2 dagen en andere kortverhalen

In afwachting van Maartens grote Indonesiëbericht, waar hij nu al een tijdje op zit te broeden, breng ik jullie snel even op de hoogte van onze avonturen in dit fascinerende eilanden-land.

We betraden Java via de luchthaven van Surabaya. Terwijl het vliegtuig laag over het platteland vloog konden we nauwelijks geloven dat dit nog steeds de Indonesische archipel was. Wat we zagen leek net België: lapjes landbouwgrond waartussen zich honderden huizen wrongen. Eenmaal op de grond bleven we dezelfde indruk hebben. Gelukkig rijden hier ojeks rond, en dragen de mensen zware manden op hun hoofd, dus we voelen ons toch nog ver van huis.

Op de luchthaven ontmoetten we een Belgisch gezin dat net van Yogyakarta naar Surabaya was gevlogen. Na hun uit te zwaaien vertrokken wij met de bus richting Yogyakarta, een rit van slechts 8 u. Op het laatste nippertje besloten we 1 stop eerder af te stappen in de stad Solo. Een goeie beslissing, we vonden Solo meteen erg aangenaam en genoten van het rondslenteren door de straten. Het is er helemaal niet toeristisch. Er zijn een hoop leuke markten te bezoeken en je kan er heel lekker eten. Vooral de vogelmarkt was een topper. Ze verkochten er de prachtigste vogels, (ook een aantal beo's en roofvogels), apen, gecko's en slangen. Je krijgt er ook gratis en voor niks ratten bij. Maar dat is in alle steden hier.
Op de vogelmarkt in Solo kan je apen met uilen vergelijken
Met de trein vertrokken we 3 dagen later naar Yogyakarta, de bekendste stad (na Jakarta natuurlijk) op Java. Er is een ViaVia café en hotel, dus daar moesten we heen. In de andere landen hadden we dat ook telkens gedaan. Het hotel was opnieuw fantastische prijs/kwaliteit, voor 160.000 rp (14 euro) een mooie kamer met de meest fantastische badkamer die we ooit gezien hebben. Een buitendouche onder een mangoboom! Het zat er vol Vlamingen, dat was wel even wennen na weken tussen de Indonesiërs gezeten te hebben. Er was wifi en we konden nog eens naar huis bellen.

In Yogya zelf waren we een beetje ontgoocheld. Het is er zo druk en zo groot dat we het liefst in onze chique badkamer zaten! We deden wel uitstappen naar het nabijgelegen Prambanan en Borobudur, 2 erg oude tempelcomplexen en de trekpleisters van Java. Ze zijn zeker mooi, maar ze benamen ons minder de adem dan de Inca of Maya sites van Latijns Amerika. Het was weekend en over de koppen lopen. Feitelijk was dat niet zo erg, het was een attractie op zich. In Prambanan werden we eerst meegetroond door een zogezegde opgraver die ons in brabbeltaal uitleg gaf en wij uit beleefdheid de rug niet durfden toedraaien - tot hij geld vroeg. Daarna kwamen 2 studenten naar ons die hun Engels wilden oefenen. Ze wisten niet echt veel, die van Maarten kon ook niet zo goed Engels. Mijn privégids was erg grappig en wist vooral veel over liefdesscènes en de symboliek van de vreemde penisachtige zuilen. We leerden hun een paar extra woorden Engels en namen afscheid.
De brug naar het nirwana in Prambanan
De tempel van Shiva in Prambanan
Eline bekeert zich tot het boedhisme in Borobudur
Ook deze meisjes dragen Boedha een warm hart toe
Even een woordje van wijsheid in fluisteren
Bij Via Via wisten ze hoe we ons visum konden verlengen op het immigratiekantoor van Yogya. Op maandag konden we eindelijk het papierwerk regelen. We hadden er wat schrik van, want overal hoor je verhalen over corruptie en visaverlengingen die 2 weken in beslag nemen en een complete lijdensweg zijn. Maar toen we maandag netjes gekleed en tegen iedereen heel beleefd goeiedag zeggend het kantoor binnenwandelden bleek onze schrik ongegrond. Het was wel wat omslachtig, maar we hadden een hele lieve ambtenaar en uiteindelijk ging alles vlot. We moesten 2 dagen later terugkomen. Beleefd en vriendelijk blijven is altijd de beste manier om dingen te regelen.
In die tussentijd bezochten we het Diengplateau, een 150 tal km ten noorden van Yogja. We waren voorbereid op een busrit van een hele dag met diverse overstappen, maar een wonder geschiedde en alles ging zo vlot dat we al om half 4 konden uitrusten op het balkon van ons hotel in Dieng. Net op tijd om te schuilen voor de regenbuien.

De volgende dag waren we zo gek om 4u op te staan om te voet naar een uitzichtpunt te wandelen voor de zonsopgang over de vulkaan. We hadden de afstand wat onderschat en moesten op het einde erg snel doorstappen om niet te laat te komen. Net toen de zon opkwam stonden we op het uitzichtpunt te hijgen. Gelukkig was het de moeite en konden we genieten van een prachtig schouwspel.

Die van Dieng hielden het eerder bescheiden met hun tempels
Op uitkijk in ons eigen luchtkasteel boven de wolken
De pattatenstreek bij uitstek in Java
Om 10u hadden we alle interessante wandelingen van de streek gedaan en vertrokken we naar Magelang, met het plan de volgende ochtend op tijd in Yogja aan te komen om ons visum op te halen. Het lukte allemaal redelijk vlot, zelfs het visum de volgende dag (we moesten maar een uur wachten).
Toen begon het allemaal wat verwarrend te worden. We wilden naar de vulkaan Bromo in het oosten van het eiland. Op de kaart zagen we dat er een korte weg liep via Solo naar Malang, en dan naar Probolingo, om tot slot in het dorpje op de flank van de vulkaan uit te komen. We namen de bus naar Solo, die er erg lang over deed (stom, beter de trein genomen). Op die bus ontdekte ik dat we in Yogya de kans om Kopi Luwak te drinken hadden laten liggen. Volgens internetbronnen kon dat ook nog in Solo, maar ik vond geen informatie over andere plekken in Indonesië waar we nog zouden langskomen. Dus in Solo verloren we heel wat tijd om een kop koffie te drinken...

Om 4u vertrokken we met de bus direct naar Malang, tenminste, dat dachten we. Het werd al snel duidelijk dat we niet zoals beloofd 6u later in Malang zouden toekomen. 7u later werden we gedropt in Kediri, niet eens halfweg. We hadden dubbele prijs betaald en kregen na enig reclameren ons geld terug. Toch wel een overwinning, in Indonesië na te zijn afgezet je geld terugkrijgen! Die nacht mochten we overnachten bij een vriendelijke Indonesiër en zijn familie die we op de bus hadden ontmoet. De volgende ochtend bracht hij ons naar de bus die van Kediri nog eens 3u lang via een prachtige weg naar Malang reed. Ik denk niet dat er veel toeristen via deze omweg naar Bromo gaan en we zagen dan ook veel verbaasde gezichten en wijzende vingers. Het was wel leuk, iedereen die meer dan 2 woorden Engels sprak kwam een praatje maken. In heel Indonesië hebben de mensen altijd tijd voor een babbel.

Onze nieuwe vriendinnen in Kediri, Eka en Anisa
De kokin van het eethuisje in Malang schotelde ons heerlijk eten voor
In Malang vonden we vlot (met hulp van een Indonesisch meisje) de bus naar Probolingo, maar kwamen daar toch te laat aan om vlot vervoer tot Cemoro Lawang te vinden. Er stond een Franse familie al een uur te wachten. Na lange onderhandelingen vonden we iemand die ons voor 33000 rp ipv 25000 rp naar Cemoro wou brengen. Het was een toffe gast en we konden het goed met elkaar vinden. Hij vertelde dat hij de ramadan maar niks vond, want dan mocht hij een ganse dag niet roken. Hij lapte die regel aan zijn laars tot woede van zijn ouders. Verder vond hij zijn vriendin te streng Islamitisch. Ze waren nu al 2 jaar samen en hij mocht pas bij haar slapen als ze getrouwd waren. Hij hoopte dan ook zo snel mogelijk te kunnen trouwen, maar moest eerst 15.000.000 rp bijeensparen voor om een trouwfeest te kunnen geven.

De volgende dag moesten we opnieuw vroeg opstaan. Deze keer was dat geen probleem, vanaf 2 u 's nachts raasden de toeristenjeeps met veel lawaai door de straat. 99% van de toeristen doet de Bromovulkaan met de jeep, wat belachelijk is: de wandeling is erg gemakkelijk en niet eens lang. Bovendien moet je het moeilijkste stuk sowieso wandelen. Nadeel is dat je als eenzame wandelaar in het stof van de tientallen jeeps terecht komt. Deze keer waren we ruimschoots op tijd en voegden ons bij het lawaai van door elkaar roepende Hollanders en Fransen. Het zicht was spectaculair omdat de vulkaan onophoudelijk gigantische stofwolken de lucht in spuwt. Eens de zon volledig aan de horizon stond begon de uittocht van mensen, jeeps, paarden en brommers terug naar beneden. We volgden de paarden, die in galop een shortcut namen om samen met de jeeps in de krater aan te komen. In de krater werden de meest luie toeristen terug op een paard gehesen om 500m verder aan het begin van een steile trap afgezet te worden. We namen met zicht op de hele heisa ons ontbijt in de hoop dat we snel de krater voor ons alleen zouden hebben. In plaats van met honderden (vooral Hollanders) tegelijk de trap op te lopen genoten we met slechts enkele andere laatkomers van de brute kracht van de vulkaan, die luid rommelde.

De eerste zonstralen zetten de Bromo in de schijnwerpers
Tot vlak op de rand van de krater wonen mensen tussen de ajuinen
Zowat elke luie toerist nam een anders gekleurde jeep om de 2km naar de krater niet te hoeven wandelen
En dan gingen ze met het paard tot de onderkant van de trappen
We lieten klein Holland achter ons, vonden veel gemakkelijker dan de dag ervoor vervoer terug naar Probolingo en dokterden een strategie uit om in het busstation van Probolingo een bus naar Bondowoso te vinden, zonder dat de stationsbedriegers massa's commissie zouden opstrijken. Dat lukte slechts gedeeltelijk, maar we zaten wel in een van de beste bus tot nog toe in Indonesië. We vergaven de vrouw en de buschauffeur die elk 5000 rp in hun zak hadden gestoken. Na al die dagen erg vroeg opstaan en het dagelijkse gevecht met het openbare vervoer hadden we er nood aan enkele dagen de toerist uit te hangen. Dat wil zeggen, hotel met zwembad en georganiseerde trips. Het verging echter weer anders. In Bondowoso ontmoetten we Sam, die voorstelde om samen met een Tjech 2 dagen bij hem thuis te logeren. Hij zou ons gidsen naar de Ijenvulkaan, die we zeker wilden zien. Het zwembad zal dus voor een andere keer zijn, evenals die douche met warm water. Een georganiseerde trip was er tot onze opluchting wel bij, we moesten ons geen zorgen meer maken over hoe we tot de Ijen zouden raken.

Ons derde verblijf bij een Indonesische familie was weer geweldig. In tegenstelling tot de 2 nachten bij Amos was ik deze keer niet ziek en kon ik bij alles veel bewuster aanwezig zijn. We werkten opnieuw in de rijstvelden, met 4 grappige vrouwen die niet ophielden met giechelen. We deden onze was in de dorpsrivier omringd door enthousiast naakt rondlopende kinderen. Iedereen was zo vriendelijk! Ook al hebben ze nauwelijks comfort, de mensen zijn hier zo gelukkig met elkaar dat het mij absoluut geen straf lijkt hier te moeten wonen. Iedereen loopt door elkaars tuin en huis, en overal waar je komt moet je een praatje maken. We waren hier op de avond van een moslimsfeest, als voorbereiding op de ramadan. Dan is het de gewoonte dat de mensen lekkere hapjes maken om aan iedereen uit te delen. Ook aan ons, en ze waren om je vingers van af te likken.
Dichtbij durfden de dorpskinderen niet komen, tenzij om in een boek over Indonesië te kijken
Twee vreemde eenden in het rijstveld
En een vlaamse haan in de kooi
Ons publiek tijdens het kleren wassen
De tweede dag was het opnieuw vroeg opstaan want we moesten op tijd aan de Ijen vulkaan zijn voor er te veel wolken het zicht zouden belemmeren. Uiteindelijk waren we een van de laatsten die aan de klim begonnen, tenminste als je de tientallen arbeiders niet meerekent die tweemaal daags zwavel in zware manden de krater uitsleuren. Wat zij doen is zo zwaar, ongezond en onmenselijk dat ik echt niet kan begrijpen dat zoiets nog mogelijk is in de 21e eeuw. De dampen prikken hard in je ogen en je keel dat elke vezel in je lichaam het uitschreeuwt, maar deze mannen dragen op teenslippers manden van 80 kg en meer de steile helling op, zonder masker of enige andere bescherming. Onder het oog van tientallen toeristen. De situatie is zo onwerkelijk dat ik het gevoel had dat ze het speciaal voor ons deden, zodat wij met open mond zouden kunnen staan kijken en foto's nemen, en hoofdschuddend uitroepen wat een vreselijk werk dat toch was. Want hoe kan het nu moeilijk zijn om een lift of iets dergelijks te installeren...? Misschien is dat een te Westerse oplossing, en te eenvoudig. Niemand kon ons een antwoord geven.

Een drager slooft zich af om zwavel in de giftige dampen tot boven te sjouwen
De manden vullen met zwavel op de rand van het warme kratermeer
Die drager moet nog wat meer spinazie eten
Terug beneden ontmoette ik toevallig een fotograaf van National Geographic. We keken allebei hoofdschuddend toe hoe een Zwitser met een zeer hoge zelfachting dacht deze arme mensen te redden met het uitdelen van T shirts, schoenen en sigaretten. Het was een grappige en tegelijk trieste bedoening. Helaas hadden we een gegidste tocht geboekt, anders had ik waarschijnlijk de hele dag met deze ongelooflijk interessante man staan praten. Hij had twee nachten in de krater zelf doorgebracht. Voor ik meer kon vragen stond Sam, onze gids, te zwaaien dat we doormoesten. In het busstation bleek dat ook hij onder 1 hoedje speelde met de busmaffia. Hij gaf ons een prijs die dubbel zo hoog was. Als het om vervoer gaat kan je echt niemand vertrouwen.

Op de boot naar Bali sprongen enkele kinderen van het hoogste dek het water in. Een Indonesisch meisje knikte hoofdschuddend: "So sad. To get money..." Een originele manier van bedelen, maar inderdaad triestig. Erger opeengepakt dan sardienen in een blik reden we tot Denpasar, waar we samen met onze Tjechische vriend een leuk hotel vonden. Hij deed wel eerst nog moeilijk over de geur, maar wij waren supergelukkig met onze ruime kamer met TV, douche, toilet, handdoeken en zelfs zeep. De geur van motteballen, tjah, die zijn wij al gewoon.

2 opmerkingen: